Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22721 resultaten - Pagina 38 van 1515

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[8] Dan zegt de oudste van de twee, die GAMIËLA heette: "Wij zijn beiden strikt genomen - ouderloos, en degenen die wij vader en moeder noemden, zijn eigenlijk helemaal geen familie van ons. Wij kwamen als kinderen van twee en drie jaar in het huis van een koopman die eigenlijk Grieks was en pas later zo half en half tot het Jodendom is overgegaan. Volgens de verklaring van een oude, ongetrouwde vrouw werden wij door een slavenhandelaar van Sidon naar Kapérnaum gebracht en daar door de betreffende koopman, die wij vader noemden, voor vijf varkens, drie kalveren en acht schapen gekocht.
Hoofdstuk 27: De levensgeschiedenis van de beide meisjes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Bezorg mij echter op Romeins gebied het een of andere kleine stukje grond, dan zal Ik dat door de vlijt van mijn handen bewerken en daar met mijn medewerkers van leven! Laat mij echter niet meer naar Jeruzalem gaan en niet meer in het Joodse land blijven! Want met Herodes en met de tempel wil ik niets meer te doen hebben!"
Hoofdstuk 29: De bescheiden Zinka. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] RISA zegt: "Je hebt helemaal gelijk. In de aard van de zaak zeg je toch niets anders dan wat Raphaël ook al overduidelijk heeft uitgelegd, namelijk dat slechts diegene moet lesgeven en spreken, die door de Heer daartoe geestelijk is geroepen. Zo'n leraar zal zijn leerlingen bij de leer wel de nodige bewijzen leveren en hen daardoor tot handelen aanzetten, zoals ook mij de toespraak van de engelonverbiddelijk tot handelen heeft aangezet. Als wij beiden echter nu als leraar op zouden treden, zouden wij zeker veelonzin uitkramen, en wanneer er dan een scherpzinnige en goed van de tongriem gesneden spreker zou komen en met ons zou beginnen te argumenteren, zou hij ons tenslotte in de war brengen, en misschien dansten wij op 't laatst nog naar zijn pijpen! Als wij echter goed handelen, dan kan hij daar met alle verstandelijke beredeneringen ter wereld niets tegenin brengen. Daarom is voor velen het doen beter dan het lesgeven. -Is je dat soms nog niet geheel duidelijk?"
Hoofdstuk 31: Zelfbeschouwingen van Hebram en Risa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Maar IDA zei daarop: "Toch wel, lieve zuster! Op de laatste avond, toen de bouw gereed was en onze pleegvader de oude Jozef het werk betaalde maar op zijn koopmansmanier daarbij ettelijke groschen aftrok, ging deze heilige naar de koopman toe en zei: 'Doe dat niet, want dat zal u geen zegen brengen! U bent weliswaar heiden, maar u gelooft aan de God der Joden. En weet, deze machtige God woont in Mijn hart en als Ik het Hem vraag, geeft Hij Mij dat wat Ik heb gevraagd! Hij woont ook in het hart van allen die rechtvaardig voor Hem zijn, en verhoort gaarne hun vragen. Als u hardvochtig zou zijn tegen Jozef, die zwaar werk bij u moest verrichten, dan zou Ik Mijn God en Vader vragen om het u te vergelden en u zou daarvoor weldra heel slecht beloond worden! Bedenk dat het niet goed is diegenen te beledigen waar God één mee is!' Maar mijn pleegvader had daar geen oren naar en hield vast aan zijn korting. De oude timmerman zei echter: 'Luister, ik ben eerlijk en zeg het u eerlijk: Die paar groschen maakten juist mijn hele winst uit bij dit zware werk en daarmee zou ik mijn huishuur hebben kunnen betalen! Maar omdat u, een rijk mens, daar zoveel waarde aan hecht, mag u ze houden, u behoudt ze echter onrechtmatig en dat is nooit goed!'
