Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

7380 resultaten - Pagina 37 van 493

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...
[1] Gedurende mijn al tamelijk lang durende, aardse leven heb ik vaak, maar altijd vergeefs, nagedacht over de vraag, hoe nu eigenlijk, zeg maar strikt natuurlijk, de eerste mensheid van deze aarde gekomen is tot de kennis van een geestelijk Opperwezen en haar eigen onstoffelijke geest. Daarvoor heb ik de boeken van Egypte, de geschriften der Grieken en de boeken van jullie Mozes gelezen. Ook heb ik eens een Indisch werk in handen gekregen dat ik mij door een man in Rome, die Indiër was, voor heb laten lezen en vertalen; maar ik vond overal een zekere mystieke beeldspraak, waar geen verstandig mens wat verstandiger van kon worden, en ik dus nog minder, omdat ik mij in mijn jeugd altijd al ingebeeld heb dat ik veel dommer was dan alle andere mensen. Overal komen logische ongerijmdheden voor, die, woordelijk genomen, onzin zijn.
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] De mensen, die hier tijdens hun sterfelijke, lichamelijke leven al geheel zijn wedergeboren, zullen dan voor de gehele duur van dit tijdperk als reine geesten en engelen heersen, en dit tijdperk zal helemaal door hen geleid worden. Maar mensen uit deze tijd, die niet geestelijk volgroeid zijn, zullen in dit nieuwste tijdperk van de aarde wel met onsterfelijke lichamen op de aarde geplaatst worden, maar in heel behoeftige omstandigheden. Zij zullen heel veel en vaak zeer hard, dienend werk moeten doen, wat hen heel bitter zal smaken, omdat zij zich maar al te goed hun vroegere en heel gelukkige toestand tijdens hun sterfelijke leven zullen herinneren. Dit tijdperk zal dan zeer lang duren, tot uiteindelijk alles volgens het plan van God in een geheel geestelijk bestaan zal overgaan. Kijk, dat is het verloop volgens de orde van God, van alle dingen, al het ontstaan, bestaan en zijn!"
Hoofdstuk 215: Het ontstaan van de eerste mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Naderhand zullen echter ook deze sappen of wateren voor het boven hen zwevende leven van de plant weer te grof worden, en die zouden het leven kunnen verstikken; daarom wordt een derde ring, voorzien van heel dunne buisjes, gevormd door de boven de wateren zwevende geest. Door zo'n derde ring kunnen dan slechts uiterst etherisch fijne en met de altijd nog boven hen zwevende levensgeest al zeer verwante sappen met moeite doordringen. Maar de levensgeest bemerkt wel of de sappen boven de derde ring voor hem voor de verdere ontwikkeling te gebruiken zijn of niet. Vindt hij ze vervolgens nog te grof en nog te veel sporen bevatten van het gericht en de dood, dan wordt er nog een vierde, vijfde, zesde, of zevende ring gevormd, tot eindelijk de sappen zo etherisch zuiver zijn dat in hen geen spoor van de dood meer te ontdekken valt.
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Waar het leven zich te snel begint te ontwikkelen en te rijpen, wordt het ook maar weinig vast. En als er een vijand van buiten in de buurt van zo'n vroegrijp leven komt, trekt hem dat ook erg aan; hij stelt zich daarmee in verbinding en legt zijn vrucht in het te vroegrijpe leven van de vrucht van de plant! Dit tweede leven trekt dan het tere leven van de vrucht van de plant naar zich toe, beschadigt het en richt het te gronde. De wormstekige vruchten zijn daarvoor een meer dan duidelijk bewijs."
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Na verloop van tijd begint de buitenste vrucht te verschrompelen en te verdrogen. Waarom is dit? Omdat haar ziel geheel overgaat in het leven van de kiemgeest in de kern. En als de levenskracht van de vrucht tenslotte geheel overgegaan is in de levensgeest van de kiem, dan wordt de eerder geheel levende halm in al zijn stadia droog en dood. Maar eerst heeft al het leven van de plant zich met het kiemleven tot één leven verenigd en kan zo nooit vernietigd worden, of het nu met de materie van de kern verbonden is of niet.
