Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

12361 resultaten - Pagina 38 van 825

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[2] Wend je in je hart waarachtig en getrouw tot deze Jezus. Heb Hem lief, die jou zozeer liefhad dat Hij uit liefde voor jou, evenals voor alle mensen, de menselijke natuur aannam en de bitterste dood van Zijn lichaam over zich liet komen om voor jou en alle mensen een eeuwig leven mogelijk te maken.
Hoofdstuk 126: De monnik hoort de heilige leer van Christus. De eens geestelijk blinde herkent de Heer en diens genade - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] Terwijl wij het huis binnengaan, zeg Ik: 'Goed, goed, Mijn beste zoon Thomas! Het verheugt Mij echt dat je in je hart gevoelens laat opkomen, die veel lijken op de Mij prijzende vurige gedachten van de Cherubijnen en Serafijnen, die in eeuwigheid de uitvoerders zijn van Mijn wil. Maar hoe verheven zulke gedachten, waar maar weinig geesten de diepte en grootte van beseffen, ook zijn, Ik heb toch liever dat Mijn kinderen Mij echt hartelijk 'Vader' noemen, liever dan wanneer de grootste lof engelen Mij met wijsheidsliederen bezingen en tenslotte totaal uitgeput neerzinken, als ze tot het inzicht komen dat hun vurigste gedachten niet eens de zoom van Mijn kleed beroeren, terwijl Mijn eenvoudige kinderen zalig spelen met Mijn hart en Mijn gedachten, altijd bij Mij zijn en aan Mijn tafel het brood van het ware leven genieten.
Hoofdstuk 127: De dankbare Thomas prijst God. Onderricht van de Heer over de eenvoud van de liefde - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] Zo komen zulke mensen in de wereld dan moeilijk of vaak ook helemaal niet tot datgene waartoe ze geroepen zijn, maar juist tot datgene waartoe ze niet hadden moeten komen: tot eigenliefde, zelfzucht, heerszucht, hebzucht, gierigheid, nijd, vraatzucht, zwelgpartijen, wellust, ontucht en hoererij! Deze zaken verteren het leven echter in plaats van het te verrijken. Daardoor komt het dan ook, dat het velen na het afleggen van hun aardse lichaam vergaat, zoals het jou en jouw schare verging. Zij moeten dan in deze wereld geheel ontdaan worden van al datgene wat hun ruwe zinnen te veel heeft beziggehouden en moeten heel ongelukkig worden, opdat hun leven in zulk een geestelijke eenzaamheid en woestenij tot zichzelf kan komen. Heeft het zichzelf hervonden, zoals dat van jullie nu, dan komt ook de hulp die nodig is, maar wel zo dat ze niet opgedrongen, maar zuiver door de behoeftige mens zelf verlangd wordt.
Hoofdstuk 130: De menigte voor de Heer. Generaal Theowalds levensweg naar God. Wat tijdens het aardse leven een mysterie was, wordt opgehelderd in het hiernamaals. Jezus' woorden over licht en leven - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[8] Hoffelijkheid als uithangbord van een dankbaar en deemoedig hart wordt op aarde graag gezien, maar vrijpostige brutaliteit wordt slecht gewaardeerd. Moeten wij dan nu in het rijk van het eigenlijke leven aannemen, dat men hier onbeleefd moet zijn als een straatjongen om bij de hoogste Heer der oneindigheid iets gedaan te krijgen? Daarom, beste vriend, bedenk wel: 'Haastige spoed is zelden goed!'; dan zal volgens mij alles wel goed komen.'
