Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 37 van 1112

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[32] Omdat het zo snel opstijgt, en zich de geboorte ook zo snel verheft, voordat zij geheel van het water des levens is doordrongen, daarom behoudt de schrik haar bitterheid uit de strenge geboorte, want aanvankelijk is de geboorte heel streng, koud, vurig en zuur. Daarom is die schrik ook zo geweldig en sidderend, want zij beweegt de gehele geboorte, beweegt zich daarin heen en weer, totdat zij het vuur in de grimmigheid aansteekt, waaruit het licht zijn oorsprong heeft. Dan wordt de sidderende schrik met de zachtheid van het licht door­straald en gaat de geboorte op en neder, wentelt zich om zich zelf heen als een rad, dat door middel van zeven raderen in elkander gemaakt is. Uit dat wentelen en draaien ontstaat de klank of de toon naar ieders geaardheid en steeds doordringt de ene kracht de andere, want de krach­ten zijn allen lichamelijke broeders in een lichaam, en de zachtmoedigheid stijgt op en vertoont zich tot in het oneindige. Naar de kracht, die zich bij dat omwentelen het sterkste in de geboorte vertoont, naar diezelfde kracht, soort en kleur, vormt nu de Heilige Geest de beelden in het lichaam der natuur.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[46] Zulk werk doen ook de heilige Engelen, en in de drieheid bevindt zich een zacht, lief lik en zoet water, waaruit de geest zich door middel van de klank steeds verheft. De ene kracht brengt de andere zo in beweging, dat het lijkt, alsof er lieflijke gezangen of snarenspel oprijzen. En naar de wijze van opstijgen van de geesten op de verschillende plaatsen,, naar die wijze wordt ook de toon gevormd, maar zeer zacht, voor de lichamen der Engelen onbegrijpelijk, maar voor de dierlijke ge­boorte van de Engelen zeer wel begrijpelijk. En zoals de godheid zich op elke plaats vertoont, zo vertonen zich ook de Engelen, want de Engelen zijn uit dit wezen geschapen en hebben de vorsten der Oergeesten gods onder zich, zoals zij zich in de geboorte Gods bevinden. Zoals zich daarom het wezen Gods in de geboorte vertoont, zo vertonen zich ook de Engelen. Diezelfde kracht, die in alle tijden de eerste wordt en uit het hart van God in den Heiligen Geest jubelt, doet de krachtvorst der Engelen zijn lofgezang aanheffen en jubelen met zijn Heer; eerst de ene en al spoedig de andere, want de geboorte van God is als een rad.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[54] Het licht van God en de geest van God kunnen de scherpe openbaring van God niet begrijpen, daarom zijn het ook twee afzonderlijke aanzichten van God. Daarom kon Lucifer met zijn strenge, koude en harde vuurge­boorte, het hart en de heilige geest van God niet meer beroeren, noch proeven, noch voelen, maar werd met zijn vuurgeest uitgesmeten in de buitenste natuur, waarin hij het toornvuur had aangestoken. Diezelfde natuur is weliswaar het lichaam van God, in welke zich de Godheid openbaart, maar de duivels kunnen de zachte geboorte van God, welke in het licht opgaat, niet begrijpen. Want hun lichaam is niet in het lichaam bestorven, en leeft in de buitenste en strenge geboorte Gods, waar het licht nooit meer ontstoken wordt. Hun vet in het zoete water is opgebrand, en uit dat zelfde water is een zure stank ontstaan, waarin het licht Gods niet meer kan ontstoken worden en het godslicht kan daar ook niet meer binnengaan. Want de Oergeesten in de duivelen zijn in de verharde toorn opgesloten, hun lichamen zijn een harde dood en hun geesten zijn een grimmige angel van de toorn Gods, en hun Oergeesten openbaren zich voortdurend in de innerlijke scherpte, naar het recht der scherpe Godheid. Zij kunnen zich niet anders openbaren, ook kunnen zij niet afsterven of vergaan; zij blijven in de allerangstigste geboorte en er is in hen niets dan louter grimmigheid, toorn en boosheid, omdat de aangestoken vuurbron van eeuwigheid tot eeuwigheid op­stijgt. Zij kunnen ook in der eeuwigheid niet meer de zoete en lichte ge­boorte Gods beroeren, noch zien noch begrijpen.