Hoofdstuk 32: Een gebeurtenis uit Jezus' jongelingsjaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Zodoende was de heilige waarheid altijd moeilijk te bereiken, terwijl het regiment der leugen gratis over de gehele wereld een hoge borst opzette. Omdat de oude leugen steeds de scepter over de mensen heeft gezwaaid, zijn de mensen aan de leugen gewend geraakt. Zij is hun tot een tweede natuur geworden, hetgeen des te gemakkelijker ging omdat heel velen, hoewel niet allen, zich daar heel wel bij hebben bevonden en nog bevinden. Nu, het opgeven van de leugen zou naar mijn mening, op zich niet zoveel bezwaren opleveren; maar het opgeven van de tot dusverre genoten voordelen des te meer!
Hoofdstuk 33: De belofte van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Zulke vrome vrouwen zouden vooral veel verlichting kunnen brengen bij bevallingen, die vaak moeilijk en met veel pijn gepaard gaan. Zo'n hulp zou beter zijn dan de hulp van de vroedvrouwen die meestal naar Bethlehem reizen om daar de kunst te leren hoe zij bij een bevalling moeten helpen, waarbij heel veel dwaze middelen worden toegepast die op puur bijgeloof berusten en veel meer schaden dan baten.
Hoofdstuk 40: Het toepassen van de magnetische slaap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] JULIUS zegt: "Ja, hij is hier en bewijst uitzonderlijke weldaden, -maar alleen aan hen waarvan hem bekend is dat zij van onbesproken gedrag zijn! Als daar bij jou ook geen twijfel over bestaat, zul je niet met lege handen naar huis teruggaan! Hij zit nu ginds aan die lange tafel in de schaduw van de hoge cipressen en ceders, en verleent iedereen audiëntie. Ga er heen en stel je aan hem voor! Maar weet je goed te beheersen, want hij ziet zo scherp als een adelaar en herkent het karakter van een mens vaak op het eerste gezicht! Wat hij waarneemt is zoveel als een beëdigde waarheid en wee degene, die hem tegenspreekt! Hij is nooit kritischer dan wanneer hij weldaden uitdeelt!"
Hoofdstuk 43: Zorel vraagt om schadevergoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Ah, ah, nu zie ik een mens aan de tamelijk ververwijderde oever. Hij wenkt mij! Ja, ik zou wel naar hem toe willen, maar ik weet niet hoe diep het meer overal is! Gesteld dat er zeer diepe plaatsen zijn, dan zou Ik daar in verdwijnen en verloren zijn! .
Hoofdstuk 49: De reiniging van de slapende ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Ik vraag de vriend waarom wij toch zo'n vreselijk slechte weg zijn ingeslagen. Maar de vriend zegt: 'Kijk eens naar rechts en links, dan zul je aan beide kanten een zee ontdekken die bodemloos diep is! Dit is de enige, aan het eind weliswaar zeer smalle en doornige, maar vaste landtong, die tussen de beide oneindig grote zeeën doorloopt. Zij verbindt de gehele aardse wereld met het grote paradijselijke land van de zaligen in het hiernamaals. Wie daar wil komen, moet met deze weg wel genoegen nemen, omdat het de enige is!'
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] O Zinka! Daar, ja daar, daar is het onbeschrijflijk prachtig. Maar je zweeft nog steeds achter ons aan en je zegt nog steeds niets, maar daar kun jij niets aan doen, want je bent het niet zelf, maar het is slechts een vluchtig spiegelbeeld van jou. Ach, kon jij zoiets ook maar zien, maar dan ook daarvan levendig de juiste indrukken meenemen naar het aardse leven, -wat zou je dan een gedenk waardig mens zijn! Ik zou dat ook kunnen zijn als ik mij dat alles zou kunnen herinneren, maar er zal mij helemaal niets bij blijven! Maar de vriend zegt, dat mij in de loop van de tijd alles weer levendig voor de geest zal komen, maar vooraf zal ik ook lichamelijk deze doornige weg, die zich nog wel aan zal dienen, moeten volgen"