Hoofdstuk 217: De geestelijke ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Zeker; want als jij het brood eet, wordt de materie van het meel weldra weer langs de natuurlijke weg uit het lichaam verwijderd, maar het kiemleven gaat dan door zijn geestelijke vorm meteen in het leven van de zielover en wordt volgens zijn overeenstemmende geaardheid, één me:t haar. Het meer materiële van de levenskiem, dat haar altijd, zoals het Mozaïsche water bij de geest van God, als solide ondergrond diende, wordt voedsel voor het lichaam en gaat uiteindelijk, als het naar behoren gezuiverd is, ook in de zielover .Dat dient haar tot vorming en voeding van de organen der ziel, zoals haar ledematen, haar haren enz. en verder voor de vorming en voeding van al datgene, wat je van a tot z aan een menselijk lichaam vindt.
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De ENGEL zegt: "O ja; want mijn geestelijke lichaam is gelijk aan de goddelijke wijsheid, en mijn leven is de eeuwige liefde van God de Heer. En omdat mijn leven zuiver liefde is, moet ik de liefde toch ook voelen, omdat mijn leven zelf alleen maar zuiver liefde is.
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Op de zevende dag begint dan de rust, en dat is de toestand van het nu gereed zijnde, geheel rijpe en voor de eeuwigheid duurzame uit de vroegere toestanden geconsolideerde leven, op dezelfde wijze als God toegerust."
Hoofdstuk 221: Scheiding van licht en duisternis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "De val van de eerstgeschapen geesten, ofwel van de vrije en tot leven gebrachte ideeën van God in de eindeloze ruimte, is de grote scheiding waarvan Mozes zegt: 'Toen scheidde God het licht van de duisternis!' Hoe dat echter begrepen moet worden in de ware zin van de goede en correcte overeenkomst, heb ik jullie allen reeds voldoende getoond. Het gevolg daarvan -de noodzakelijke materiële wereld, diens grote en kleine delen zoals zonnen, aarden en manen en alles wat daarin en daarop is -is in de eindeloze ruimte verstrooid.
Hoofdstuk 224: De val der geesten, de val van Adam en de erfzonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Wie dus nog een grote vrees heeft voor de lichamelijke dood, heeft een ziel die sterk verbonden is met het vlees en uiterst zwak verbonden is met de geest. Een grote liefde voor het leven op deze wereld is een zeker teken, dat de ziel zich nog weinig bekommerd heeft om het eeuwige leven van haar geest in haar, en dat is de schuld van het oude lidteken, dat Adam zichzelf en daardoor alle in zijn vlees verwekte zielen heeft toegebracht.
Hoofdstuk 226: Wereldse zorgen en hun kwade gevolgen voor de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar toch kan iedere ziel, als zij werkelijk wil, ook volledig genezen van dat kwade lidteken. Want daarvoor heeft God al meteen in het bijzijn van Adam betrouwbare maatregelen getroffen, en Adam is zelf op het laatst van zijn leven weer bijna geheel genezen. Daarom is hij ook lichamelijk getransformeerd, net als nog een paar aartsvaders van de aarde. Omdat hun nakomelingen zich echter vermengd hebben met de kinderen van niet genezen vaderen, bleef het oude kwaad van Adam toch, meer of minder krachtig zich manifesterend, als een kwelling steeds onder de mensen.
