Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15097 resultaten - Pagina 38 van 1007

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[1] De opnieuw tot leven gebrachte dochter met haar moeder en haar zusters kwamen ook bij ons en luisterden naar het gesprek van de leerlingen, die ditmaal veel over kwade spookgeesten en duivels te vertellen hadden, en ook beweerden dat veel mensen niet in staat waren zich tegen de achtervolging van deze onzichtbare, slechte wezens te beschermen. Dat God die dingen toeliet, was niet zo goed te begrijpen, en volgens hen moesten mensen die door de duivel bezeten waren eens goed onder de loupe genomen worden, vooral daar, waar de bezetenheid al bij heel jonge kinderen voorkwam.
Hoofdstuk 74: Het schip van de Farizeeën op de woeste zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] IK zei: 'Dat is beslist zo; maar wat Ik je nu verteld heb, is ook geen gebod, maar alleen een goede raad, -want anders zouden de mensen ook in de diepten van de zee moeten afdalen en daar overal de belichamingen van de grote gedachten van God gade moeten slaan. Als een mens dat zonder gevaar en zonder nadeel voor zijn gezondheid kan doen, laat hij dat dan zo nu en dan doen, dan zal hij daaruit menig voordeel voor ziel en lichaam halen en ook meer en meer in zichzelf de geest van de ware liefde voor God en ook tot de naaste opwekken.
Hoofdstuk 75: Over het juiste bekijken van de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Zoals de ouders waren, zo werden ook de kinderen, namelijk traag, zelfzuchtig en heerszuchtig. Zij leerden het bevel te voeren over de bedienden, maar hun tere handen wilden zij nooit of te nimmer bezoedelen met gering knechtenwerk. Deze slechte gewoonte groeide bij de mensen van jaar tot jaar en bereikte maar al te gauw een hoogte waarop de toch al zo gekoesterde hoogmoed geen voldoende bevrediging meer vond. Hij, de Jood, keek weemoedig naar de luister en de hoge en belangrijke hoogwaardigheidsbekleders van de heidense volkeren, en het koningschap vond hij de allerhoogste eer en waardigheid voor een mens. Kortom hij wilde ook een werelds koning hebben en was niet meer tevreden met de zuivere heerschappij van God door zieners en richters!
Hoofdstuk 76: De oorzaken van het verval van de mensen. Theocratie en monarchie Eindtijd en gericht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Vandaar gingen wij naar de noordelijkste grenzen van Galilea, waar wij nog niet eerder waren geweest. Daar troffen wij veel heidenen aan, die erg bijgelovig waren en veel verwachtten van allerlei amuletten. Zij bekeken ons dan ook heel verwonderd en konden niet begrijpen dat wij zonder zulke beschermmiddelen durfden te reizen. Toen wij hun andere bewijzen van onze innerlijke krachten gingen geven, vielen zij op hun aangezicht; want zij hielden ons voor goden van de Olympus en durfden ons niet aan te kijken. Pas na langer praten en overreden begonnen zij ons weer voor mensen te houden en daarna was het pas mogelijk ons beter aan hen bekend te maken.
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Leer Mij die landen kennen! Daar komen op één -zeg maar -slechte jood minstens tien Grieken en Romeinen voor die pure heidenen zijn met een echt, ontzettend duister bijgeloof Hoe zouden die het ware, geestelijke levenslicht kunnen bevatten?! In Samaria hebben we het licht reeds verspreid en het groeit daar aanzienlijk. Damascus is een grote handelsstad. De mensen daar denken er alleen maar aan hoe en waar zij hun produkten het best kunnen afzetten, en met het licht is daar voorlopig maar heel weinig te bereiken; later zal het licht echter ook wel daar komen, en daarom blijven we nu in Galilea, bezoeken onze lichtvrienden en bevestigen hen nog meer!
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Wij bleven ongeveer drie weken en bekeerden er een groot aantal heidenen tot het zuivere Jodendom. Overigens waren het heel goede mensen, die ons met alles verzorgden wat zij maar hadden. Toen wij hen verlieten werden er veel tranen om ons gelaten; maar Ik sterkte hen en toen lieten zij ons rustig gaan.
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Van deze gemoedelijke mensen trokken wij zuidwest waarts en kwamen in een stadje genaamd Chotinodora (Choti no dora = op de hoek verbouwt of ploegt men niet) .In dit stadje woonden veel joden uit Bethlehem die daar met van alles handel dreven maar ook als geldwisselaars erg actief waren. T evens waren daar Grieken uit Armenië die tot in Indië houthandel dreven via de rivier de Eufraat omdat dit stadje, evenals een even groot buurplaatsje Samosata genaamd, aan de voornoemde stroom lag.