Hoofdstuk 138: De graaf en de franciscaan over de pas vernomen stemmen. De graaf heeft nog steeds bedenkingen. Een man uit het volk roept Jezus aan - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] De graaf zegt: 'Nee Heer, eeuwig nee, van U uit ben ik wel enorm groot, maar vanuit mezelf ben ik niets. Wel, ik sta al op, want Uw woord heeft me geheel opgericht.' Daarop komt de graaf dadelijk moedig naar Mij toe en zegt: 'Heer, Vader, God, Jezus! Ik ben nu door Uw liefde en genade helemaal genezen en de overdreven vrees voor U is ook verdwenen, maar in plaats daarvan brandt er een grenzeloze liefde tot U, in de vorm van een grote hartstocht, in ieder vezel van mijn hart. Langzamerhand zal misschien ook deze nieuwe eigenschap van het geestelijke leven wat tot rust komen, maar nu zou ik U graag met al mijn levenskracht willen omarmen en sterven in de onbeschrijflijke zaligheid van de liefde tot God! Heer, laat mij U toch even omarmen en U aan mijn van liefde brandende hart drukken.'
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Na deze woorden begint Robert, aanvankelijk flink knipperend met zijn ogen, naar deze grote middenzon te kijken en zegt na een poosje: 'Vader, ik dank U voor zo'n grote genade! Nu zie ik al vormen, maar ze zijn nog niet blijvend, want de kracht van het licht wist ze van tijd tot tijd nog uit. Toch komen ze steeds als dezelfde weer te voorschijn. O, dat moet een buitengewoon wonderbaarlijke wereld zijn! Werkelijk, zo'n wereld is ook al een hemel, want daar moet het heel heerlijk te leven zijn als men eenmaal aan het licht gewend is.
Hoofdstuk 147: Een blik door de tweede deur van de westelijke wand. Een middenzon van hogere orde. Pracht van steden en bouwwerken. Scheppingen van het instinct of van ware wijsheid? - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] De beiden zeggen: 'Dat was weliswaar wat al te kras, maar daar dit bij deze oorlogszoekers toch een zekere morele indruk heeft gemaakt, kan men het voorlopig daarbij laten. Bij een volgende gelegenheid is dat wel weer goed te maken. Hun nu echter opheldering te verschaffen zou heel kwalijke gevolgen kunnen hebben. Er wordt nu ook in werkelijkheid een hevige oorlog op aarde toegelaten en die zal op verschillende plaatsen deels moreel, maar ook grotendeels op natuurlijke wijze woeden. Eveneens zal er ook een bijzonder streng gericht over de groten en de al te zelfzuchtige rijken komen. Bovendien zullen er hier en daar grote aardse uitbarstingen plaatsvinden en daarom zullen jullie schertsende opmerkingen voor het gevoel van deze geesten bewaarheid worden. Maar trek je nu terug en doe wat we jullie hebben aangeraden, dan zullen jullie een groot voordeel voor je leven oogsten. Jullie zijn dichter bij het rijk Gods dan jullie denken. Handel volgens de heilige ordening van God, dan zullen jullie het rijk van al het leven binnengaan. Wij waren ook zoals jullie nu zijn, maar de Heer heeft ons verheven en we zijn nu voor eeuwig bij Hem. Volg ons en ook jullie zullen door Hem niet worden verstoten, want waarlijk, in Zijn huis zijn vele woningen!'
Hoofdstuk 125: Robert en peter bewerken de grappenmakers. Deze geven hun zwakheid toe en verontschuldigen zich. Mensen en Godsgericht. Een bode van boven. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] De dertig zeggen: 'Maar hoe kunnen we daar zonder gevaar komen?' De vijf zeggen: 'Op de weg naar de Heer zijn geen gevaren, maar wel op de weg die de geest van de Heer afleidt. Daarom kunnen jullie je zonder schroom of vrees daarheen begeven. Jullie hebben in de duisterste nacht ver van de Heer nog nooit vrees getoond. Hoe zou zij jullie dan kunnen overmannen in de nabijheid van Hem, die jullie het eeuwige leven wil geven als jullie het maar willen aannemen?'
