Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36089 resultaten - Pagina 38 van 2406

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[14] Maar Henoch bleef bij zijn eis en gaf niet toe, maar gebood Satan des te dringender om te spreken over wat zijn slechte plannen waren.
Hoofdstuk 85: Satans optreden in een verschrikkelijke gedaante. Henochs bevel aan Satan om zijn slechte voornemen mee te delen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[15] Deze mensen doen alles: het goede en het slechte als het hen maar genoegen verschaft maar ontbreekt dat, dan zijn zij zowel voor het ene als het andere dood.
Hoofdstuk 124: Woorden van de Heer over het wezen van de getrouwen en de ontrouwen. De onverbeterlijkheid van hen die verslaafd zijn aan verstrooiing. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[3] Het moet echter toch wel van belang zijn, daar de Heer ons zijn genade wil onthouden als we geen afstand doen van die klaarblijkelijk slechte gewoonte en ons in plaats daarvan slechts een bitter gericht wil geven!
Hoofdstuk 183: Ohlad brengt de wil van de Heer over aan Danel en de raadsheren. Danels verwondering over de schijnbare kleingeestigheid van God. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[9] De woordvoerder echter, een uitzonderlijk sluwe snaak, wist zich snel te beheersen en sprak: 'Hoogmachtige collega's! Bij de alwetendheid van deze hogepriesters moeten we toch wel een vraagteken plaatsen, want zo alwetend als zij zijn, zijn wij ook! Politiek is nog nooit alwetendheid geweest en zal het ook eeuwig nooit zijn! Alleen slechte kerels laten zich door zulke kneepjes intimideren, - maar een redelijk mens niet!
Hoofdstuk 208: De tien verkenners worden door de hogepriesters verdacht. Het sluwe, succesvolle antwoord van de tien verkenners. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[5] Hij verzekerde dat ook onder veel geveinsde tranen, en zelfs zijn begeleiders, die de opperpriesters zeer welgezind waren, gaven het volgende getuigenis over hem: 'Neen, neen! Voor hem staan wij met ons leven in, want in deze borst heerst geen enkele slechte gedachte. Zijn tranen zijn voor ons het zekerste pand van zijn trouw! O, hem kun je hemel en aarde toevertrouwen!'
Hoofdstuk 223: De eerste diplomatieke onderneming tegen de hooglanders. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[6] Maar als je erop uittrekt en oorlog voert met de volkeren van Hanoch en met de volkeren van de vele andere steden en landen, dan zal het jullie samen met hen zeer slecht vergaan wanneer God vanuit Zijn oude toorn de hele slechte wereld zal berechten!
Hoofdstuk 228: De krijgsraad van de tien leiders in het hoogland over Hanoch. De goede woorden van de bode van de Heer. Duizend spionnen van Hanoch bij de hooglanders. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[16] Maar de generaal lachte en beval het onaangename godje van zijn troon te halen. Dat gebeurde onmiddellijk en de slechte vuurmakers maakten zich met hun gloed verspreidende pannen snel uit de voeten.
Hoofdstuk 237: De opperpriestergeneraal in de burcht van de schijnkoning. De bloedige onderwerping van de hogepriesters en de onttroning van de schijnkoning. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[8] Wij heersten over het volk in Zijn orde, wij namen het zijn goud af als het grootste vergif voor het innerlijk leven en deemoedigden de hoogmoedigen met de slavenketting en met het verlammen van de tong. Maar wij begingen de fout dat wij het gele vergif voor onszelf hielden! Het heeft ons vergiftigd en verblind en wij konden de plannen van onze vijanden niet meer doorzien; daarom smachten wij nu hier als slechte zaakwaarnemers van de eeuwige belangen van de oude God!
Hoofdstuk 240: Gurat onderzoekt de nieuwe priesterlijke instellingen. Koning Gurats ontmoeting met de priesters. De koppige, maar goede en waarschuwende woorden van de voormalige opperpriesters. De verbanning van de opperpriesters. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[5] Als je ergens een waterslang vol water neer zou leggen en de wormen kwamen die doorknagen, zou dan niet, wanneer de slang doorgeknaagd zou zijn, het water al gauw met geweld uit de openingen naar buiten stromen en al die slechte knaagwormen doen verdrinken?!
Hoofdstuk 342: Waltars woorden over Gods laatste poging om door Zijn engelen de mensen voor de zondvloed te waarschuwen en te redden. Mahals zending en de aftocht van de engelen naar de laagte. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[6] En zie, net zo zal het hier ook het geval met de mensen zijn en door hen met alle dieren en dingen! En zie, dat is ook het reeds van oudsher voorspelde vat dat over zal lopen om alle schepselen te richten van die plaats als daarvan de maat vol zal zijn van de gruwelen van de mensen!
