Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

793 resultaten - Pagina 38 van 53

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[7] Beste vriend, hoe zou u een rangorde, die de Godheid toch Zelf heeft ingesteld, in één keer willen opheffen! Heeft de Godheid het niet zo beschikt, dat mijn stam in het grafelijke patriarchaat moest worden opgenomen? Als God echter eenmaal iets heeft bepaald, mogen mensen dat dan naar eigen goeddunken weer opheffen? Ik ben graaf van Godswege en daarom kan mij dit eervolle voorrecht niet worden ontzegd door een jaloerse franciscaan!'
Hoofdstuk 141: De franciscaan over de liefde. Hij bekritiseert de graaf. Diens aristocratisch antwoord. De bemiddeling van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Allen zeggen: 'Jazeker, wij zien het, maar het moet nog heel ver van hier verwijderd zijn; men kan dat opmaken uit de grijsblauwe kleur. Bijna moet men zijn nek uitrekken om die hoogste top te zien. Dat moet toch wel een hoogte zijn! God zij honderd keer geprezen, dat wij toch eens iets te zien krijgen! 0, dat is heerlijk, men zou zich bijna de ogen uitkijken. Toch is het merkwaardig, dat naar het zuiden en vooral naar het oosten toe alles nog in nevel gehuld is. Toch komt een zekere helderheid alleen vanuit het oosten. De zon, als er hier al een is, moet nog diep onder de horizon staan, omdat er zelfs op de hoogste toppen geen stralen vallen.'
Hoofdstuk 139: Het begint bij de graaf te dagen. Een hooggebergte en een paleis worden zichtbaar. Liefdevolle lessen over de ordening in het hiernamaals - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Vriend, is het mosterdzaadje waarmee de Heer Zelf Zijn rijk vergeleek, soms een Chimboradzo of een Amazonestroom? O nee, het is onder de zaadkorrels het kleinste! Als de Heer Zijn rijk echter vergelijkt met zoiets kleins, waarmee Hij zeker de uiterste deemoed van de mens wil aangeven, dan kan men toch niet aannemen, dat er op de oppervlakte van het kleine korreltje plaats is voor Chimboradzo's en Amazonestromen. Ook zegt Hij dat onder de takken van de uitgegroeide mosterdstruik de vogels van de hemel hun intrek zullen nemen. Zou Hij ten gunste van de aardse grootheden niet eerder moeten zeggen: 'En onder zijn takken zullen griffioenen, arenden, lammergieren en struisvogels hun intrek nemen!', om daardoor aan te tonen, dat men op aarde minstens een baron moet zijn om in het rijk der hemelen te worden opgenomen?
Hoofdstuk 141: De franciscaan over de liefde. Hij bekritiseert de graaf. Diens aristocratisch antwoord. De bemiddeling van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[8] Op aarde bestaat iets dergelijks evenwel niet. Alleen de zogenaamde fata morgana komt er als luchtspiegeling enigszins voor in aanmerking. Maar ze haalt het toch lang niet bij de spiegelbeelden hier, want zij neemt elk object op dat zich voor haar plaatst. Deze spiegelbeelden in Mijn huis nemen slechts op, wat met hen overeenstemt. Iets wat er meer op lijkt zouden wel de verschillende kleurschakeringen door een prisma kunnen zijn, :waarbij een bepaald vlak bij eenzelfde wending slechts één bepaalde kleur terugkaatst. Wat zo'n prisma echter met de vormloze kleuren doet, dat bewerkstelligt de spiegel hier met de vormen die uit de harten van de voor hem staande engelgeesten op zijn oppervlak stralen en in overeenstemming met de aard van zijn eigen oppervlak worden teruggekaatst.
Hoofdstuk 146: De avondlijke westwand. Een blik door de eerste deur. Een planetaire middenzon, moeder van talrijke planetaire zonnen. Inrichting van het geestelijke diorama. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Kijk, elk van deze deuren is in zekere zin een geestelijke, holle spiegel. Wordt de deur geopend, dan zie je datgene, wat volgens een eeuwige ordening in je eigen hart in kleinste, maar nochtans meest volmaakte vorm woont. Sta je nu voor één van deze holle spiegels, dan zie je het meest vergrote spiegelbeeld van wat zich volgens een overeenkomstige ordening uit jouw voorraad in zekere zin op de zuivere oppervlakte afspiegelt. De spiegel is hier echter niet van glas, maar bestaat uit de zuiverste hemellucht. Zij is zo gepolijst, dat ze, als het nodig is, een volkomen heldere wand vormt, waarop datgene wordt weerkaatst, wat naar de ordening van haar eigen samenstelling door haar kan worden opgenomen.
