Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5122 resultaten - Pagina 37 van 342

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[11] Door dit tamelijk uitgebreide antwoord op mijn vraag zal hopelijk ieder van de hier aanwezige gasten erkennen, dat het meisje uit Genezareth al heel goed weet wat zij begrijpen moet van de beschikkingen en de toelatingen van God! Maar U, o Heer, vergeef mij genadiglijk dat ik voor U en tevens aan Uw heilige zijde zo erg lang en zo veel, waarbij misschien ook nutteloze zaken, besproken heb! Ik wilde daardoor echter zeker niet de grootte van mijn kennis laten zien, maar, omdat het nu zo uitkwam, alles slechts ronduit zeggen, zoals mijn hart dat eerlijk en oprecht voelde!"
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JOSOË zegt: "O Heer, mijn mening daarover zal echt heel onzeker uitvallen! Over het geheel genomen begrijp ik wel wat ermee bedoeld wordt, en ik kan van mijzelf niet zonder meer zeggen dat ik het niet goed genoeg begrepen zou hebben, maar ik voel mij veel te onzeker om van het geheel een soort zonneklare beschouwing te kunnen geven. Daarom zou het weer goed zijn als mijn liefelijke Jarah mij ook hier zou willen vertegenwoordigen. Want al spreek ik naar mijn mening nog zo wijs, er is toch altijd nog wel iets tegenstrijdigs in te vinden! Daarom zou ik veel liever willen luisteren, dan zelf spreken. Ah, als iemand iets ter sprake zou brengen dat ook maar in het minst fout en onjuist zou zijn, dan ben ik wel vlotter van de tongriem gesneden, maar voor de ontwikkeling van te hoog boven mijn kennishorizon liggende waarheden, voel ik mij nog veel te onzeker. Daarom houd ik mij maar heel bescheiden op de achtergrond, laat graag de wijzeren voor mij spreken en luister in stille bewondering, hoe edele woorden uit een wijs gemoed stromen, zoals de lichtstralen uit de zon. Daarbij vind ik het, zeker voor mij, helemaal overbodig om over iets wat zonder meer al zonneklaar is, nog verdere beschouwingen te geven. Wie zal op klaarlichte dag een lamp aansteken om het licht van de zon daarmee te versterken? Maar wie aan de stralende lichtwoorden, die nu uit Uw heilige mond gestroomd zijn, nog enige twijfel kan hebben, nu, laat die zich melden, dan zal men hem zonder bezwaar op het juiste spoor zetten!
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar Ik weet wel wat je spraakvermogen verlamd heeft. Kijk, eerder was je wat voorbarig toen je van jezelf beweerde, dat je alleen maar voor de waarheid was! Ik toonde je echter dat je nog helemaal niet wist wat de waarheid is, en omdat Jarah, een heel onschuldig meisje uit Genezareth, je vervolgens duidelijk wat beschaamd maakte, omdat zij Mijn vraag aan jou op een schitterende wijze beantwoordde, heb je daarna de moed wat verloren. Maar deze kleine moedeloosheid is in de aard der zaak geen echte deemoed, maar veel meer een heimelijk gekrenkte ijdelheid van je hart! Wel, dat werkt er nu dan ook aan mee dat je zoveel moeite hebt om te besluiten iets te zeggen! Ik wil echter dat je die oorzaak volledig in je overwinnen zult, want het is voor een wat ijdel hart beter om eens uitgelachen te worden, dan om zich op de weg van het triomferende welslagen van alle kanten bewonderd en gevleid te voelen! Praat dus maar, als Ik verlang dat je iets zegt! -En geef ons nu dus over Mijn les van het slavendom toch maar een bepaalde visie!"
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Voor de tollenaar maakt het niets uit of de wereld goed of slecht over hem denkt, zijn huis staat altijd als het onreinste bekend en dat maakt dat een echte Jood er niet binnen zal komen, omdat hij zich dan voor minstens tien dagen zou verontreinigen. Daarom kan het de tollenaar ook niets schelen wat de mensen over hem en zijn huis zeggen, en hij doet dan ook vrij wat zijn hart hem ingeeft en denkt daarbij: 'Al ben ik dan een groot zondaar en zo onzuiver als maar mogelijk is, ik wil toch barmhartigheid uitoefenen, opdat ik eens bij God ook barmhartigheid moge ondervinden!'
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ervaringen in alle tijden hebben geleerd dat het zo is en nooit anders kan zijn dan U het ons nu uitgelegd heeft; toch zou geen wijze, ook al zou hij nog zo vaak het kwade van de mensheid waargenomen hebben, over de oorzaak daarvan iets hebben kunnen zeggen. Waar zou hij dat dan ook vandaan gehaald moeten hebben? Want daarvoor is de totale kennis van de mensennatuur vanaf haar oergeestelijke tot aan haar lichamelijke staat nodig.
Hoofdstuk 211: Moet de mens lichamelijk eerst goed verzorgd zijn? - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Ja, men moet zelfs zeggen, dat juist bij mensen, die lichamelijk te ellendig en slecht verzorgd zijn, zich ook nooit het geringste spoor van een geestelijke behoefte laat gevoelen. Wij hebben in het noordelijk deel van Europa volksstammen, waarbij niet het minste spoor van geestelijke ontwikkeling te ontdekken is.
