Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

737 resultaten - Pagina 38 van 50

...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50
[5] Hierheen dus, geesten van de aarde! Hierheen in jullie harten! Dan zullen jullie schatten en rijkdommen vinden in zo'n enorme overvloed, dat ze in geen eeuwigheid ooit uitgeput raken. Hierheen eerzuchtigen, in de oprechte deemoed van jullie harten! Hier is een echte en steeds toenemende allerhoogste verering op zijn plaats. Wat zijn al jullie waardigheden tegen één woord van Hem, die door Zijn macht en wijsheid de oneindige ruimte heeft gevuld met talloze wonderwerken!
Hoofdstuk 143: Vermanende oproep aan de kinderen van de aarde. Verschillen tussen aards en hemels leven. Gelijkenis van de afgevallen boomvruchten en van de pottenbakker. De eeuwige dood. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Zou het niet dom zijn van de astronomen als ze de zon zouden meten naar de reikwijdte van haar lichtstralen? Deze dringen verder en verder door in de diepten van de eeuwige ruimte en hun afmeting wordt steeds groter van seconde tot seconde. Welke maatstaf zou er dan voor zo' n dwaze berekening moeten worden aangelegd? Daarom meten de sterrenkundigen de zon zelf, omdat haar afmeting vaststaand en blijvend is.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] De drie zeggen: 'Wie ben jij dan wel dat je op zo'n gebiedende toon tegen ons spreekt alsof je de Heer zelf was? Kijk omhoog! Je bent in de hele ruimte door miljoenen omringd. Slechts één wenk van ons en je bevindt je op hetzelfde ogenblik in de strengste gevangenschap!'
Hoofdstuk 121: De drie afgezanten ontwaken. Nog drie doctoren in de theologie worden streng terecht gewezen en krijgen een opdracht. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Ik kijk nu ook met groot gemak in dit licht en beleef daaraan grote vreugde, want ik begin nu door de helderste ethervlammen heen een ongekende wonderwereld te ontdekken en zie uitgestrekte bouwwerken, waarin waarschijnlijk de door de Heergenoemde vuurgeesten wonen. Merkwaardigerwijze bestaat zo'n gebouw eigenlijk uit ontelbaar veel symmetrisch opgetrokken, enorme hoge torens, die door ontelbaar veel arcaden met elkaar verbonden zijn. Nu zie ik ook op mensen lijkende wezens op de arcaden rondwandelen. Hun bewegingen zijn buitengewoon vlug. Dat gaat als bliksems heen en weer! Hebben deze geesten dan zulke dringende zaken te doen, dat ze zo als bezetenen heen en weer rennen?'
Hoofdstuk 148: De derde deur laat een al-middenzon zien. Ordening van de zonnensystemen. Grootte en lichtsterkte van de zonnen. Vuurgeesten van de al-middenzon bij hun werkzaamheden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Ja, dat geeft weer aanleiding tot duizenderlei vragen! Bijvoorbeeld: wij zijn toch, toen we van de aarde hier in deze stad aankwamen, over de begane grond Uw heilige huis binnengegaan en hebben toen nergens een balkon gezien. Nu zijn we in datzelfde huis op de begane grond en kijk nou eens: de kamer, even groot en prachtig als de zaal boven ons, heeft twaalf deuren, waardoor men op de uitzichtbalkons komt, waarvan eerst geen spoor te zien was. En men ontdekt daar dan verder, dat dit huis als een hemellichaam vrij in de ether rondzweeft - terwijl men daarbij van een verdere stad, die toch een eindeloze uitgestrektheid had, niet één huisje meer kan zien! Ook voerden er drie volkomen gelijke deuren op een rij in één en dezelfde wand naar deze raadselachtige vrije ruimte - en kijk, ik zie ze niet meer. Heer en Vader! Wie dat volkomen begrijpt, moet, zoals men zegt, van goeden huize komen.
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Ik wil je echter nog een ander voorbeeld geven. Stel je een sterke reus voor. Plaats hem in een lege ruimte waarin zich geen voorwerp bevindt waarop de reus zijn kracht zou kunnen beproeven. Plaats als tegenkracht een vlieg zó voor hem, dat hij haar met zijn handen niet kan bereiken. In dit geval zal de vlieg daar met gelijke kracht als de reus staan en zal ze de reus kunnen uitdagen voor een duel, als ze een steunpunt heeft. Heeft de reus echter ook zo'n steunpunt, dan zullen miljoenen vliegen hem niets kunnen doen. Zo moet elke kracht eerst een tegenkracht vinden, anders kan ze zich niet uiten en zichtbaar worden. Een kracht moet zich aan een andere meten, anders is het alsof ze er helemaal niet was.