Hoofdstuk 146: De avondlijke westwand. Een blik door de eerste deur. Een planetaire middenzon, moeder van talrijke planetaire zonnen. Inrichting van het geestelijke diorama. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Ik zeg verder: 'Robert, open de eerste deur, dan zullen we een blik naar buiten werpen en zien wat de stralen van onze ogen daar zullen ontmoeten.'
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Zo heb ik mij al vaker afgevraagd wat ik eigenlijk met de Rooms-Duitse en Oostenrijkse keizers te maken heb. Hoe kom ik in hun en zij in mijn gezelschap? Ik kan mij voor mijn gemeenschap wel geesten voorstellen, die of tot mijn aardse levensperiode behoorden of in de Oostenrijkse staten mijn denkwijze erop na hielden en in dezelfde tijd dat ik in Wenen hierheen werd geholpen, in de geestenwereld aankwamen. Maar hoe de vorsten van Oostenrijk, benevens verscheidene roomse bisschoppen, in mijn gezelschap komen, is mij een raadsel; ik heb met hen toch nooit enige verbinding gehad, omdat zij hun heerschappij op aarde lang vóór mijn tijd hebben uitgeoefend. Als zij mij eventueel in hun gemeenschap hadden opgenomen, zou dat te verklaren zijn. Maar dat ik hen in mijn gemeenschap opneem en dat zij in zekere zin naar mij toe kwamen, is voor mij een raadsel! Begrijp jij misschien de reden, lieve vriend en broeder?'
Hoofdstuk 139: Roberts persoonlijke verhouding tot de Habsburgse keizers. Geërfde of gekozen troonopvolging. Staatspolitieke wenken van Petrus. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Rudolf zegt: 'O Heer en Vader vol goedheid, liefde en erbarming! Wij drieën zijn nu zo onderscheiden dat wij U eeuwig nooit genoeg kunnen danken. Maar mijn overige aardse kinderen, hoewel opgenomen in deze hoogste hemel, zijn toch buiten deze stad geplaatst en kunnen onmogelijk even gelukkig zijn als wij. Zou het niet mogelijk zijn dat ook zij hierheen mogen komen en aan ons worden gelijkgesteld?'
Hoofdstuk 137: De drie keizers ontvangen hun rijkswaardigheidstekenen. Hun betekenis. Grote bestemming van de burgers van de hoogste hemel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] We komen nu in een grote vestibule van het huis. De vloer is van het zuiverste, doorzichtige goud. Aan beide zijden staan twaalf zuilen, die het plafond van de vestibule dragen. De zuilen stralen als zonnen en spelen in grootste pracht met alle kleuren van de regenboog. Ze bestaan uit zuiver diamant. De wanden van de vestibule zijn van porfier, het plafond is van smaragd en de treden naar de eerste verdieping (het huis heeft drie hoofdverdiepingen) zijn van zuiverste robijn met gouden randen en leiden recht .omhoog naar een grote deur, die niemand behalve Ik kan openen.
Hoofdstuk 135: Het Vaderhuis in de hemelse stad. De heerlijkheid van zijn ruimten en zijn bewoners. In tegenstelling daarmee de eenvoud van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Maar wat baat het zien alleen, als het herkennen er niet bij is? Het herkennen wordt echter meestal daarom zeer bemoeilijkt, omdat er diep in het menselijke hart nog zoveel hoogmoed zit. Het kan zich er moeilijk in vinden om zich de Godheid iets menselijker voor te stellen, omdat de Godheid volgens de gangbare mening iets heel buitengewoons dient te zijn. Mocht ze er naar de uiterlijke vorm al uitzien als een volmaakt mens, dan zou ze toch volgens de verwachting en verbeelding van de mensen op z'n minst moeten stralen als een zon.
Hoofdstuk 126: De lichtblauwen verbazen zich over de macht van de bode, zonder zijn ware wezen te herkennen. Hoe mensen en geesten zich God voorstellen en hem herkennen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Robert-Uraniël vraagt of hij zijn vriend Peter en de beide vrouwen ook mee mag nemen. Ik zeg: 'Heb je voorheen dan niet vernomen dat er hier voor iedereen volledige vrijheid heerst? Waarom dan nog zulke vragen? Hier kun je doen, wat je maar wilt, het is allemaal goed. Want er komt hier niemand, behalve diegene die zijn aardse wereldwil helemaal uit zichzelf heeft uitgebannen en in plaats daarvan de Mijne voor eeuwig volkomen in zich heeft opgenomen. Daar jij dit hebt gedaan, ben je hier en kun je onmogelijk iets anders willen dan wat Ikzelf wil. Er bestaat echter nergens en nimmer een hogere en meer volkomen vrijheid dan die van Mijn eigen wil. Waarom zou jij dan nog in een of andere handeling beknot kunnen worden nu jij deze volledig in je hebt?