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Het licht wordt niet alleen in en uit de sterren geboren, maar in het ge­hele lichaam dezer wereld. Deze sterren steken het lichaam dezer wereld steeds weer aan, zodat de geboorte overal zal plaats vinden. Nu moet ge dit goed begrijpen. Het licht of het hart van God neemt zijn oorsprong niet alleen uit de wilde en ruwe sterren, waarin liefde en toorn door elkander gemengd zijn, maar uit de plaats, waar het zachte water des levens steeds weer geboren wordt. Dat water is bij de aan­steking des toorns niet door de dood gegrepen kunnen worden, omdat het bestaat van eeuwigheid tot eeuwigheid en reikt tot alle einden dezer wereld. Het is het water des levens, hetwelk door de dood heen breekt en waaruit het nieuwe lichaam Gods in deze wereld gebouwd zal worden. Het bevindt zich zowel in de sterren als op alle plaatsen, maar nergens is het te vatten of te begrijpen, en toch vervult het alles en allen. Het is ook in de lichamen der mensen, en wie naar dat water verlangt, en ervan drinkt, in die mens wordt het licht des levens aangestoken, het­welk het hart van God is, en daaruit welt de Heilige Geest op. Nu zegt gij: Hoe komt het dan, dat de sterren zich bevinden in liefdes­toorn? Ziet, de sterren zijn vanuit het ontstoken huis des toorns opge­gaan, evenzo als de beweeglijkheid van het kind in het moederlijf, in de derde maand, zich manifesteert. Nu zijn echter de sterren aangestoken door het eeuwige, onsterfelijke water des levens en datzelfde water is nooit gestorven.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[38] En datzelfde nieuwe lichaam is het water des levens, hetgeen ontstaat, als het licht door de toorn heendringt en de Heilige Geest is de vorm­gever daarin. De Hemel is de scheiding tussen de liefde en de toorn en is ook de plaats, waar de toorn zich in liefde verandert. Wanneer gij nu naar de zon en de sterren kijkt, moet gij niet denken, dat zij de reine God zijn, en gij moet u niet voornemen hen iets te bidden of te smeken, want zij zijn de heilige God niet; zij zijn de aangestoken geboorte van Zijn lichaam, waar liefde en toorn met elkander worstelen. De heilige God echter is in het midden van al deze dingen in zijn Hemel verborgen, en gij kunt Hem niet zien noch begrijpen; de ziel en de siderische geboorte begrijpt hem half, want de Hemel bevindt zich tussen de liefde en de toorn en diezelfde Hemel is overal, ook in uzelf. En wanneer gij nu den heiligen God in Zijn Hemel aanbidt, dan aanbidt gij Hem in de Hemel, die in u zelf is, en diezelfde God breekt met Zijn licht en daarin de Heilige Geest, door uw hart heen en doet uw ziel in een nieuw godslichaam, dat met God in zijn Hemel heerst, herboren worden. Want het aardse lichaam, dat gij draagt, is één lichaam met geheel het ontstoken lichaam dezer wereld, het lichaam komt ook overeen met geheel het lichaam dezer wereld. Er is geen onderscheid tussen de sterren en de diepte, alsmede tussen de aarde en uw lichaam, want het is alles één lichaam. Alleen dat onderscheid is er, dat uw lichaam een zoon is van het heelal en daarmede ook gelijkenis heeft. Zoals elk nieuw lichaam dezer wereld wordt geschapen in zijn Hemel, zo wordt ook uw nieuwe mens in zijn Hemel geboren, want alles is één Hemel, waarin God woont, en waarin de nieuwe mens woont en dat kan niet van elkander gescheiden worden.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Toen nu echter het licht van de zon aangestoken werd, kwam de naastbij­zijnde kring om de zon in een vuurschrik te staan, want het licht van de zon werd in het water zichtbaar en de bitterheid uit het water voer in de vuurschrik mede uit. Het licht was er vlug bij en greep de vuurschrik vast als een gevangene en zo werd zij lichamelijk. Hierdoor is in de eerste omgang de planeet Mars ontstaan, wiens kracht zich bevindt in de bittere vuurschrik, want hij is een vechtersbaas, een doder en een onstuimige als een vuurstraal; daarbij is hij een heftige en giftige vijand der natuur, door wiens opwaken en geboorte in de aarde allerlei vergiftige en boze vormen ontstaan zijn. Daar echter de hitte in het middelpunt van het lichaam zo machtig groot was, straalde zij ook zo ver van zich af en opende de kamer des doods door haar aansteking van het licht zo ver, dat zij (de zon) de grootste ster werd.
Hoofdstuk 25: Van het gehele sterrenlichaam, dat is de gehele astrologie of het gehele lichaam dezer wereld. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[35] Hoe zal hij, die in het diepe water zwemt, zich wel kunnen verweren. Hij heeft al genoeg te doen met zich in evenwicht te houden en dan wordt hij tegelijkertijd nog door de duivel bestookt. Het ene gevaar volgt het andere op, zoals ook onze koning Christus zegt: Het is moeilik voor een rijkaard om het Koninkrijk der Hemelen binnen te gaan. Het is lichter, dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke inga in het Koninkrijk Gods. (Math. 19, vs. 24 en Marcus 18, vs. 25). Wil iemand wedergeboren worden, dan moet hij zich niet als onderdaan geven aan zijn hebzucht, zijn hovaardij of zijn eigen kracht, ook moet hij niet luisteren naar de wil van zijn vlees, maar hij moet vechten en strijden tegen zichzelf, tegen de duivel en alle vleselijke lusten en hij moet bedenken, dat hij een knecht en pelgrim is op aarde, die door het gevaarlijke tranendal moet komen in een andere wereld. Daar zal hij heer zijn en zijn heerlijkheid zal in steeds meer volkomen lust en schoonheid stralen.
