Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2225 resultaten - Pagina 37 van 149

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[10] Want er kan voor een eerlijk mens op deze aarde niets heerlijkers bestaan dan te leven en te werken in een ware gemeenschap van mensen wier motto 'liefde en waarheid' is, waar de menselijke waarde van de mens onderling als het heiligste onderpand van ons bestaan erkend wordt en dus ook als datgene, wat het van God uit is, en waar voor alle leden als uit één hart de Heer echt leeft, waar ze Hem liefhebben en Hem alleen alle eer geven en ook als uit één mond zeggen: 'De Heer alleen is alles in alles, en wij zijn louter broeders onder elkaar, waarvan niemand zich ook maar enigszins inbeeldt dat hij meer en beter is dan zijn naaste; en mocht er al sprake zijn van verschillen in dit gezelschap, dan moeten die alleen hieruit bestaan, dat de één de ander tot een steeds grotere vriend probeert te zijn, om met vereende krachten alle mensen in de volste waarheid van dienst te zijn!'
Hoofdstuk 101: Roclus en Floran in gesprek over Stahar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] De weg hierheen naar de oude visser Marcus zijn wij beiden voor ons plezier heel vaak gegaan. Hebben wij echter ooit ook maar het minste Voorteken waargenomen dat voor ons beiden hier eenmaal het grootste levenslicht zou opgaan, dat wij juist hier de enig ware God, van wie wij niet één keer ondanks alle zoeken ooit enig begrip konden krijgen, niet alleen begripsmatig, maar -incredibile dictu** (** ongelooflijk om te zeggen) - zelfs volkomen persoonlijk zouden leren kennen, en dat op een manier die niet de minste twijfel laat bestaan? Kijk, zo gaat het met alle dingen vanuit God! Als men eigenlijk helemaal niets meer zoekt, dan vindt men vaak duizendmaal meer dan men gezocht heeft! ...
Hoofdstuk 105: De onbegrijpelijke wegen van de Voorzienigheid. Waarom Stahar ten aanzien van de heer twijfelde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Morgen nemen wij voor langere tijd afscheid en Ik zal over bijna een jaar deze streek weer bezoeken en met Mijn voeten betreden; maar omdat Ik hier zo'n grote overwinning heb bevochten en daarom een blijvend monument in de vorm van dit badhuis en de nieuwe haven heb opgericht, dat niet gemakkelijk ooit geheel verwoest zal worden -behalve in een tijd dat het geloof aan Mij zal verdwijnen en daarmee de liefde -, wil Ik dan ook nog iets doen. Dan echter, als geloof en liefde onder de mensen niet meer zullen bestaan, zullen hordes barbaren deze landen binnenvallen en alle gedenktekens verwoesten van deze grote tijd, die zich sinds Mozes tot aan Mij over deze landen heeft uitgebreid.
Hoofdstuk 107: Een voorspelling van de Heer over de toekomst: de volksverhuizing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Dit zou wel gemakkelijk te verhoeden zijn; maar toch zal het niet verhoed worden. Dit badhuis zal nog wel bestaan en de haven, en het wordt niet verwoest in de tijd dat Jeruzalem zal vallen; maar toch zal het geen vijfhonderd jaar oud worden. Want Ik zeg jullie, met Jeruzalem zal het beginnen; maar de mensen zullen zich niets gelegen laten liggen aan de waarschuwing die aan Jeruzalem zal uitgaan, en ze zullen vervallen in allerlei arglist, wereldsgezindheid, kwaad, trots, leugen, zelf en heerszuchthoererij en echtbreuk. Dan zal er een volk opstaan in het verre Oosten en deze landen overspoelen als een grote Egyptische sprinkhanenplaag en alles verwoesten: mensen, vee en alle steden, plaatsjes, dorpen en afzonderlijke woonhuizen, en dat volk zal dan de volkeren tot ver in Azië Afrika en Europa onderwerpen, net zo lang tot er over alle goddelozen een groter en algemener gericht zal komen!
