Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3048 resultaten - Pagina 38 van 204

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[4] De vijand die altijd het onkruid tussen de zuivere tarwe strooide en nog strooit, en nog heel lang zal strooien, is derhalve de eigenliefde, en haar jullie nu bekende gevolg is het onkruid, en in de ruimste zin omvat dat alle materie, in welke vorm dan ook, alle leugens, de satan en de duivel.
Hoofdstuk 108: Het erfelijk kwaad van de eigenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Mijn woord is echter de edele en zuivere tarwekorrel en jullie vrije wil is de akker, waarin Ik als Zaaier van al het leven het zuivere koren van Mijn eeuwige orde strooi en zaai.
Hoofdstuk 108: Het erfelijk kwaad van de eigenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Laat je niet door de eigenliefde overmeesteren, maar bestrijd deze eenvoudig en krachtig met het gloeiende zwaard van de ware, geheelonbaatzuchtige liefde tot Mij en tot je naaste broeders en zusters, dan zullen jullie de akker vrij houden van alle onkruid en eens zelf als zuivere en kostbare vrucht in Mijn rijk binnengaan en daar nieuwe en puur geestelijke scheppingen aanschouwen en besturen in eeuwigheid!
Hoofdstuk 108: Het erfelijk kwaad van de eigenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] En dat was goed, want nu kunnen de te hardnekkige geesten ondervinden hoe goed het is in een zeer droge en haast van alle voedsel verstoken materie opgesloten te zitten. En tevens dient dit deel van de maan (want de klomp waarvan sprake is, is de maan) sinds deze aarde door mensen bewoond is, ook om mensenzielen die te veel van de wereld houden, daarheen te verwijzen. Van daar uit kunnen zij, voorzien van een fijnstoffelijke omhulling, hun mooie aarde ver weg op een afstand van meer dan honderdduizend uur gaans, enige duizenden jaren lang meer dan voldoende bekijken en zichzelf beklagen omdat zij niet meer haar gierige bewoners zijn. Dat zij echter ondanks al hun verlangen niet weer naar beneden op de aarde kunnen komen, daar is wel heel goed voor gezorgd. Maar ettelijke aeonen aardse jaren zullen op den duur ook de allerhardnekkigsten tot bezinning brengen!
Hoofdstuk 107: Het ontstaan van de maan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Maar Ik voeg het volgende daaraan toe: "Voor degene die niet gelooft en niet in en door Mijn naam en Mijn woord gedoopt wordt met water en geest, zal alles bij het oude blijven! Zij zullen aan gene zijde niet in Mijn rijk komen en Mij aanschouwen, maar zij zullen aan de buitenste grenzen van Mijn rijk blijven, waar veel duisternis en nacht zal zijn en veel gehuil en tandengeknars. En het zuivere levenslicht van de hemel zal hen slechts bereiken zoals het licht van een kleine vaste ster tot deze aarde doordringt, en zij zullen van Mijn ware levenshemelen evenveel weten als de mensen hier nu van het uiterlijk van de vaste sterren en wat zich daarop bevindt. En ook al denken de mensen dag en nacht gedurende duizendmaal duizend eeuwen erover na wat die glanzende punten daar boven zijn, dan zullen zij na deze lange tijdsduur evenveel weten als nu. Wel zullen er in de loop der tijd mensen komen die apparaten uitvinden om ver verwijderde voorwerpen zo te kunnen zien alsof zij vlak bij staan; maar met de vaste sterren zullen zij dat nooit bereiken, omdat deze veel te ver van de aarde af staan.
Hoofdstuk 109: Verlossing, wedergeboorte en openbaring. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] CYRENIUS voegt daar aan toe: "Het verwonderde mij al dat Uw leerlingen dat niet zouden begrijpen, terwijl ik en beslist alle anderen het heel goed hebben begrepen! Maar, o Heer, omdat U nu toch in de stemming bent om zaken duidelijk te maken die vóór U nog nooit door iemand zijn uitgelegd, zou ik graag van U horen wat dan bij de Joden de betekenis is van de verboden om onreine spijzen te gebruiken en om bepaalde als onrein aangegeven zaken aan te raken! Wij heidenen aten alles en werden toch volgens onze leer niet onrein! De oude Egyptenaren aten ook alles wat in de loop der tijd en door de ondervinding maar eetbaar bleek, en van verontreiniging is mij niets bekend, -integendeel weet ik uit de geschiedenis, dat Egypte zeer reine en waarachtig grote geesten heeft voortgebracht; ook bij ons Romeinen kwamen die in alle tijden voor. Waarom moesten nu juist de Joden zich van allerlei onthouden?"
Hoofdstuk 111: Over de voedingsvoorschriften van Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Maar ook de andere belangrijke geroepenen zullen merendeels van. David afstammen. Want deze dingen kunnen alleen aan hen gegeven worden die zelfs lichamelijk daarvandaan komen waar ook Ik lichamelijk vandaan kom; want ook Ik stam door Maria, de moeder van Mijn lichaam, van David af, omdat Maria ook een geheel zuivere dochter van David is. Weliswaar zullen in die tijd deze nakomelingen van David zich merendeels in Europa bevinden, maar daarom zullen zij toch hele zuivere en echte nakomelingen van de man naar Gods hart zijn en in staat tot het dragen van de grote lichtkracht uit de hemel. Op een aardse troon zullen zij wel nooit komen, maar des te meer tronen zullen er in Mijn rijk op hen wachten, en Ik zal altijd Mijn broeders gedenken! Ook de meeste van Mijn leerlingen die hier zijn, stammen in mannelijke linie af van David en zijn daarom lichamelijk in alle ernst Mijn broeders: behalve de ene die niet van boven, maar puur van deze wereld afkomstig is. Hij moest er weliswaar niet bij zijn, en toch moet hij er weer wel bij zijn, opdat datgene wat geschreven staat vervuld zal worden!"