Hoofdstuk 25: Van het gehele sterrenlichaam, dat is de gehele astrologie of het gehele lichaam dezer wereld. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[42] Alzo is op de vierde dag in de angstgeboorte dezer wereld in het midden van deze wereld de zon opgegaan en staat op haar eeuwige lichamelijke plaats stil, want zij kan zich geen andere plaats kiezen of zich op een andere plaats neerzetten. Zij is het enige natuurlijke licht in deze wereld en buiten haar is er geen ander licht in het huis des doods. En of het nu al lijkt alsof de andere sterren ook helder licht afstralen, toch is het niet zo; zij nemen deze glans allen van de zon, zoals spoedig hieronder volgt. De ware geboorte van de zon en de planeten is geschied als volgt: Toen de Hemel als afscheiding werd gesteld tussen het licht van God en de aangestoken verwording van het lichaam dezer wereld, toen was het lichaam van deze wereld een duister dal en had niet het licht, dat in het buitenste lichaam buiten de Hemel geschenen had. Alle krachten stonden daar als in de dood gevangen en gingen zo hevig tegen elkaar te keer, dat in het midden van het lichaam hitte ontstond. Toen het gebeurde dat de angstige geboorte in de hitte kwam te staan, toen brak de liefde in het licht van God door de Hemel der scheiding heen en stak de hitte aan. Toen ging in de hitte, in het water, of het vet in het water het schijnende licht op en het hart van het water ontstak zichzelf en dat is in een ogenblik gebeurd. Toen het licht het lichaam goed had omvat, is het lichaam daardoor in een tamelijk zachtmoedige toestand veranderd, zodat het niet meer in die verschrikkelijke angst behoefde te zijn.
Hoofdstuk 25: Van het gehele sterrenlichaam, dat is de gehele astrologie of het gehele lichaam dezer wereld. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[59] Verder kunt gij niet loochenen, dat de gal in een creatuur ontstaan is uit het hart, want zij is een ader naar het hart en zij veroorzaakt de beweeglijkheid, waardoor de hitte geboren wordt. Zij heeft haar eerste oorsprong uit de flits van het leven, als dat zich in het hart openbaart, en het licht in het water opgaat. De vuurschrik gaat vooraf, hij stijgt uit de angst in het water, in de hitte op. Wan( wanneer de hitte in de koude en zure hoedanigheid zo in angst komt te zitten, dat het licht zich door de verborgen Hemel van het hart, ;n de lichamelijkheid ontsteekt dan schrikt de bange dood in de toorn Gods en wijkt als de bliksem van het licht en stijgt boven zichzelf uit vol schrik bevende en vreesachtig, terwijl het licht uit het hart hem nazit en hem beïnvloedt, zodat hij stil blijft staan.
Hoofdstuk 25: Van het gehele sterrenlichaam, dat is de gehele astrologie of het gehele lichaam dezer wereld. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Daar echter het hart of de kracht van de zon de angstige geboorte of hoedanigheid van grimmigheid en toorn niet afsluiten of matigen kon, stond deze gehele omgeving in gruwelijke angst, als een vrouw in barens­nood, en kon geen hitte verwekken wegens de verschrikkelijke koude en zuurheid. Waar evenwel de beweeglijkheid begonnen was door de kracht van de verborgen Hemel heen, daar kon de natuur niet rusten, maar zij maakte zich sidderend gereed tot scheppen en deed uit de geest van de scherpte de zure koude en strenge zoon geboren worden, de ster Saturnus. De geest van de hitte kon zich niet ontsteken, waaruit het licht en uit het licht door het water, de liefde en zachtmoedigheid ontstaat, doch het was een geboorte van strenge, koude en hevige grimmigheid, die is een ver­droger, een vernietiger, en een vijand van de zachtheid. Die geboorte is het, die in de creaturen het harde gebeente vormt. Saturnus is niet aan zijn plaats gebonden, zoals de zon, want hij is niet een stoffelijke plaats in de ruimte der diepte, maar hij is een zoon, die uit de kamer des doods, uit de ontstoken, harde en koude angst geboren is, en hij is nu een bewoner van de ruimte, waarin hij rondloopt, want hij heeft zelf een stoffelijk lichaam, zoals een kind, wanneer het uit de moeder geboren wordt.