Hoofdstuk 107: Een voorspelling van de Heer over de toekomst: de volksverhuizing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Wat moet er met dit substraat, als al het intelligente leven zich hieruit vrij heeft gemaakt? Moet het als een min of meer uitgebrande klomp puimsteen, dat geen enkele verdere bestemming meer heeft, als volledig dood in de eindeloze ruimte ronddrijven? Of zou het toch nog iets moeten of kunnen zijn in de sferen van de levende en op de meest verschillende manieren voleindigde geesten? Ja, het moet iets zijn; want niets kan in de eindeloze ruimte, die ook Mijn rijk is en Mijn eeuwig woonhuis, als geheel dood en zonder enige bestemming ergens bestaan! Maar als er van een bestemming sprake is, dan is dit zeer zeker een geestelijke bestemming, die eeuwig duurt omdat er nooit ergens een materieel eeuwige bestemming kan zijn.
Hoofdstuk 111: Het einde van de aardse materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Natuurlijk moeten jullie je die tijd niet zo voorstellen, alsof dat allemaal al bijvoorbeeld morgen of overmorgen zal gebeuren, maar als jullie voor ieder zandkorreltje, zoveel als de hele aarde er zou kunnen bevatten, één jaar aardse tijd nemen, dan zou dat nauwelijks genoeg zijn voor de bestaansperiode van de materiële aarde. Daarom kan men zich het veel langere bestaan van de zon helemaal niet voorstellen, en natuurlijk nog veel minder het bestaan van een van de eerder genoemde centraalzonnen, van de centraalzonnen van de dieper gelegen zonnegebieden, en nog enorm veel minder kunnen jullie je de voor jullie nooit te berekenen duur van de zonnenal-centraalzonnen voorstellen en al helemaal niet van een oercentraalzon, -en dat wordt nog minder voorstelbaar zolang de zonnen nog steeds nieuwe hemellichamen zullen voortbrengen, en de centraalzonnen nog steeds nieuwe planetaire zonnen, en de oercentraalzonnen ook nog steeds hele legers zonnen van elke soort voortbrengen.
Hoofdstuk 112: De materiële werelden zullen ooit in geestelijke veranderd worden. Kinderen en schepselen van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] Ik heb jullie nu heel veel wonderen van Mijn scheppingen onthuld en geopenbaard, en daarom hebben jullie van Mij heel veel geleerd; maar jullie weten nu enkel wat je hebt gehoord en gezien. Meer dan dat weten jullie echter niet. Maar met de huidige openbaring heb Ik jullie nu haarfijn en overduidelijk getoond, wat jullie en iedereen te doen staat om tot de onbegrensde zelfaanschouwing van alle wonderen van de eindeloos grote schepping van God te geraken, die dan niet meer zal vergaan, maar eeuwig zal blijven bestaan."
Hoofdstuk 124: Het wel goed weten, maar niet doen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Maar dan zal ook die grote droefheid en ellende komen waarover de profeet Daniël heeft gesproken toen hij op de heilige plaats stond en zei: 'In die tijd zal er een droefheid en ellende onder de mensen zijn zoals er sinds het begin van de wereld nog niet heeft bestaan! ' - Ik denk, dat je de twee beelden die Ik zojuist gebruikte nu wel zult begrijpen!"
Hoofdstuk 128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Zeg eens, of jou ook maar één wonder in verwarring heeft gebracht! Jij ging er bij je eigen wonderdoenerij alleen vanuit, dat er op de hele wereld geen bovennatuurlijk wonder zou kunnen bestaan; maar dat er mensen zouden zijn die door hun talent en hun vaardigheden het een en ander afgekeken hebben van de geheime natuurkrachten, het dan zelf op gang brachten en dan zo de andere schapen van mensen noodgedwongen tot de hoogste verbazing moesten brengen, omdat die in de verste verte niet konden vermoeden hoe een wonder met heel natuurlijke krachten kan gebeuren.
Hoofdstuk 129: De geestelijke rijpheid van de maaiers van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Deze mensen hebben ook af en toe op dromen gelijkende vermoedens dat er ergens kinderen van de allerhoogste, eeuwige geest bestaan,.en ze koesteren heel in het geheim ook niet zelden het verlangen om tegen iedere prijs Mijn kinderen te worden; maar meestal is zoiets absoluut onmogelijk. Want alles moet in de eigen orde blijven bestaan, zoals bij een mens, bij wie ook de delen en organen van het kniegewricht niet in de edele ogen van het hoofd veranderd kunnen worden en de tenen van de voeten in ieder geval niet gemakkelijk in de oren. Alle ledematen van het lichaam moeten blijven wat ze nu eenmaal zijn; en ook al verlangen de handen nog zo zeer om ook te kunnen zien, dat helpt niets, -ze blijven geheel gezond en gelukkig blinde handen, krijgen echter toch ruim voldoende licht door de edele ogen in het hoofd. .
