Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1379 resultaten - Pagina 38 van 92

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[3] Die mensen waren heel vindingrijk in aardse dingen en vonden reeds vele duizenden aardse jaren geleden een soort springstof uit. Wanneer die aangestoken werd, vernietigde die alles. Wanneer jullie ongeveer tienduizend pond van die vreselijke explosieven ongeveer duizend manshoogten diep onder de berg Libanon in een grot zouden opstapelen en dan aansteken, dan zou dat vervolgens allemaal op een en hetzelfde moment ontbranden en de gehele grote, hoge berg in vele stukken uiteen rijten, zoals ook de Hanochieten vóór Noach met heel wat bergen hebben gedaan, waardoor de inwendige watersluizen van de aarde geopend werden en allen vervolgens in de hoge vloedgolven omkwamen.
Hoofdstuk 76: Over de bewoners van het vernietigde hemellichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Wanneer men nu tegen zo'n mens zal zeggen dat hij niet zo'n belang moet hechten aan alle schoonheden van de aarde, omdat zo'n aardse liefde als een dichte nevel de heerlijkheid van het hogere en eeuwige rijk Gods verbergt en aan de blikken van zijn ziel onttrekt, zal hij dan niet zeggen: 'Laat mij die heerlijkheden dan zien, dan zal ik die van deze aarde de rug toekeren!'? Hoe kunnen wij die wereldse nevel nu wegvagen bij zo'n mens, die op zijn manier tenslotte toch ook gelijk heeft?
Hoofdstuk 78: Het belang van een voorbeeld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Ik zei: 'Dat zal Ik ook doen; want wat Ik beloof, gaat ook in vervulling, alleen moet daarvoor ook de juiste tijd komen. Kijk, het is nu nog dag omdat de zon nog niet ondergegaan is; laten we dus wachten tot het nacht wordt en de sterren de aarde verlichten, dan kan Ik jullie zoiets beter uitleggen dan bij klaarlichte dag, als jullie blik nog teveel door aardse beelden vertroebeld is. Voor nu vinden we nog wel iets anders, waarover wij nog voor de avond enige woorden kunnen wisselen; aan het begin van de avond zullen wij dan die bepaalde Farizeeën en schriftgeleerden bezoeken en enkele woorden met hen wisselen'
Hoofdstuk 80: De zalving in Bethanië (22.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[25] Ja, Ik ben een waar brood uit de hemelen en zo ook een echte wijn; wie dit brood zal eten en die wijn zal drinken, zal eeuwig geen honger en dorst hebben. Ik ben derhalve echt voedsel en een echte drank; wie Mij zal eten en drinken in de geest en in de waarheid, zal de dood niet zien, noch voelen of smaken. Eet en drink daarom nu ook lichamelijk van dit aardse brood en de aardse wijn!'
Hoofdstuk 80: De zalving in Bethanië (22.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[26] Wie echter denkt dat Ik nu een aards rijk zal stichten, maakt een grote vergissing. De Romeinen zijn nu jullie aardse heren en zullen dat ook in de toekomst net zo lang blijven als het God zal behagen. Maar wanneer jullie tegen hen in opstand komen, zullen ze jullie breken en vermorzelen.
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[27] Wie zich evenwel in Mijn rijk zal bevinden, dat nu ook aan de Romeinen gegeven wordt, zal voor geen macht ter wereld bang hoeven te zijn, zoals ook Ik voor geen enkele wereldse macht vrees koester. Hier aan Mijn zijde staan reeds tien Romeinen met de hoogste aardse posities van Rome; zij kunnen voor jullie ook van Mij getuigen of Ik ooit naar een wereldse heerschappij gestreefd heb, en zij zullen jullie ook zeggen wat zij als heidenen van Mij denken!'
Hoofdstuk 85: De Heer en de pas bekeerde priesters (30.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Maar jullie hebben nu voor de Heer en Meester toegegeven dat jullie voor jezelf echt in Hem willen en zullen geloven, ook als deze meest ware Messias niet alleen van de joden, maar ook van alle andere mensen op aarde de aardse omstandigheden niet zal veranderen; dat was heel erg goed gezegd van jullie en wij vergeven jullie daarom ook die niet zo vleiende uitlating. Maar alleen verbaast het ons werkelijk in hoge mate dat jullie, die toch zeer goed thuis zijn in jullie Schrift, nu pas een klein beetje beginnen te begrijpen wat wij Romeinen voor een deel allang als onomstotelijke waarheid hebben gezien en duidelijk erkend hebben.
Hoofdstuk 86: Het getuigenis van Marcus over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Dat is nu ook bij de meeste tempeldienaren het geval. Voor zichzelf zien ze wel in dat hun houding tegen de wet van Mozes en tegen het volk al lange tijd onjuist is en dat de grote Meester uit Nazareth volkomen gelijk heeft; maar Hij stoort hen in hun aardse behaaglijke rust, en daarom haten ze Hem en zouden ze Hem om diezelfde reden te gronde willen richten, zoals iemand die in een zoete sluimer ligt een lastige vlieg, die hem in zijn behaaglijke rust stoort, tracht te vangen en te verdelgen.