Hoofdstuk 142: Orgelconcert met lichtbeelden. Geheimen over het wezen van klank en beeld. Grondwet van alle openbaring van krachten: kracht en tegenkracht. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Na een poosje weerklinken de machtige akkoorden van een orgel. En terwijl de akkoorden zich melodieus met elkaar vermengen, worden in de vrije ruimte de prachtigste beelden zichtbaar, ongeveer op de manier waarop men op aarde beelden tot stand brengt met een camera obscura. Het verschil is dat deze slechts afbeeldingen van reeds bestaande voorwerpen kan doorgeven terwijl hier steeds nieuwe beelden worden geschapen, omdat in de klanken steeds nieuwe combinaties naar voren komen. Natuurlijk roepen reeds eerder voorgekomen klankcombinaties ook steeds weer dezelfde beelden op. Deze klankbeelden zijn hier echter buitengewoon scherp en wisselen elkaar steeds in de meest levendige kleuren en aangrijpend mooie beelden af. Daardoor worden niet alleen het oor en het gemoed op een hartverheffende manier in vervoering gebracht, maar ook het oog en het met het oog samenhangende verstand van de ziel, dat als het ware het oog van de ziel is.
Hoofdstuk 142: Orgelconcert met lichtbeelden. Geheimen over het wezen van klank en beeld. Grondwet van alle openbaring van krachten: kracht en tegenkracht. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] De liefde is een vuur dat verzamelt en niet verstrooit. Het licht dat van de heldere vlammen der liefde uitgaat, golft evenwel in rechte stralen eeuwig verder en keert niet terug behalve wanneer de liefde van God het grenzen heeft gesteld, waartegen het weerkaatst en de terugweg begint naar zijn oorsprong. Als jullie de Godheid echter beoordelen naar het verspreiden van Haar licht, en daardoor ware 'lichtruiters' zijn, die op de vleugels van de geest de wijde ruimte doorkruisen op zoek naar de aanwezigheid van de grote Godheid, dan blijft het ware erkennen van het eigenlijke goddelijke wezen eeuwig verre van jullie. Uiteindelijk moeten jullie voor de eindeloze grootheid van God bezwijken en zullen jullie niet meer in staat zijn je op te richten in jullie harten, waarmee jullie alleen in staat zijn het ware wezen van God, jullie Vader, te aanschouwen en bevatten. Staat er dan een wezen zoals Ik voor jullie dat zegt: 'Ik ben het, die jullie zolang tevergeefs in de oneindigheid hebben gezocht', dan schrikken jullie en krimpen onmachtig ineen. De oorzaak is dat jullie het wezen, dat zich aan jullie kenbaar maakt als de ware Godheid in Haar oerbestaan, nog steeds met op de oneindigheid gerichte ogen aanstaren, zodat jullie gemoed opnieuw door je ijdele verbeelding begint weg te drijven in de oneindigheid.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Het licht van de zon doordringt ook een bijna onmetelijke ruimte, maar van haar warmte genieten alleen de hemellichamen die zich in haar nabijheid bevinden; buiten de kring van haar planeten dringt geen warmte meer door. De hemellichamen, die door de zon verwarmd willen worden, moeten evenwel eerst zelf warmte in zich hebben. Een ijsklomp neemt geen warmte op, tenzij hij eerst tot water smelt, wat wel in staat is warmte in zich op te nemen.
Hoofdstuk 103: Wat de liefde doet is welgedaan. Laat je alleen door haar leiden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Mathilde beeft van zoete vrees en brandende liefde, maar kan toch niet de moed opbrengen om aan Mijn haar te heilig lijkende borst te vallen. Daarom roep Ik Helena en vraag haar om deze Mathilde te tonen, hoe de uitverkorenen in de hemel dat doen.
Hoofdstuk 99: De Heer over het onzevader. Strijd om een plaats aan de vaderborst. Helena over Gods- en broederliefde. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Een assistent zegt: 'Eminentie, beneden in een zijkapel staat er nog een ter openbare verering opgesteld. Wat denkt u ervan als we ons daarheen zouden begeven?' De hoofdcelebrant zegt: 'Dat is niets! Het moet verplaatsbaar zijn, zodat men het voor het tabernakel kan plaatsen. Breng dit beeld weg en zorg ervoor dat je een ander voor mij haalt! Het zou toch te gek zijn als er in deze grote ruimte geen beter bewaarde moeder van smarten te vinden zou zijn! Ga en doorzoek alles!'