Hoofdstuk 138: Heerlijkheid van Gods kinderen. De eetzaal van de Heer. De grote oertuin van de schepping. De activiteit van de volmaakte geesten in het groeiende besef van de liefde. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] De Heer Zelf blijft evenwel steeds hetzelfde in Zijn hoogste eenvoud. Zoals Hij eens op aarde de mensen onderrichtte en hun de wegen van het leven wees, zo wandelt Hij ook hier in Zijn hemelen. Geen stralen en geen schitterende hofhouding van myriaden engelen omgeven Hem. Wij zijn hier haast Zijn enige begeleiding. Buiten op straat gaat het er echter wel bont toe. Uit miljoenen kelen klinken de liefelijkste lofprijzingen onder de harmonische klanken van welluidende harpen. De hemellucht is geheel en al gevuld met gezangen. Men zou bijna geloven dat al deze hemelen alleen bestaan uit gezang en de zuiverste harmonie.
Hoofdstuk 135: Het Vaderhuis in de hemelse stad. De heerlijkheid van zijn ruimten en zijn bewoners. In tegenstelling daarmee de eenvoud van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] De liefde is een vuur dat verzamelt en niet verstrooit. Het licht dat van de heldere vlammen der liefde uitgaat, golft evenwel in rechte stralen eeuwig verder en keert niet terug behalve wanneer de liefde van God het grenzen heeft gesteld, waartegen het weerkaatst en de terugweg begint naar zijn oorsprong. Als jullie de Godheid echter beoordelen naar het verspreiden van Haar licht, en daardoor ware 'lichtruiters' zijn, die op de vleugels van de geest de wijde ruimte doorkruisen op zoek naar de aanwezigheid van de grote Godheid, dan blijft het ware erkennen van het eigenlijke goddelijke wezen eeuwig verre van jullie. Uiteindelijk moeten jullie voor de eindeloze grootheid van God bezwijken en zullen jullie niet meer in staat zijn je op te richten in jullie harten, waarmee jullie alleen in staat zijn het ware wezen van God, jullie Vader, te aanschouwen en bevatten. Staat er dan een wezen zoals Ik voor jullie dat zegt: 'Ik ben het, die jullie zolang tevergeefs in de oneindigheid hebben gezocht', dan schrikken jullie en krimpen onmachtig ineen. De oorzaak is dat jullie het wezen, dat zich aan jullie kenbaar maakt als de ware Godheid in Haar oerbestaan, nog steeds met op de oneindigheid gerichte ogen aanstaren, zodat jullie gemoed opnieuw door je ijdele verbeelding begint weg te drijven in de oneindigheid.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Daaruit kunnen jullie duidelijk opmaken dat men in het rijk van God helemaal geen verklikkers en geen oorbiecht nodig heeft om achter de geheimste gedachten, wensen en drijfveren van geesten te komen, ook al zijn zij nog zo verschillend gezind. Als wij zouden zien dat jullie niet geschikt zouden zijn voor het Godsrijk, dan zouden we jullie evenmin overreden als die rode geesten, die nog grote en bittere levensbeproevingen moeten doorstaan voordat ze geschikt zullen zijn om in het rijk van God te worden opgenomen. Maar omdat we in jullie die bekwaamheid zien, nodigen we jullie uit om ons naar de Heer te volgen, maar we leggen jullie echter geen dwang op.
Hoofdstuk 125: Robert en peter bewerken de grappenmakers. Deze geven hun zwakheid toe en verontschuldigen zich. Mensen en Godsgericht. Een bode van boven. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Kijk, het gevolg van een vaak nog zo onschuldige grap die men zich ten opzichte van een ietwat zwakzinnige heeft veroorloofd, kan vaak heel bitter zijn. De gefopte merkt het tenslotte, wordt kwaad en denkt er dan over na hoe hij zich kan wreken. Hij vindt daarvoor weldra een manier en handelt dan zonder pardon, want als een ezel eenmaal dol wordt, jaagt hij zelfs een tijger op de vlucht. Zoiets verbittert dan weer het gemoed van de vroegere grappenmaker, en wat is daarvan het gevolg? We hoeven jullie dit niet uiteen te zetten, want jullie zijn zelf wel zo verstandig dat je de vaak verstrekkende gevolgen niet over het hoofd kunnen zien. Laat dat daarom in het vervolg en wend je in plaats daarvan helemaal tot de Heer, die jullie heel goed kennen; dan zullen jullie door Hem in Zijn rijk worden opgenomen!'
Hoofdstuk 125: Robert en peter bewerken de grappenmakers. Deze geven hun zwakheid toe en verontschuldigen zich. Mensen en Godsgericht. Een bode van boven. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...