Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1562 resultaten - Pagina 38 van 105

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[4] Die woorden nu luiden: 'Er bestaat geen groot en werkelijk wijs man zonder een goddelijke inspiratie.' En u lijkt mij het meest door een god geïnspireerd te zijn, waardoor u ook in staat bent om zulke dingen te doen, die alleen een god mogelijk zijn. En omdat dat bij u onbetwistbaar het geval is, kunt u ook heel goed de aan de joden beloofde Messias zijn, en deze mening over u heeft ook die burger, die tevens mijn buurman is, mij onomwonden toegegeven. En als u dat bent, is het voor ons heidenen ook hoog tijd om ons godenstelsel, dat op oude fabels berust, overboord te gooien en ons op de leer van de joden te richten!
Hoofdstuk 171: De waard vraagt naar zijn spoorloos verdwenen zoon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Zien jullie, Mijn geliefde vrienden, dat Ik ook de wereldse wijsheid van jullie filosofen heel goed ken en al heel lang maar al te goed gekend heb ? En Ik zeg jullie dat er onder alle ellende en alle nood van de mensen niets ergers bestaat dan hun geestelijke blindheid. Want daaruit ontspringen onvermijdelijk alle andere kwaden onder de mensen en deze zullen net zo lang bestaan als er Epicurussen zullen zijn in alle mensengemeenschappen; want de wereldse geest van zulke wijzen bederft door zijn verleidelijke voorbeeld maar al te gauw vele duizenden.
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Evenals deze nacht nu bestaat in de heidense, blinde en zinloze ceremonie, die men godsdienst noemt, zal die ook in die tijden bestaan, maar door het derde soort vuur uit de hemelen geheel en al verwoest en vernietigd worden! Want de leugen zal net zo min in staat zijn om de strijd met het licht van de waarheid uit de hemelen zegevierend te doorstaan als de natuurlijke nacht het hoofd kan bieden aan de opgegane zon! Zij moet in haar duistere holen en diepten vluchten, en zij die eenmaal in het licht staan zullen de nacht niet meer gaan opzoeken.
Hoofdstuk 186: Het derde en vierde louteringsvuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Water zelfheeft een grote hoeveelheid van de jullie nu al herhaaldelijk verklaarde ethergeesten in zich. Als stof bestaat het uit buitengewoon kleine ronde blaasjes, waarin de eigenlijke ethergeesten opgesloten zitten. Omdat deze blaasjes zeer rond en glad zijn en dus niet zo sterk tegen elkaar drukken, omdat ze zeer gemakkelijk kunnen wegschuiven en elkaar voortdurend ontwijken, gedragen de ethergeesten in het water zich gewoonlijk ook rustig. Maar het water hoeft maar in een ketel op het vuur gezet te worden, of het wordt weldra onrustig; want de ethergeesten in het water worden door de activiteit van de hen omgevende gelijkwaardige ethergeesten geprikkeld, beginnen met steeds grotere heftigheid de eigenlijke waterstofblaasjes door elkaar te jagen en doen die uitzetten, en vele verlaten bij het barsten van de te sterk uitgezette waterstofblaasjes hun woonelement en ontsnappen, waarna ze zich verenigen met de vrije ethergeesten in de lucht van de aarde, ofwel ze stijgen snel omhoog, helemaal door de luchtlaag h.een tot aan hun oerverwanten.
Hoofdstuk 145: Elektrische verschijnselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Alles zou derhalve door de kracht van de aarde, de zon, de elementen en de planeten en alle andere hemellichamen ontstaan zijn. Deze zijn volgens hen in zichzelf nog heel grof en ruwen nemen pas in hun voortbrengselen een soort verzachting en ontwikkeling aan; maar zelfs de meest voegzame voortbrengselen zouden uiteindelijk nog veel te zwak zijn om zich tegenover de grote grofheid en ruwheid van de eerder genoemde oerkrachten te handhaven, en ze zouden zich tenslotte moeten laten welgevallen om door die krachten vernietigd te worden. Alleen die mens zou gelukkig en wijs genoemd kunnen worden, die de tijd dat hij leeft voor zichzelf zo aangenaam mogelijk weet te maken en als een wereldwijs mens zijn grootste geluk in het eeuwige niet-bestaan te zoeken. En dat is dan ook de achtergrond van waaruit één van jullie filosofen zei: 'Ga heen, eet, drink en doe maar raak; want na de dood bestaat er geen genoegen meer!'