Hoofdstuk 211: Moet de mens lichamelijk eerst goed verzorgd zijn? - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De voeten van de mensen staan zichtbaar op een lager levensniveau dan de handen, maar als de voeten de mens niet naar het water zouden dragen, dan zou hij zijn handen niet van stof en vuil kunnen reinigen. Derhalve, denk ik, is de slavendienst in het algemeen net zo noodzakelijk als de herendienst. Als de voeten uitglijden, valt de gehele mens, en het is dus zeker goed en nuttig meer te letten op de voeten, die met alle recht de slaven van het lichaam genoemd kunnen worden, dan op alle andere lichaamsdelen. Afgestompt en willoos moeten de voeten het zware en tevens niets doende lichaam dagreizen ver dragen, en zij krijgen daarvoor als loon niets dan hoogstens een reinigende verfrissing bij een bron, terwijl na een gedane reis het gehele lichaam, dat tijdens de gehele reis niets gedaan heeft, zich versterkt met spijs en drank. Maar wat kunnen, wat zullen de voeten daarvan zeggen? -Niets, -want zij zijn daarvoor geschapen!
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Bij zulke reeds reine zielen gebeurt het dan ook, dat zij toch zo nu en dan als hun hel, dat wil zeggen hun lichaam, vaak nog zeer verlokkend' werkt, korte tijd in zo'n persoonlijke hel binnengaan, met andere woorden, toegeven aan de begeerte van hun .lichaam en diens geesten. Die zielen kunnen dan echter niet meer volledig onrein gemaakt worden, maar zijn slechts voor zólang onrein als zij zich in de poel van hun lichaamsgeesten ophouden. Zij kunnen het daarin nooit lang uithouden en keren daarom heel snel in hun reine toestand terug, waarin zij dan weer net zo rein zijn alsof zij nooit onrein geweest waren. Daarbij hebben zij in hun hel voor een tijd rust en orde hersteld en kunnen zij zich vervolgens weer ongestoorder in het licht van hun geest bewegen en versterken.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg: "Het is juist, en ik kan zeker niet zeggen dat je hier ook maar iets onwaars gezegd hebt. Maar regel jij het op een wereld nu eens zo, dat alle mensen zonder hun eigen werk en andere bezigheden redelijk goed verzorgd zijn en daarbij zouden beseffen dat zij zo geheel zonder zorgen zouden kunnen leven, - dan zien al gauw alle mensen er zo uit als jouw Europese noordelijke volken!
Hoofdstuk 212: De nood als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Ook is het waanzin te zeggen, dat uit de avond en de ochtend een dag ontstaat, terwijl toch iedereen door de ervaring van zijn hele leven weet dat de dag steeds alleen maar tussen de ochtend en de avond, maar nooit tussen de avond en de ochtend geplaatst wordt. Want op de avond volgt altijd de nacht tot aan de ochtend, en op de ochtend volgt de dag tot aan de avond, en dus ligt toch volgens de logica tussen de ochtend en de avond de dag, en tussen de avond en de ochtend de nacht.
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De engel komt, en CYRENIUS betast hem en zegt: "Ja, ja, dat is puur natuur en zogezegd duidelijk materie! Hij heeft heus net als wij alle ledematen en dezelfde vorm als wij, alleen is alles veel edeler, zachter en heel wat mooier; want de charme van zijn gelaat is, kan men wel zeggen, onovertrefbaar stralend mooi! Het is zeker geen meisjesgezicht, maar een mannelijk gezicht, met ernstige trekken, maar tevens toch mooier dan het mooiste meisjesgelaat! Ik heb mij voorheen echt veel te weinig om dit lid van ons gezelschap bekommerd. Hij wordt bepaald steeds mooier, hoe langer ik hem bekijk. Mijn hemel, dat is echt heel vreemd! (Tot de engel sprekend:) Luister eens, prachtig mooie engel, voel je ook liefde in je mooie borst?"
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] CYRENIUS zegt: "Heer, wilt U hem zeggen dat hij weer naar zijn plaats moet gaan, anders begin ik werkelijk heel erg bang voor hem te worden; want met hem zou ik echt geen kersen gaan eten! Hij wordt steeds grover en opgewondener, en er is met hem ondanks al zijn schoonheid niets aan te vangen."
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] De ziel doet voortdurend moeite om dit lidteken kwijt te raken; want het maakt de ziel zorgelijk d.w.z. het geeft haar wereldse zorg. Maar hoe meer de ziel zich uitslooft, des te ruwer wordt het lidteken, en hoe ruwer het wordt, des te meer zorgen het veroorzaakt. En de ziel kan tenslotte niets anders meer doen dan zich alleen maar met de genezing van dit oude lidteken bezig houden, dat wil zeggen, zich zorgeloos te maken. Zij wordt tenslotte bijna helemaal één met dit lidteken en bekommert zich nog maar weinig om haar geest. - En kijk, dat is de zogenaamde 'erfzonde"'
Hoofdstuk 224: De val der geesten, de val van Adam en de erfzonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar hoe moest dat gebeuren? Moest men hen alleen maar in zekere zin zeggen: Jullie zijn nu levend, alsof je dat uit jezelf bent, en kunt doen wat je wilt!? -Dan is het maar de vraag of zulke wezens, die in hun leven nog geen ervaringen opdeden, wel in staat zijn om de een of andere vrije bezigheid te kunnen gaan doen. Ja, zij zullen veel eerder, net als een veelvraat, zich alleen storten op de verzadiging van hun wezen met een voor hen geschikt voedsel en verder zeker niets anders doen. Zoals jullie dat bij geestelijk nog zeer onontwikkelde volken kunt zien en ondervinden. Hun gehele zorg is gericht op de buik, en al hun bezigheden zijn afgestemd op de zo goed mogelijke bevrediging van dat lichaamsdeel.
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Als een mens zover komt, staan zonder meer op dat moment, zoals men dat pleegt te zeggen, alle zeven hemelen voor hem open, en daaruit kan hij dan bewijzen halen zoveel hij maar wil. En op deze wijze is alles dus geregeld.
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...