Hoofdstuk 112: Voorspelling van de huidige openbaringen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Het lichtblauwe MANNETJE gaat nu vlak voor Jarah staan, staart haar met grote ogen star aan en zegt dan: "Wie gaf je opdracht, stinkend stuk vlees, een vraag te stellen aan ons, reine wezens? Behalve de éne, en met uitzondering van nog één, stinken jullie allen weerzinwekkend naar materie; en dat is de grootste vijand van onze neusgaten! Stel ons in het vervolg pas dan een vraag, stinkend aas, als je daartoe opdracht hebt gekregen van de almachtige geest van alle geesten, -en zorg jij je er verder maar voor dat je je lichamelijke mottenzak op een goede manier kwijt kunt raken!"
Hoofdstuk 115: Jarah en de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Gisteren overdag heb je ook de heerlijke toon gehoord die Mijn engel Raphaël ten gehore bracht; hoe hemels heerlijk deze toon echter ook klonk, de zuivere klank van de ware deemoed klinkt in Mijn oor toch nog onvergelijkbaar heerlijker!
Hoofdstuk 116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] IK zeg: "Dat zijn zielen of respectievelijk geesten van lager orde in de vorm van een ongeluksgezelschap dat nog enige tijd bijeenblijft en pas dan uit elkaar zal gaan als het in de duidelijk zichtbare voedingszak rijper is geworden.
Hoofdstuk 117: Een kluwen zielestof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] De zuivere gedachten van God zijn de stof waaruit alles wat de oneindigheid bevat, is ontstaan: wij ontstonden oorspronkelijk enkel en alleen door de wil van de allerhoogste en almachtige geest van God, -daarna ontstonden echter al deze dingen en wezens door ons, want wij waren en zijn namelijk de beste en de uitnemendste vaten om de uit Hem komende gedachten en ideeën op te nemen, en van nu af aan zullen wij dat voor eeuwig in verhoogde en steeds meer vervolmaakte wijze ook blijven.
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] RAPHAËL komt nu naar voren en zegt: "God is in Zich Zelf eeuwig en oneindig. De oneindige ruimte is alleen van Hem vervuld. Hij, die van eeuwigheid de hoogste, zuiverste en grootste gedachte en de eeuwige, meest volmaakte idee in en uit Zich Zelf is, kan ook slechts zonder onderbreking gedachten vormen in Zijn gehele oneindigheid, en deze is vol van Zijn gedachten. Wij echter (de 'oerengelen'), die al gerijpt zijn sinds naar menselijke begrippen onvoorstelbaar lange tijden en nu zelfstandige levensideeën vollicht, wijsheid, kennis en wilskracht zijn, hebben nog een oneindige hoeveelheid dienende geesten onder ons, die in zekere zin onze armen zijn, en die onze wil kennen en ook meteen uitvoeren.
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Kijk, ik gebood mijn dienstbare geesten nu in de naam van de Allerhoogste om een hoeveelheid van de noodzakelijke stof hierheen te brengen! En zie, reeds hebben wij een lichtende klomp van onze vurige langtongen voor ons, die nog geen andere vorm heeft dan die van een ronde vuurbal! Kijk maar eens hoe de vurige tongen zich tegen elkaar aandringen en aandrukken alsof elk het midden wil bereiken! Langzaam maar zeker komen zij schijnbaar tot rust; dat is echter geen rust, maar de steeds grotere druk vormt een belemmering om nog verder naar het middelpunt te komen.
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Als een van ons uit deze levensstof die jullie nu kennen, binnen de orde van God een wezen wil maken en eigenlijk moet maken volgens de innerlijke drang van de Allerhoogste Geest, roept hij de geesten die hem dienen, die dan de bekende stof naar hem toe moeten leiden; en omdat het in het stoffelijke ook zo gaat, kun je je hier geestelijk gemakkelijk voorstellen dat de zwaardere gedachten eerder op de plaats van bestemming aan zullen komen dan de lichte en de nog lichtere. De zwaarsten vormen het centrum, terwijl de lichte, omdat zij later aankomen, gaandeweg meer met de buitenkanten genoegen moeten nemen en de heel lichte het allerbuitenste vormen.
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Door deze actie en strijd krijgen alle levensdelen al maar meer behoefte aan voedsel en door de manlijke wordt dit ook in toenemende mate naar hen toe geleid. De zich steeds meer ordenende, buitenste levensgeesten beginnen ter wille van de voeding vertrouwelijker om te gaan met de hen activerende, mannelijke geesten, de oude angst en vrees verdwijnt en dat deelt zich ook mee aan de binnenste geesten. Alles begint zich vrijer te bewegen en daaruit volgt de voltooiing van het wezen, dat nu heel snel zo ver gegroeid is dat jullie, kinderen van de Heer, reeds kunnen vaststellen welke diersoort daaruit te voorschijn zal komen. Kijk, er groeit een sterke ezelin uit en de Heer wil dat zij blijft bestaan en niet weer verdwijnt!"
Hoofdstuk 120: De verwekking bij het dier en bij de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...