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Deze rots, waarop Ik nu sta en voor jullie die oude geschiedenis weer in herinnering roep, bestaat uit de twaalf stenen, die evenzo vele priesters toen het volk met droge voeten de Jordaan overtrok, uit het midden van de Jordaan hierheen gebracht hebben en deze ten teken van de wonderbaarlijke leiding door Gods macht hier geplaatst en samengevoegd hebben op de manier zoals ze er nu nog steeds zijn. Daardoor gaf Jozua het volk symbolisch te kennen dat de twaalf stammen van Israël, voorgesteld door de hier bij elkaar gelegde en samengevoegde twaalf stenen, ook één vast lichaam vormen en zo als een verenigd en machtig volk onder de wetten, de bescherming en de leiding van God als een gericht tegenover alle heidenen moeten staan en ook als een harde rots zijn, waaraan allen zich kunnen stoten die in strijd met Gods wil handelen.
Hoofdstuk 188: De Heer met de Zijnen op de heuvel Araloth (26.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Waar de mensen dus zulke plaatsen op aarde aantreffen waar geen enkele plant groeit en ook geen dieren van welke soort ook voorkomen, daar moeten zij zich ook niet vestigen; want daar bestaat beslist een dergelijke ondergrondse bron, via welke de zeer onzuivere natuurgeesten naar het oppervlak van de aarde gebracht worden, om zich met de lucht en het water te verenigen.
Hoofdstuk 190: Het doel van de natuurlijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'Luister, nieuwsgierige Arabier, voor Mij is geen ding onmogelijk, en wat Ik heb, dat heb Ik van Mijn vader in de hemel! Maar deze Vader kent niemand dan alleen Ik, en ook niemand kent Mij zo volkomen als Mijn Vader Mij kent! - Stel je daar tevreden mee en vraag Mij verder niets meer, want jij en jouw stam zijn nog ver verwijderd van het rijk Gods! Jullie hemel bestaat immers uit jullie vrouwen en slavinnen; en wie zulke hemelen als de hemel prijzen, zijn nog ver van Mij en Mijn vader!'
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Wij hebben ook priesters en magiërs, die tot allerlei buitengewone dingen in staat zijn, die zeggen, dat zij die dingen kunnen doen met behulp van geheime krachten van de natuur en haar geesten, en dat zij daarom ook onsterfelijk zijn. Maar deze priesters en magiërs weten zelf net zo weinig van maar één ware God als wij, zij kennen Hem niet, kunnen dus ook niet in Hem geloven en Hem nog minder boven alles liefhebben; want wat voor ons mensen eigenlijk niet bestaat, kunnen wij ook onmogelijk boven alles liefhebben.
Hoofdstuk 195: Het verlangen van de Arabier - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] De zon, de grootste weldoenster van de aarde en haar wezens, bestaat en wij aanbidden haar, evenals het vuur, zonder hetwelk er net zo min menselijk leven zou kunnen bestaan als zonder water en brood. En zo dienen wij ook van de vrouwen te houden, omdat zij er zijn om mensen voor ons ter wereld te brengen en hen in hun kindertijd als moeders met alle liefde, zorg en tederheid te verzorgen! Zij zijn in zekere zin de scheppers van de mensen; dat kost hun veel moeite en grote inspanning en daarom verdienen ze ook al onze liefde en achting.