Hoofdstuk 113: De mensen van de sterrenwerelden en het kindschap van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Stel, dat iemand van Mijn leer niet meer weet dan alleen dat men God boven alles lief moet hebben en zijn naaste als zichzelf, en hierover ernstig zou denken: 'Kijk, dat is een goede leer! Er moet een allerhoogst goddelijk wezen bestaan, dat in overeenstemming met alles wat door Hem is geschapen, zeer goed en buitengewoon wijs is en leeft en zich beweegt. Dit derhalve buitengewoon goede, wijze en almachtige Wezen moet men dus ook meer achten, waarderen, eren en liefhebben dan al het andere in de wereld. Mijn medemens is evengoed als ik een mens en door de Schepper met dezelfde rechten in deze wereld geplaatst. Hij mag daarom niet te gering geacht worden, maar mijn verstand zegt me zelfs dat ik voor hem hetzelfde over moet hebben als voor mezelf. Want acht ik hem te gering, dan doe ik dat ook mezelf, omdat ik ook slechts een mens en verder niets meer ben. Ik erken dat als een eerste levensprincipe, en wil me daar dan ook om te beginnen voor mijzelf daadwerkelijk streng aan houden!'
Hoofdstuk 122: Het belang van het daadwerkelijke christendom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Mijn beste vrienden! Deze op zichzelf absoluut niet afkeurenswaardige principes zijn Mij heel goed bekend. Ze kunnen en moeten overal waar een volk in groepen met elkaar samenleeft, bestaan en gehandhaafd worden, maar steeds in de voor het leven edelste zin van het woord. Opdat ze echter alleen in deze zin in de samenlevingen van mensen bestaan en nooit onderschat en overdreven worden, moeten ze vergezeld gaan van een houdbare en zeer betrouwbare regulator. En waaruit moet deze regulator bestaan? Uit niets en niemand anders dan alleen uit de ware en zuivere naastenliefde, waarvan de verstandige belangrijkste grondregel als volgt luidt: Voor zijn naaste wenst en doet de mens van harte precies alles waarvan hij redelijkerwijs en wijselijk kan wensen en willen, dat anderen het ook voor hem zelf willen doen en overhebben.
Hoofdstuk 126: Naastenliefde als regelaar van spaarzaamheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Wie echter een dergelijke genade van Mij gekregen heeft en geroepen is om voor de mensen in Mijn naam een leraar te zijn, moet wel bedenken dat hij die genade voor niets van Mij gekregen heeft en zich daarom niet moet laten betalen voor het doorgeven hiervan! Een echte leraar zal ook datgene wat hij voor niets van Mij gekregen heeft, voor niets doorgeven. En degenen die door hem onderwezen worden, moeten dan uit ware liefde tot Mij de leraar, die Ik naar hen gezonden heb, wel op eigen initiatief met alle liefde opnemen en op geen enkele wijze gebrek laten lijden; want het spreekt natuurlijk vanzelf, dat wat zij voor iemand doen die door Mij gezonden is, beschouwd wordt alsof ze het voor Mijzelf gedaan hebben!
Hoofdstuk 126: Naastenliefde als regelaar van spaarzaamheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] "Want jullie weten nu immers dat de hele wereld en haar veelsoortige materie er vanwege de geest is, en de geest eeuwig niet omwille van de materie; en daarom zou het dan ook uiterst dom van jullie zijn wanneer je voor de materie zou. kiezen, nu jullie al voor meer dan de helft van je bestaan mensen zijn die in de geest zijn overgegaan. Maar jullie zullen absoluut niet op een of andere manier door Mij gedwongen worden om volledig voor de geest te kiezen; want Iedere beslissing is en blijft de hoogst eigen zaak van ieder mens zelf, omdat daar juist zijn eeuwig leven van afhangt.
Hoofdstuk 130: Aanwijzingen van de Heer voor de verbreiding van het evangelie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Door onze opwekkingen hebben wij de mensen in het grote hiernamaals zeker niet gestoord en daarom denk ik dat we, afgezien van het geringe bedrog, daarmee voor het rijk der zielen heel weinig storende, kwalijke dingen hebben aangericht; want wij hebben de zielen. van de overledenen immers nooit gedwongen om terug te keren naar dit lichamelijke bestaan!'
Hoofdstuk 136: De bedrieglijke opwekkingen uit de dood door de Essenen worden verboden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...