Hoofdstuk 123: Goede missietoespraak van de vijf. Schroom om met zonden beladen voor de Heer te verschijnen. De genadezon van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Ik zeg: 'Waarom zou dat dan ketterij zijn? De mens zelf, geschapen naar het evenbeeld van God, is toch ook zo'n drie-eenheid in een en dezelfde persoon. Heeft hij niet een lichaam, dat zijn uiterlijke gestalte bepaalt, een ziel, die deze gestalte en zijn organisme tot leven brengt, en tenslotte in de ziel een goddelijke geest, die aan de ziel het verstand, de wil en al haar kracht verleent? Zouden jullie het niet als een staaltje van dwaasheid beschouwen als er drie mensen zouden komen die bij hoog en bij laag zouden beweren dat ze gedrieën slechts één mens zijn? En dat terwijl ieder van hen een met zijn talenten overeenstemmende, specifieke bezigheid zou verrichten, waarvoor de tweede en de derde geen bijzondere kennis en ook niet de capaciteit zouden bezitten om deze uit te voeren. Als jullie zo' n bewering van drie bekrompen mensen echter in hoge mate dom moeten vinden, hoe kunnen jullie dan de oneindig wijze Godheid met zo'n belachelijke dwaasheid opzadelen? Zou zelfs de dierenwereld jullie niet uitlachen als jullie de Godheid - vooropgesteld dat jullie aan haar geloven - met jullie woorden en leringen van waanzin zouden verdenken?
Hoofdstuk 120: Scharen van duistere monniksgeesten. Uiteenzetting over de drie-eenheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Andere rijken, die vroeger de behoeftigen nog ondersteunden, trekken zich steeds meer terug en proberen te bezuinigen, maar zij leven er allen goed van; alleen de armen ondervinden de ellende dubbel en dwars. Kijk, dat zal de lang sluimerende toorn van God spoedig opwekken en een onnoemelijk gericht brengen over alle wisselaars, makelaars en woekeraars, maar dan ook over alle rijken die hun hart en huis helemaal afsluiten voor de armen. Deze keer zal het zover komen dat de armen God zullen loven en de rijken alles zullen vervloeken wat hun zal overkomen; maar dat zal hen niet baten!'
Hoofdstuk 119: De Heer stelt zich voor aan de liefhebbende. Het blinde hart begrijpt meer dan het ontwikkelde verstand. Grote zegening op de berg. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Ik zeg: 'Nog slechts een beetje geduld, geliefde dochter. Kijk, de Heer is als een verstandige tuinman: Hij haalt eerst de niet zo mooi geworden vruchten binnen en legt ze in zijn provisiekamer, opdat ze daar volkomen rijp worden. De mooie vruchten laat hij echter aan de boom hangen, opdat het gehalte aan vruchtensuikers toeneemt en geest en leven volkomen kunnen rijpen in de kiem, die de zaadkorrel in zich draagt. Zo wordt ook het kleine gras van de aarde in korte tijd rijp, maar het is er daarom ook maar een korte tijd. Als er dan 's winters vorst en stormen komen, sterft het al vlug en behoudt het slechts een zwakke vorm van leven in de wortels.
Hoofdstuk 118: De twee boden bij de nieuwe Maria. Gelijkenis van de kleine gewassen en de eik. Over de geestelijke toestand van de aarde. Voltooiing door genade. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Waar derhalve zulke grof materiële mensengeesten voorkomen, moeten jullie voor Mij eerst de weg banen, omdat op grond van Mijn orde het oergeestelijke nooit meteen rechtstreeks met het materiële in aanraking mag komen. En kijk, juist daar zijn jullie dan als een tussenschakel nodig. Hier Waar de geesten heel goed weten wat ze zijn, kan Ik Zelf meteen op passende wijze met hen omgaan zonder hen te schaden. Zoals de bewoners van de bergen op aarde zijn, die al veel soberder leven dan de onverzadigbare bewoners van de laaglanden, zo zijn ook de geesten die de bergen bewonen. Als ze om iets vragen, moet men hun altijd iets geven en zij zijn dan dadelijk tevreden. Het zou verkeerd zijn om hun niets te geven, want dat zou hen heel verdrietig en tenslotte weer heel onstuimig maken en hun alle vertrouwen ontnemen.
