Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1972 resultaten - Pagina 38 van 132

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[19] Daar vooraan staan nog de beestachtige tempelknechten en gerechtsdienaren die hem gestenigd zouden hebben, en deze tempeloverste is die onbarmhartige en onrechtvaardige rechter, die jullie zoon tot de stenigingsdood heeft veroordeeld! De wet met betrekking tot het vergrijp aan de toonbroden is mij niet onbekend; Mozes heeft alleen voor het geval van verstokte moedwilligheid de doodstraf uitgevaardigd en niet in het geval van echte hongersnood, want iedere jood heeft het recht om, als hij erge honger heeft, deze ook met de toonbroden te stillen, zoals ook jullie grote koning David heeft gedaan, omdat hij de wet van Mozes beter begreep dan zijn toenmalige opperpriester. Daarmee spreek ik jullie zoon dus vrij van alle schuld en aan jullie is het nu om een oordeel uit te spreken over deze man, die jullie zoveel kwaad heeft aangedaan.'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] De vader van de zoon en de mooie dochter zei: 'Heer en machtige rechter! Wij allen danken de grote God en u en uw vrienden, dat wij zo wonderbaarlijk uit dit grote gevaar zijn gered. Maar zoals God uiteindelijk altijd het goede en ware beschermt, zo bestraft Hij ook altijd het waarachtig kwade van een verstokte zondaar, wanneer deze zonder berouwen boetedoening in zijn slechtheid volhardt. Betert hij zijn leven echter in alle ernst, dan vergeeft God hem ook zijn zonden, ook al zijn zij nog zo groot en zijn het er nog zo veel. Daarom veroordeel ik deze man niet, maar laat hem over aan de wil van God, want God is de enige rechtvaardige rechter. Dat is ons oordeel over deze grote vijand van ons. Wij allen vergeven hem van harte al het kwaad dat hij ons heeft aangedaan.'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Agricola zei: 'Als deze mensen je niet veroordeeld hebben, terwijl zij daar eigenlijk het recht toe hadden, dan veroordeel ook ik je niet. Maar ik heb de rechter laten komen om jou en de hele tempel ten strengste te verbieden om ooit een doodvonnis over iemand uit te spreken, anders zullen jij en de tempel er niet zonder straf vanaf komen. Maar omdat deze knechten en gerechtsdienaren zonder opdracht kwaadwillig met deze arme man gehandeld hebben, zal ieder van hen worden getuchtigd en honderd slagen met de roede ontvangen, opdat ook zij voelen hoeveel goeds zo'n onmenselijke kwaadwilligheid een arme doet. Laat de soldaten ze meteen naar het tuchthuis brengen en kastijden! Het geschiede!'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De tempeloverste vroeg echter trillend van eerbied aan de Romein: 'Hoge, machtige gebieder! Wat moet ik nu eigenlijk met deze rechter afspreken?'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Agricola zei: 'Dat heb ik je al aangegeven, maar als je het nog niet begrepen hebt, dan zeg ik het je nog een keer: Je gaat met de rechter naar zijn kantoor en daar zul je van hem een duidelijk voorschrift krijgen, hoe er in de tempel van nu af aan met de Mozaïsche straffen moet worden om gegaan! Iedere overtreding van dat voorschrift zal door Rome streng worden gestraft! Met dat document dat op mijn bevel door Pilatus zal worden ondertekend, ga je naar de tempel en daar maak je het bekend!'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Toen bogen de rechter en de overste diep voor Agricola en de rechter maande de overste om hem te volgen.
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De rechter zei: 'Doe dat dan vlug, want wij rechters hebben het in deze tijd erg druk.'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Daarop richtte de overste zich nogmaals tot Agricola en zei: 'Machtige gezant van de keizer! Kijk, ik ben erg rijk en mijn schatten staan mij tegen! Omdat ik echter deze arme familie zo'n ten hemel schreiend onrecht heb aangedaan, zou ik al mijn schatten aan hen willen afstaan en daardoor dit onrecht zoveel mogelijk goed willen maken. Zou ik nu bij deze rechter tevens een schenkbrief mogen laten opstellen en hun die dan met al mijn schatten overhandigen, zodat niemand hun dan kan vragen waar zij dat vandaan hebben?'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] De oude man zei: 'Hooggeëerde vriend en heer! Wij, arme dagloners, komen per jaar hoogstens tien keer in de tempel; daar brengen wij ons kleine offer en luisteren naar de een of andere prediking, die wij niet begrijpen. Als er al ergens iets nieuws en buitengewoons plaats vindt, dan horen wij daar in onze afzondering maar heel weinig of helemaal niets van.
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ik zei: 'Nu goed, ga jij met Mijn dienaar naar buiten, dan zal hij buiten alles wel zo voor je inrichten dat daar alle gasten die nog komen royaal ondergebracht kunnen worden! Maar laat de jongeren naar de kleine zaal gaan, zodat zij niet te veel blootgesteld worden aan de nieuwsgierige en geile blikken van de vreemdelingen!'