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Maar ik leg hier nu een openlijke bekentenis af en verklaar: Deze wonderbare vreemdeling is nu en voor alle toekomstige tijden de enig ware god voor mij! Hij is de Jehova van de joden en de Zeus van de Grieken, Romeinen en Egyptenaren. In hem moeten alle goden verenigd zijn. Wij hebben al vaak allerlei sprookjes horen vertellen, hoe deze of gene god in de oude tijden alleen door zijn almachtige wil iets heeft geschapen; maar wij Grieken, die ook mensen zijn, hebben nog nooit het geluk gehad zoiets met eigen ogen te zien. Hier staat echter een mens die dat kan, en hij is voor mij een ware God, wat ik nu vast geloof, en dit geloof zal ik ook gedurende mijn hele leven steeds behouden. -Wat zeggen jullie daarvan?'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Mijn vraag aan een zo groot kunstenaar als u is wel buitengewoon vermetel, omdat iedere ware kunstenaar zijn kunst als zijn waardevolste bezit beschouwt en ook moet beschouwen, en ik ook heel goed weet dat ook de grootste kunst beduidend van haar waarde inboet als zij onder de mensen heel gewoon wordt; maar omdat uw kunst, zeker voor het betere deel van de mensheid, een eerste levensvraag is, en door haar juiste oplossing de mensheid het grootste en onschatbaarste levensgeluk beschoren zou zijn, zou ik slechts voor een paar aanwijzingen, waardoor men zeker achter dit geheim kan komen, voor het welzijn van de mensen best driekwart van mijn grootste schatten aan u willen geven. U zou daardoor beslist niets verliezen, en wij zouden daardoor iets oneindigs winnen! Wat zegt u, grote meester, op dit voorstel van mij?'
Hoofdstuk 85: De kunst om te leven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Hoe lang is het dan geleden dat een aantal magiërs, komend uit Egypte, ter gelegenheid van hun doorreis naar Melite ons met vreemde toverkunsten verrasten?! Maar al hun toverkunsten waren duidelijk schijnwonderen en voor niemand dan henzelf van nut. Het vermaakte de mensen wel, maar niemand leerde er iets goeds van. Zij hadden ook allerlei apparaten bij zich, en slangen en apen en honden, kamelen en muildieren en vaten vol zalven en oliën. Maar deze van nu kwamen te voet, brachten helemaal niets mee en presteren dingen die maken dat je ze gemakkelijk voor goden kunt aanzien! Dat is niet meer te overtreffen!
Hoofdstuk 89: Tweespraak tussen de dokter en de waard over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Het heffen van tol is echter goed voor het land omdat het anders al gauw overspoeld zou worden door grote karavanen met allerlei waren, waardoor het weldra een tekort aan eigen levensmiddelen zou hebben. Daarom moet je juist van de vele vreemde handelslieden nog meer tol eisen, zodat hun de lust zal vergaan te vaak met hun waren naar dit land te komen. Maar voor je eigen mensen moetje daarentegen des te redelijker zijn! Nu weetje ook watje in dit opzicht te doen hebt, en waar je op moét letten.
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen wij echter door de straten van de stad wandelden, waren er natuurlijk allerlei nieuwsgierigen die ons van alle kanten aangaapten en moeite deden om te weten te komen wie wij waren. De dokter, de tollenaar, zijn kinderen die meewandelden, en vooral de uit de dood opgewekte zoon Jorab moesten zich veel van de vragers laten welgevallen, omdat de mensen niet konden begrijpen hoe deze jongen die zeven jaar lang ziek en gisteren volgens zeggen gestorven was, daar nu volkomen gezond kon lopen. De vragers werden echter vriendelijk afgescheept met de mededeling dat zij dat alles in de komende dagen wel zouden horen, en daarmee namen zij genoegen.
Hoofdstuk 93: Het bezoek aan het heilige bos. De vernietiging van de afgodenbeelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Nu kun je wel zeggen: 'Ja, maar waarom moet dat dan juist hier in deze verder zo vruchtbare, mooie vlakte liggen? Het zou toch ook ergens anders in een woest gebied kunnen liggen!' Ja, daarmee heb je ook niet helemaal ongelijk; maar deze streek was nauwelijks tweeduizend jaar geleden ook een woestijn, en werd later pas door de grote vlijt van de handen van mensen die naar deze wijde vlakten verbannen waren, in cultuur gebracht en vruchtbaar gemaakt.
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] DE VIJF PRIESTERS zeiden: 'Heer, Meester en volmaakt ware godmens, wij hebben het nu goed begrepen, en zeggen en bekennen openlijk dat u in alles volkomen gelijk heeft en de zuivere waarheid spreekt! Maar toch zijn wij met betrekking tot ons werk van mening dat de heersende planeten wel gehandhaafd kunnen blijven bij onze tijd en jaarrekening, als we alleen de oude vertrouwde namen aanhouden. Wij zouden dan onze mensen daarbij wel uitleggen dat het alleen maar namen zijn waarmee wij bepaalde planeten aanduiden, alleen maar om op ordelijke wijze de cyclus van zeven tot zeven jaar vast te kunnen stellen, volgens het systeem van de oude Egyptenaren. Dat, denken wij, zou het opbloeien van Uw leer niet schaden.'
Hoofdstuk 96: Over de astrologie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Als dit alles nu onweerlegbaar is, hoe kunnen jullie dan jullie planeten tot heersers over een bepaald jaar maken? Kijk, daar ligt afgoderij in verborgen die reeds door de oude heidense priesters heel sluw berekend is! Want als bij jullie bijvoorbeeld in dit jaar Jupiter -of jullie Zeus -de regerende planeet is, dan moet hem als god in dit jaar extra veel geofferd worden, opdat hij vriendelijk gezind blijft en de vruchten dit jaar goed laat gedijen. Kijk, dat is afgoderij en niet toegestaan waar mensen de ware, levende en enige God moeten erkennen en naar Zijn getrouwe, geopenbaarde wil moeten leven en handelen; want in het oude boek der wijsheid staat geschreven: 'Ik alleen ben jullie God en Heer, daarom zullen jullie geen nietswaardige, vreemde goden naast Mij hebben en vereren!'
Hoofdstuk 96: Over de astrologie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...