Hoofdstuk 78: Het grote 'exorcisme'. De 'moeder van smarten' verzuimt te helpen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Miklosch vertelt verder: 'Cado zegt: 'Maar liefste, waarom verlang je toch iets van mij dat ik niet doen kan, juist omdat jij het van mij verlangt! O jij onverbeterlijke kroon der oneindigheid! Nu moet jij zonder erbarmen ook de laatste stap doen, die ik anders vast en zeker zou hebben gezet. Ik vraag je om je eigen bestwil, verlang in het vervolg niets meer van mij. Kijk, nog maar één stap en de hele oneindigheid is gered en bevrijd van het zwaarste juk van een eeuwig gericht, en jij zult als het gelukkigste wezen stralen met het licht van alle zonnen, die de eindeloze ruimte bevat!'
Hoofdstuk 29: Eindstrijd en ommekeer. Het trotse oerwezen van Satana komt terug. Cado blijft standvastig. Gelijkenis van de reddende loods. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Uit deze toelichting kun je nu opmaken waarom deze geesten als mussen op elkaar lijken. Zij zijn echter zeer bescheiden en hun enige verlangen is om steeds maar verder te trekken, hetgeen dan ook overeenkomt met het zich voortdurend voortplanten van het pure licht. Zoals het licht geen rust kent, maar in de eindeloze ruimte steeds verder gaat, zo is het ook met zijn schepselen. Er zijn echter door Mij aan dat streven ook grenzen gesteld, wat dan betekent: 'tot hier en niet verder!' Dan is er inderdaad vaak een geweldige strijd voordat zulke wezens tot rust worden gebracht. Maar nu genoeg hierover! Deze geesten zijn nu weggetrokken en legioenen andere komen er al weer aan.
Hoofdstuk 112: Zwerfgeesten uit het sterrenbeeld 'Haas'. Licht en liefde en hun verschillende werkingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Moet krachtens Mijn wil niet elk hemellichaam een werktuig van de wet zijn, opdat vrije wezens er ongestoord kunnen rijpen tot waarachtig leven? Stel je een in de ruimte zwevende aarde voor met een onbeperkte wil, hoe zou deze met haar bewoners omgaan als deze haar voelbaar tot last zouden worden? Dus vriend, besef dit allemaal goed, dan zul je gemakkelijker aan het jou toevertrouwde werk beginnen, dat absoluut noodzakelijk is voor je volledige voleinding. Want kijk, dat is namelijk de voornaamste reden waarom jij je nog eenmaal met Mijzelf naar Wenen moest begeven. Ga aan het werk en Ik zeg je dat het beter zal gaan dan je denkt, want werktuigen van de wet zijn altijd gemakkelijker te leiden dan zij die de wetten geven.'
Hoofdstuk 84: Een nieuwe opgave voor Robert. De Heer over de militaire stand. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Dat heb je ook bij deze priesters kunnen zien. De angst voor de verschijningsvorm van de vlammende hellepoort leek hen bijna te doden. Na een poos zullen ze weer ontwaken en zich weliswaar nog in de kerk bevinden, maar het gebeurde zal hun als een afschuwelijke droom voorkomen. Zij zullen dan wijn en brood vinden en daar ze zeer hongerig en dorstig zullen zijn (wat steeds het geval is als de geest in de ziel vrijer en wakkerder wordt), zullen ze er ook gretig naar grijpen en het verorberen. Het open geschrift naast de broden zal hun duidelijk maken hoe ze aan de hel, waarvoor ze een ontzettende angst hebben, kunnen ontkomen. Hoewel enkele van hen tijdens hun aardse bestaan niet in de hel geloofd hebben, is het beeld ervan hun toch bijgebleven. Nu hebben ze de geopende muil en de hun zo verschrikkelijk lijkende vlammen gezien, waardoor het akelige beeld voor hen werd verwezenlijkt. Daardoor is hun ongeloof voor wat de hel betreft weer tot een levend geloof geworden. Daarom zullen ze volgens de aanwijzing van de geschreven opdracht in allerijl opbreken en zich naar buiten begeven.
Hoofdstuk 83: De verdere lotgevallen van de priesters van de domkerk. Het wezen van de wijsheidsgeesten en hun moeizame bekering tot de liefde. De militaire patrouille in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50