Hoofdstuk 195: Het verlangen van de Arabier - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Roclus zei: 'Dat kan zijn; maar aangezien er op aarde niets bestaat dat zo perfect is dat het geen verdere en hogere vervolmaking nodig heeft, waren ook wij nog lang niet zo volkomen dat wij ons niet nog heel veel verder konden vervolmaken. En hoewel wij het grote einddoel van volmaaktheid nog lang niet bereikt hebben, hebben wij ons sinds enkele jaren een heel stuk verder ontwikkeld, en daarom denken, willen, spreken en handelen wij nu dan ook heel anders!
Hoofdstuk 208: Roclus en de twee tempeldienaren (27. 7.1861 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Ik zei: 'O ja, vriend, dat zou Ik zeker kunnen, als de mens ermee gebaat zou zijn als hij tot volkomen traagheid zou vervallen en dus ook weldra in alle materie en haar gericht zou wegzakken! Maar aangezien Ik wil dat de mens, in dit wereldse leven ter beproeving van de vrije wil, door allerlei activiteiten steeds rijker wordt aan ervaringen en de daaruit voortvloeiende kennis, en God en zichzelf leert kennen, moet de wereld zelf en alles wat daar in en op is nu eenmaal zo ontstaan en bestaan, zoals het ontstaat en bestaat.
Hoofdstuk 212: Het etenswonder van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Maar ik heb nu medelijden met deze mensen van beiderlei geslacht, die nu merendeels kreupel en ziekelijk zijn door de grote inspanningen die zij moesten leveren, en ik zou hen door Uw genade willen helpen. Maar als zij gezond zijn geworden, zullen zij zeker weer hun oude functie willen opnemen, die hun voorheen menig gewin opleverde, omdat zij als weder opgewekten door de vreemdelingen dikwijls rijkelijk bedacht werden. Maar deze functie bestaat nu niet meer, en wij zijn dus echt verlegen met hen. Alleen een advies van U zou ons daarin kunnen helpen.
Hoofdstuk 218: Hoe de helpers van de Essenen ingezet kunnen worden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Maar wie remt de juiste vrijheid van reizen van de mensen die voor de hogere ontwikkeling van de ziel zo noodzakelijk is? In de eerste plaats de zogenaamde machthebbers, wier macht uit veile huurlingen bestaat. Zij staan rijke mensen weliswaar toe om te reizen, maar verlangen daar een afkoopsom voor en geven hem dan een kaart waarmee hij een bepaalde tijd mag reizen, waarna hij een nieuwe moet kopen als hij nog langer wil rondreizen. In deze tijd is het helaas niet anders mogelijk, omdat de blinde mensen zich allang volledig van God hebben afgekeerd en dus ook van alles wat des hemels is, en zich in de slavernij van zonden en hel begeven hebben. -Maar zoals het nu is, moet het onder de goede mensen niet blijven.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] In de toekomst kunnen jullie daarom ook zeggen tegen degenen die troost en hulp bij jullie gevonden hebben en naar oude zede en gewoonte aan jullie zullen vragen wat voor offer zij daarvoor moeten.betalen: Wij hebben dat gedaan vanuit Gods liefde, die ons een dergelijke macht die genade om niet verleend heeft! Als jullie nu ook de liefde van God !n je hebben, die jullie door ons hebben leren kennen, doe dan wat deze liefde jullie gebiedt; want er zijn vele armen om ons heen, die jullie liefde nodig hebben! Maar voor hetgeen wij in naam van de Heer voor jullie hebben gedaan bestaat geen tarief meer zoals vroeger, maar vanaf nu tot aan het einde der tijden doen wij dat voor niets; want ook wij hebben die uiterst kostbare genade om niet van God ontvangen voor het heil van ieder mens die werkelijk gelooft in de God die wij verkondigen, zich aan Zijn geboden houdt, Hem boven alles liefheeft en zijn naaste als zichzelf ,
Hoofdstuk 200: Het onderwijzen van leraren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...