Hoofdstuk 87: De redenen van de tempeldienaren voor hun houding tegenover de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar mensen die het eenmaal ver gebracht hebben in de ware kennis van zichzelf en van daaruit ook van de hele natuur en haar krachten, zullen iets heel anders en beters als aardse bezigheid kiezen dan het vervaardigen van allerlei kunstmatige en materieel nuttige dingen, machines en producten; want geestelijke mensen zullen er altijd bovenal naar streven steeds nader tot Mij te komen en zich de volheid van het eeuwige leven eigen te maken. Want alleen dat kan voor de ware denker en ziener een reële waarde hebben, omdat dat een eeuwig bezit is, maar alles van deze wereld alleen maar voorzover het hem behulpzaam kan zijn bij het bereiken van het grote hoofddoel.
Hoofdstuk 97: Over het materialistische onderzoek van de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Kijk, uit dit beeld kunnen jullie opmaken hoe een mens, die zijn hele aardse levensdag langs de verlaten weg door de woestijn van de wereldse dwaaltocht zeker geen brood voor het leven van zijn ziel kon vinden en krijgen, zo in de diepe levensnacht terechtkwam en tenslotte, omdat hij toch verder ging op de weg, in de nacht toch nog bij een herberg kwam, waarvan hij tenminste overtuigd was dat zich daarbinnen een brood des levens zou bevinden!
Hoofdstuk 104: De gelijkenis van de hongerige reiziger. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] En zoals het nu in deze dagen en in deze tijd is, zo zal dat bij de wereldse mensen ook in de komende tijden het geval zijn; want op deze aarde zal het nooit helemaal ontbreken aan wereldzuchtige mensen, en hun zal mijn juk niet zacht en Mijn last niet licht voorkomen. En als zij in hun laatste dagen misschien toch nog van zins worden om in de lange nacht van hun aardse leven het rijk Gods te verwerven, zullen ook zij op de deuren moeten gaan kloppen, om slechts een klein beetje brood voor de levensverzadiging van hun ziel slechts uit de onderste hemelen te verkrijgen
Hoofdstuk 105: Wat 'het hemelrijk geweld aan doen' betekent - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Kijk, het licht van de aardse zon is ten opzichte van het licht van de hemelen werkelijk als een totale duisternis en toch kun je er met de ogen van je lichaam niet recht inkijken; als je dat maar een half uur zou doen, zou je blind worden. Wat zou jouw oog, dat niet gewend is om in het hoogste licht te kijken en er niet voor ingericht is, dan doen bij de aanblik van het hoogste en machtigste licht, als het door Mij toegelaten zou worden om dat waar te nemen?
Hoofdstuk 106: Over het leven aan gene zijde (24.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Maar stel je dat nu ook eens voor van iemand anders, die ergens ver vandaan naar jou toe komt en wie een ongeluk overkomen is, en die zich vol bedroefdheid voor jouw welvarende herberg ophoudt, en huilt en zich geen raad weet. Als jij nu naar buiten zou gaan om hem te vragen: 'Vriend, je bent heel treurig en schijnt in een heel vervelende situatie te verkeren? Wat scheelt eraan? Zeg het mij openlijk, want kijk, ik ben iemand die, voorzover het in mijn macht ligt, bereid isje te helpen', dan zou die mens tegen jou zeggen: ' Ach, edele vriend, ik ben voor zaken uit een ver land hierheen gereisd en niet ver van hier door dieven overvallen, die al mijn geld hebben gestolen, dat bestond uit twintig pond goud en bovendien nog duizend zilverstukken in de gangbare munt van dit land, en nu sta ik hier zonder enig vermogen en weet mij, zo ver van mijn land en huis, geen raad en weet niet waar ik hulp kan krijgen!' Maar als jij dan tegen hem zou zeggen: 'Vriend, kom, ik zal je helpen! Je naam, je land en je woonplaats hoefje me niet eens te vertellen; maar hoe dit land, deze plaats en ook hoe ik heet, krijg je nog wel te horen! Als je mij het geld dat ik je leen een keer kunt brengen, zul je daar goed aan doen in de ogen van God en alle goede en rechtvaardige mensen; en als je dat niet zou kunnen, is het ook in orde!', waarna jij hem dan zou geven wat hij verloren had -hoe denk je dat God een dergelijke daad van naastenliefde zou beschouwen en belonen? En hoe zou deze mens, die jij weer gelukkig hebt gemaakt, eenmaal thuis, zich niet in alle opzichten inspannen om zich dankbaar en erkentelijk te betonen, omdat jij hem zonder enig eigenbelang zo'n grote vriendschap hebt bewezen?! En al zou deze mens in de roes van zijn aardse geluk misschien niet aanjou denken, zal in dat geval God jou dan niet honderdvoudig gedenken?
Hoofdstuk 120: Over de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Want een arme uit een ander land is honderd maal armer dan een arme in zijn eigen land, die nog gemakkelijk hulp vindt bij al degenen die zijn nood goed kennen; maar de arme uit een vreemd land lijkt op een onmondig kind dat zijn nood nog aan niemand kenbaar kan maken, behalve door te huilen. Wees daarom ook barmhartig tegenover vreemdelingen, dan zullen jullie ook in de hemel barmhartig opgenomen worden; want voor de hemel zijn jullie tot nu toe nog louter vreemdelingen, aan wie tijdens jullie aardse reis daarheen een ongeluk is overkomen! -Wat denk jij nu van deze woorden van Mij?'
Hoofdstuk 120: Over de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Kijk naar Mijn oude leerlingen! Zij hebben om Mijnent wil ook huis, hof en vrouwen kinderen verlaten en zijn Mij gevolgd; maar hun aardse huishouden bestaat voort en is verzorgd.
Hoofdstuk 125: Het verzoek van de leerlingen van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...