Hoofdstuk 226: Wereldse zorgen en hun kwade gevolgen voor de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "Maar nu komt er iets dat eigenlijk moeilijker te begrijpen is dan het voorafgaande. Want er staat verder: 'Toen scheidde God het licht van de duisternis en noemde het licht dag en de duisternis nacht.' Dit wordt echter gemakkelijker begrijpbaar, als je in plaats van de beide door Mozes gebruikte algemene begrippen, de overeenkomstige meer bijzondere neemt, zoals in plaats van dag: het reeds zelfstandige leven en voor de nacht: de dood, of voor de dag: de vrijheid en voor de nacht: het oordeel, of voor de dag: de zelfstandigheid en voor de nacht: de gebondenheid, of voor de dag: het zich reeds zelf kennende liefdeleven van de Goddelijke geest in het nieuwe creatuur en voor de nacht: de gedachten en ideeën van God die nog geen leven hebben.
Hoofdstuk 221: Scheiding van licht en duisternis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Deze orde vinden jullie ook weer terug in iedere plant, bij wie je tot de vruchtvorming nog niets anders vindt dan de nacht of de azende dood, waar de geest van God nog, voor de voorbereidende vormgeving van de levendragende materie, over de wateren der duistere diepten zweeft. Als de ondergrond echter eenmaal in zo verre vast is, dat bij de tarweaar van de schepping de laatste ring onder de aar gemaakt kan worden, en het eigenlijke echte geestelijke leven begint om zich zelfstandig te manifesteren en te voelen en zichzelf door een helder zelfbewustzijn begint te begrijpen, te herkennen en te verstaan, dan vindt er duidelijk een deling plaats. Dit is dan de scheiding van het licht en de duisternis, van het vrije leven en het leven onder het gericht, of eigenlijk van het onverwoestbare leven en het leven dat verwoest kan worden onder het gericht, en dat te vergelijken is met de dood onder het algemene, alles omvattende begrip 'nacht'.
Hoofdstuk 221: Scheiding van licht en duisternis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De zaadlegging in de aarde tot aan het ontkiemen: eerste dag; dan de vorming van halm, wortels en de schutbladen: tweede dag; de vorming van de laatste ring vlak onder de daaropvolgende aanzet van het begin van de aarvorming: derde dag; dan het vormen en inrichten van hulsvormige vaten als bruidsvertrekken voor de ontvangst en de verwekking van het vrije, zelfstandige leven, waartoe ook de bloeiwijze gerekend moet worden: vierde dag; dan het afvallen van de bloesem, het ontstaan van de eigenlijke al een vrij leven dragende vrucht en diens vrije activiteit -hoewel nog samenhangend met de vroegere onvrije toestanden, waaruit nog een deel van het voedsel voor het vormen van de omhulsels genomen wordt, hoewel vanaf dat punt het hoofdvoedsel uit de hemelen van het licht en van de ware levenswarmte genomen wordt -tot aan de volledige vorming van de vrucht: vijfde dag; tenslotte het volkomen losmaken van de in .de huls rijp geworden vrucht, waarin de kern dan alleen om zich te beveiligen zelfstandig de reine kost van de hemel verlangt, aanneemt en zich daarmee verzadigt voor het vrije, eeuwig onverwoestbare leven: zesde en laatste dag voor het vormen en volledig vrij worden van het leven.
Hoofdstuk 221: Scheiding van licht en duisternis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "En de reden waarom Ik jullie allen dit nu vertel is, dat je alle onnodige zorgen uitbannen moet. Iedere wereldse zorg is toch een materiële band, waardoor een ziel zich vanuit het lidteken van Adam verbindt met de materie! Hoe meer de ziel zich verbindt met de materie van haar vlees, des te meer moet de vorming van de eigenlijke geest van God in haar verkommeren. En hoe meer de ziel zich door haar zorgen verbindt met het lichaam, dat op zichzelf alleen maar een gericht, een ellendige noodzaak en tevens de dood zelf is, des te meer verliest zij het besef en de kennis van het eeuwige onvergankelijke leven in haar. Hoe meer zij deze band echter loslaat, des te vrijer wordt zij weer in alles. En hoe meer zij zich dan verbindt met de goddelijke geest in haar, des te levender en helderder zal haar bewustzijn en de kennis van het eeuwige leven in de ziel worden.
Hoofdstuk 226: Wereldse zorgen en hun kwade gevolgen voor de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50  ...