Hoofdstuk 14: De nieuwe gasten in de herberg en hun onthaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Dat er achter Hem iets heel buitengewoons schuilgaat, kun je je wel voorstellen, maar waaruit dat buitengewone bestaat, dat zul je snel en gemakkelijk merendeels vanzelf ontdekken als je maar, zoals ik je heb aangeraden, goed op alles let wat Hij zal zeggen en doen. Ik heb je immers al in het begin op dit vaatwerk op onze tafel gewezen, dat Hij enkel door Zijn wil in zekere zin heeft geschapen. Verder was je er nu ook getuige van dat Hij tijdens de uitleg van Zijn wonderen die beide gouden bekers, die nu nog voor Hem staan, uit de lucht deed ontstaan; ze zijn volkomen gelijk aan de bekers die onze gastheer Lazarus binnenbracht, waarbij hij vertelde hoe die jongeman, die nu aan die kleine tafel met Lazarus eet en drinkt, deze net zo wonderbaarlijk uit de lucht deed ontstaan als die verheven man dat hierbinnen deed. Nu je dat allemaal gehoord en gezien hebt, moest je, evenals je ouders en je broer, al wat meer licht over die verheven man krijgen, die zo uiterst wijs kan spreken en zulke buitengewone daden tot stand kan brengen. ,
Hoofdstuk 22: De weetgierigheid van de jonge jodin met betrekking tot de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Toen werd de jonge jodin een beetje verlegen, maar na een kleine pauze zei zij toch: 'Ja, ja, je hebt volledig de waarheid gesproken, maar wat helpt me dat nu nog? Die goede kleren waren immers ook alleen maar een geschenk van een rijke bloedverwant, die jammer genoeg is gestorven en die ons later geen verdere ondersteuning heeft kunnen doen toekomen. De kleren die hij mij nog tijdens zijn leven geschonken heeft, waren ook het hele erfdeel dat ons toeviel; al het andere erfden zijn drie zonen, die echter zeer harde mensen zijn en naar armen niet meer om willen kijken.
Hoofdstuk 24: Rafaël kleedt de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Wel, m'n arme, lieve dochter, Ik zou je dit echt niet hebben gezegd, als Ik niet wist dat je in alle opzichten, uitzonderlijk goed bent opgevoed. Maar Ik zegje dat Ik mensen die soms aan hun eigen mening vasthouden, liever heb dan hen die al gauw na enkele aanwijzingen en bewijzen zo snel als een rietstengel in de storm meebuigen en zich aan deze rechter ( de storm) onderwerpen, wat duidelijk bewijst dat zij niet veel eigen kracht bezitten. Wanneer iemand echter zelf geen kracht bezit en met zijn verstand geen goed oordeel kan vellen, is hij voor het rijk van God net zo min geschikt als degene die een akker ploegt en daarbij voortdurend achteromkijkt.
Hoofdstuk 25: De jonge jodin vermoedt wie de Heer is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De dochter zei: 'Ik ben niet weerbarstig en al helemaal niet ijdel, maar ik richt mij naar hetgeen deze verheven man en grote meester ons leert en ik ben hem van ganser harte dankbaar voor de overgrote weldaden die hij ons heeft bewezen. Wat kan ik en wat kunnen wij allen nog meer doen? Maar ik wil ook niet onwillig zijn om deze verheven meester als een ware Messias en Heiland van de mensen te beschouwen, want dat was immers in zekere zin iedere grote en onder bepaalde omstandigheden ook iedere kleine profeet, omdat hij de mensen die in de algehele nacht van het leve? verzonken waren, weer het licht der levenswaarheden bracht en hen Uit het slijk der zinnelijkheid weer naar een zuiverder geestelijk en waarachtig leven verhief. En dat doet, zoals ik dat nu heel goed bemerk, ook deze man, die vol heerlijkheid en vol waarachtig goddelijke kracht en macht is en daarom is hij dan ook beslist een ware Messias voor de mensen die zich door hem laten onderwijzen.
Hoofdstuk 26: De uitvlucht van de jodin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Pas daarna wendde Ik Mij weer tot Helias en zei tegen haar: 'Luister nu, mooie Helias! Je hebt daarnet gezegd dat Ik als groot profeet net zo goed een Messias zou kunnen zijn en ook ben, als iedere andere grote en ook kleine profeet, want volgens jouw oordeel, dat beslist de moeite waard is, is in zekere zin ieder mens een Messias en heiland van de mensen, die hen door het licht van de volle waarheid bevrijdt uit het duistere slijk van leugen, bedrog en van licht verstoken bijgeloof. En omdat Ik dat nu juist doe, ben Ik ook waarachtig een Messias van de mensen die Mij horen en Mijn leer toepassen. Dat is een heel goed oordeel van jou, een jonge jodin, die door een oude en eerlijke rabbi goed werd onderricht. Alleen wat je geloof aan één God betreft blijf je - en dat volledig terecht - bij de oude God van Abraham, Isaak en Jacob.
Hoofdstuk 27: De verwijzing van de Heer naar Messiaanse voorspellingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...