Hoofdstuk 111: Toestroom van demonen en natuurgeesten. Over het wezen van de berggeesten. Jakob Lorber, aan wie de heer door middel van zijn engel dicteert, met zijn trouwe vrienden in de gezichtskring van het heilige gezelschap. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Wanneer een mens echter tot een juist inzicht is gekomen, dan zal dit zonder meer zijn wil leiden zoals een goede ruiter zijn paard. De wil zal dan steeds meer datgene beginnen te willen wat zijn inzicht juist, goed en dus doelmatig vindt. Daardoor komen wil en inzicht steeds nader tot elkaar, totdat ze uiteindelijk volkomen één worden, hetgeen dan leidt tot de voltooiing van de mens. De wil is het leven van de ziel, het inzicht daarentegen ligt in de eeuwige vrije geest. Worden geest en ziel één, dan is door deze geestelijke wedergeboorte de voor het eeuwige leven vereiste vrijheid ook aanwezig en leeft de mens reeds in Mijn rijk, dat bestaat uit de waarheid en het eeuwige leven.
Hoofdstuk 104: Zegenbede voor de maaltijd. Over Swedenborg. Zegening van het Habsburgse huis. Invloed van geesten en engelen op mensen. Grondwet van de vrije wil. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Ik zeg: 'Mijn beste Peter, je moet tegenover Mij niet voortdurend 'heilig' en 'allerheiligst' in je mond nemen en bovendien moet je het aardse complimenten maken helemaal afleren, want hier, waar allen gelijk zijn en er maar één Heer is, is ieder compliment een dwaasheid. De sergeant-majoor heeft je goed en waarheidsgetrouw de levensomstandigheden in Mijn hemelen uiteengezet, maar stilletjes had jij er steeds iets tegenin te brengen, en dat is niet goed. Als Ik je Zelf iemand aanbeveel om je te onderrichten, dan moet je alleen maar naar hem luisteren en daarnaar je leven richten, maar als jij steeds met tegenwerpingen komt en iets anders, dat met Mijn eeuwige ordening nooit in overeenstemming kan zijn, beter vindt, zul je met jezelf nooit in het reine komen.
Hoofdstuk 98: Over de juiste liefde voor God. Gelijkenis van het smalle poortje en de grote last. Een hemels onzevader. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Maar de officier spreekt hen krachtig toe en zegt: 'O, jullie domme vrouwen en kwezels! Hoe komen jullie op zoiets doms? Geloven jullie soms dat de jongste dag er zo uit moet zien als de priesters hen jullie hebben afgeschilderd? Het is hier ongetwijfeld een jongste dag voor ons allen, omdat wij tot nu toe in een duistere nacht hebben geleefd, maar God de Heer Zelf heeft ons opgewekt op deze dag en dat is een echte jongste dag, waarop ons voor eeuwig het heil is wedervaren. Er bestaat ook wel een oordeel ten dode, waarin wij ons tot op dit uur met huid en haar bevonden, maar dat is een oordeel uit onszelf en niet uit God. Het Godswoord zelf en de ons verleende wilsvrijheid zijn het, die ons oordelen, anders zouden wij stenen zonder leven zijn. Hebben wij onszelf echter uit vrije wil de doodsteek gegeven en kunnen we ons zelf dan niet meer helpen, dan komt de Vader van boven met Zijn engelen en brengt de doden weer tot leven! Als de 'doden in de geest' dan weer tot eeuwig leven in en bij God ontwaken, dan is dat voor iedere opgewekte geest een waarachtige jongste dag. Wees daarom niet meer zo kinderlijk bang voor een zekere dag des oordeels die zich in deze geestelijke wereld nooit zal voordoen. Staat er dan niet in de Schrift, voorzover ik mij nog herinner: 'En Ik, zegt de Heer, zal hem op de jongste dag opwekken!', en niet: 'Ik zal hem op de jongste dag ombrengen en verdoemen!'?
Hoofdstuk 88: De officier als heilsverkondiger. Hij neemt hun twijfels weg en leidt hen tot de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...