Hoofdstuk 342: Waltars woorden over Gods laatste poging om door Zijn engelen de mensen voor de zondvloed te waarschuwen en te redden. Mahals zending en de aftocht van de engelen naar de laagte. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[6] Wil Hij deze ark voor mij zegenen, dan zal Hij dat doen zonder mijn verzoek, zoals Hij jou heeft opgedragen de ark te bouwen zonder jouw verzoek; maar wil Hij dat niet, dan zal ik geen gebruik maken van de ark, maar zal met de mijnen moedig het bittere lot van miljoenen delen en zal er bovendien nog getuige van zijn hoe de slechte mensen voor hun misdadigheid zullen boeten! Amen.'
Hoofdstuk 350: Noach draagt de kleine ark aan Mahal over. Mahals koppige eis aan de Heer. De drie kinderen van Mahal werden door het vuur van Gods toorn weggenomen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[4] Zie, zie, hoe treurig ziet het er nu uit op deze oude aarde! De technische kundigheid van de mensen heeft zonder dat ze het wisten en wilden de slechte gevangen oergeesten van deze aarde voortijdig vrijgemaakt, waardoor zonder gericht alle hemelen in gevaar zouden komen. Daardoor is nu de ruimte van de aarde tot aan de maan met zulke geesten gevuld. En zou niet door een plaatselijk gloeien van de wolken, waarin de vrijgekomen boze geesten nu woeden en tieren, een lichtschijn op de aardbodem vallen, dan zou hier een zodanige nacht zijn dat alle leven zou moeten verstikken; want het zonlicht kan niet meer door zulke wolkenmassa's en dampen doordringen!
Hoofdstuk 352: De troostende woorden van de Heer tegen Noach en Zijn diepe droefenis over de mensen. De laatste pogingen van de Heer om de mensen van de laagte te redden. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[15] Hoe bevalt jullie deze dialoog? Ik ben van mening dat het geen slechte is. Maar aan de oever staat nog een andere groep die met kleine stokken de diepte van het bassin peilt, met lege bootjes naar alle richtingen vaart en doet alsof ze de rechtmatige bevaarders van het levende water zijn. Kijk, daar stapt zojuist een stel bassindieptepeilers uit en begint gewichtig met elkaar te praten. Gaan jullie er maar heen en luister wat ze met elkaar bespreken.
Hoofdstuk 15: Het bassin met het liggende schoepenrad. De profetische sfeer van Daniël - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[23] Maar zie, nu merken de waterradbelanghebbenden het ook en zij schreeuwen moord en brand op hun waterradstellage! Maar het helpt niets. Ze draaien het oude waterrad krachtig rond, maar de ene vermolmde schoep na de andere vliegt eraf. Het wateroppervlak ligt aan de oevers vol met lege bootjes. Alles wat maar voeten heeft probeert bij het grote levengevende water te komen. Alleen de waterradbelanghebbenden zitten nu, zoals jullie gewoonlijk zeggen, in zak en as! Enkelen pakken de slechte, afgebroken schoepen van het rad en zwemmen zelfs zo goed en zo kwaad als het gaat, naar de gelukzalige oever. Alleen voor de hoofdbelanghebbenden zal er tenslotte nauwelijks een reddingsmiddel over blijven, want de bootjes zijn allemaal naar de oever gedreven en niemand wil er een naar hen toe sturen, zodat ze zich zouden kunnen redden door naar de oever te varen. Hun water begint geweldig te stinken en het levende water wil er niet in binnenstromen.
Hoofdstuk 15: Het bassin met het liggende schoepenrad. De profetische sfeer van Daniël - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Dat schetst de toestand van een mens tijdens zijn aardse leven, waarin hij het goede kent, maar opzettelijk voor het slechte kiest en dan vanuit zijn innerlijke verdorvenheid tegen beter weten in handelt. De gaten, die naar het invallende licht van de middag gericht zijn, betekenen het kennen van de werkelijke waarheid; de opstijgende rook uit deze gaten echter betekent het vrij en eigenmachtig veranderen van de goddelijke waarheid in ijdel bedrog. Het verborgen vuur waaruit de rook opstijgt, is de verborgen verdorvenheid die een gevolg is van de hoogste graad van eigenliefde en de daaruit voortkomende heerszucht. Vanuit deze verdorvenheid wordt al het goede zaad van het licht veranderd in het zaad van het onkruid. Het onkruid wordt dan door het vuur aangestoken, het verbrandt en lost op in deze voor jullie zichtbare rook.
Hoofdstuk 20: Gang naar de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...