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (Zorel:) "God Zelf is de hoogste en meest volmaakte, eeuwige Oermens uit Zichzelf. Dat wil zeggen, deze Mens is in wezen een vuur, waarvan het gevoel liefde is; een licht, waarvan het gevoel verstand en wijsheid is; en een warmte waarvan het gevoel het leven zelf is in het volste bewustzijn van Zichzelf. Als het vuur heviger wordt, wordt het licht ook intenser en de alles scheppende warmte ook heviger, zodat deze tenslotte ver naar buiten uitstraalt. Deze straling is zelf licht, heeft de warmte reeds in zich, en deze warmte heeft ver weg dezelfde uitwerking als in zichzelve. Het geschapene neemt steeds meer licht en warmte op, het verlicht en verwarmt zo steeds verder en verder en werkt daar waar het komt, ook weer. En zo plant zich alles eeuwig verder voort uit het oervuur, het oerlicht en uit de oerwarmte en vult steeds verder en steeds meer de oneindige scheppingsruimte.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ik zeg je: In iedere dauwdruppel, hoe helder die ook trilt aan de punt van een grasspriet, zie ik als in een zee reeds myriaden wezens die in alle richtingen rondzwermen! Het water van de druppel is slechts een eerste en algemene omhulling van een gedachte van God. Daaruit halen de daarin gevangen geestjes hun afzonderlijke omhulling en dan bestaan zij al meteen in een wat meer bepaalde vorm, die al sterk afwijkt van de algemene uiterlijke vorm. Daardoor verdwijnt de druppel als waterparel, en de vormen die zich daarin nieuw gevormd hebben tot larfjes die reeds leven bezitten, kruipen dan over de planten of andere dingen, waaraan de waterdruppel zich heeft gevormd. Daar gaan deze larfjes, doordat zij zich verenigen, weldra over in een andere vorm, en honderdduizenden vormen er één. Een nieuw omhulsel wordt om de nieuwe vorm gevormd, daarin worden de vele kleine vormen door de invloed van licht en warmte tot een doelmatig organisme van de nieuwe en grotere vorm getransformeerd. Het zo ontstane nieuwe wezen begint zich daarna opnieuw voor te bereiden voor een volgende overgang naar een meer volmaakte vorm, waarin het weer actie gaat ondernemen voor een nog hogere en nog meer volmaakte vorm. En zo is de bezigheid van ieder wezen dat reeds in een bepaalde vorm is opgenomen, kennelijk niets anders dan een goede voorbereiding voor een hogere en meer volmaakte vorm om het zieleleven steeds meer te stabiliseren en uiteindelijk in de menselijke vorm van het zuiver geestelijke leven over te doen gaan.
Hoofdstuk 57: De ontwikkelingsgang van de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Na een poosje zei hij, terwijl hij zijn ogen strak op Mij gericht hield: "Zinka, die man daar komt mij erg bekend voor! Ik moet hem al ergens gezien hebben! Wie is dat toch, en hoe heet hij? Hoe langer ik naar hem kijk, des te meer raak ik ervan overtuigd dat ik hem ergens heb gezien! Zinka, ik voel nu veel sympathie voor jou, - vertel mij daarom, wie die man is!
Hoofdstuk 59: Zorels materialistische geloof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar IK zeg: "Als een Heer allerlei dienaren en knechten om zich heen heeft, doet hij dan onrecht als hij hun ook, afhankelijk van hun bekwaamheid, werk geeft? Het is niet nodig dat hij zelf zijn handen uit de mouwen steekt om iets gereed te maken; de geest van de heer is voldoende om het werk ook door de bekwame handen van de knechten te laten voltooien. Ga jij dus maar naar degene die ik gezegd heb, dan zul je wel merken dat hij de juiste man voor je is! Het is die daar aan de hoek van de tafel, die een lichtblauwe mantel om zijn lendenen draagt!"
Hoofdstuk 63: Zorels afkomst en verwantschap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Nadat Ik dit gezegd heb, staat ZOREL op en gaat vlug naar Johannes. Bij Johannes gekomen, zegt hij tegen hem: "Trouwe knecht van die buitengewoon wijze heer daar! Als je ook gehoord hebt wie ik ben en wat voor inborst ik heb, geef mij dan om mij volledig te genezen, het onderricht dat mij waardig moet maken om te worden opgenomen in de groep van hen die zich terecht mensen mogen noemen! Omdat ik een echt mens word, vraag ik nu geen ondersteuning meer, maar alleen terwille van de waarheid zou ik van jou graag de volle waarheid willen horen!"
Hoofdstuk 63: Zorels afkomst en verwantschap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...