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Uit deze ontstoken plaats van de zon zijn op bijzondere wijze zesderlei hoedanigheden ontstaan en geboren, allen naar goddelijk geboorterecht. Eerst is de vuurschrik of de beweeglijkheid in de hitte opgegaan; dat is de aanvang van het leven in de smart van de dood. Ten tweede is het licht in het vet van het water in de hitte schijnend geworden; dat is nu de zon. Ten derde: toen het licht van de zon het gehele lichaam van de zon door­straald had, is de kracht van het leven, die door de eerste inwerking opgegaan is, omhoog gestegen, juist zoals het gaat, wanneer men een stuk hout aansteekt of vuur uit een steen slaat. Men ziet eerst de glans en uit die glans de vuurschrik en na de vuurschrik de kracht van het aan­gestoken voorwerp of lichaam, en dat licht met de kracht van het lichaam verheft zich zeer plotseling boven de schrik en regeert veel hoger. dieper en machtiger dan de vuurschrik. Ook wordt de kracht van het aange­stoken lichaam in de uitgetogen kracht buiten het vuur zacht, lief lik en vernuftig, en daaruit kan men pas goed het goddelijke wezen begrijpen. Zo is het ook gegaan met het ontstaan van de zon en de twee planeten Mars en Jupiter. Wijl ook de plek van de zon alle hoedanigheden naar de rechten van de Godheid bezat evenals alle andere plaatsen, daarom stegen ook ten tijde van de eerste ontsteking alle hoedanigheden op en neer en ontwikkelden zich naar eeuwige rechten. De kracht van het licht, die de zure en bittere hoedanigheid van de plaats der zon verzachtte en dun maakte als het water of als de liefde des levens, toog naar zijn deemoedige aard naar beneden. Daaruit is de planeet Venus ontstaan. Zij doet in het huis van de dood de zachtmoedigheid naar buiten komen, zij ontsteekt het water en zij dringt zachtjes door de hardheid, zij ontsteekt de liefde, waarnaar de hogere beheersing als de bittere hitte van Mars en de hartelijke gevoeligheid van Jupiter begerig wordt. Daaruit ontstaat de beïnvloeding; de venuskracht maakt de grimmige Mars zacht en vertedert hem, en Jupiter maakt zij deemoedig, want anders zou de kracht van Jupiter door de harde kamer van Saturnus heenbreken en door de schedel van mensen en dieren, en de zinnelijke waarneming zou veranderen in hoogmoed boven het goddelijke geboorterecht, naar de aard en wijze als van de trotse duivel.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[80] Dit is de juiste poort van Gods verborgenheid, waaraan de lezer merken moet, dat het niet in het menselijk vermogen lag zo iets te onderkennen of te weten, tenzij het morgenrood in 't centrum der ziel aanbrak. Want het is een goddelijk geheim, dat geen mens door eigen verstand kan door­gronden. Ik acht mij zelf daartoe ook niet waardig. Er zouden ook spot­ters genoeg zijn; de verdorven natuur schaamt zich zeer voor het licht. Ik kan het spreken daarom niet nalaten, want als het goddelijke Licht in de cirkel van de levensgeboorte aanbreekt, verheugen zich de oei geesten en zien de cirkel des levens hunne moeder terug in de eeuwigheid en ook voor zich uit in de eeuwigheid. Het is geen standvastig wezen of een verklaring van de Oergeesten, nog minder van het dierlijke lichaam, maar het zijn stralen, van 't doorbreken van Gods licht met vurige drang, die door. het zachte water des levens in de liefde opstijgt en in zijn Hemel staan blijft.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Het is nu echter tijd, om de ware innerlijke betekenis van zulke teksten aan allen te openbaren, die het waard zijn daaraan deel te hebben. Degenen, die dat niet waard zijn, zal het duur te staan komen als ze zich ermee bemoeien, want Ik laat in dat geval beslist niet met Mij spotten, en van deze regel zal Ik nooit afwijken.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Wie of wat was dan wel dit Licht, deze grote gedachte, deze heilige grondgedachte van al het toekomstige, werkelijke, vrije bestaan? -Dat was niemand anders dan God Zelf, omdat in God, door God en uit God onmogelijk iets anders dan God Zelf Zich in Zijn eeuwig volkomen wezen liet zien; en daarom mag deze tekst ook als volgt luiden:
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] (Alle dingen zijn daardoor geschapen en zonder dit is niets geschapen, dat geschapen is. Joh. 1:3) Dit vers zegt dat datgene actief is geworden, wat al in het eerste vers als het 'Woord' of 'Licht' in de diepste grond van al het Zijn en Worden geheel aanwezig was, maar zich nog niet als iets wat al uitgetreden was, duidelijk zichtbaar liet zien.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...