Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2102 resultaten - Pagina 38 van 141

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[3] Ja, zeg Ik Zelf, dat zou de mens ook beslist zijn, als het zo was! Dat het echter niet zo is, bewijst de schepping van het eerste mensenpaar in het paradijs, dat vrijwel ononderbroken door God meer dan honderd jaar lang in van alles onderwezen werd. Bovendien wekte God in die eerste mensentijd op deze aarde nog voortdurend zieners en profeten op, die de steeds meer werelds geworden mensen onderwezen en hun de wil van God openbaarden.
Hoofdstuk 162: Oorzaak en doel van ziekten en lijden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Na de maaltijd stond echter EEN OUDSTE van de genoemde joodse Grieken op en zei tegen Mij: 'Heer, ik heb er tijdens het eten diep over nagedacht datje het lichamelijke leven helemaal niet moet liefhebben maar veeleer moet verachten en loslaten, om daardoor het leven van de ziel te verkrijgen en te behouden! Dat is me nu wel tamelijk duidelijk geworden; maar er blijft toch nog een punt over dat ik nog niet helemaal begrijp. Er zijn ook mensen die ware aartsvijanden van hun eigen leven zijn, en zichzelf doden als zij daar om de een of andere reden genoeg van krijgen. Die zouden dan toch zeker het leven van de ziel moeten verkrijgen! - Wat zegt U daar over?'
Hoofdstuk 163: Het lot van zelfmoordenaars. De leer verkondigen zonder het goede voorbeeld te geven is nutteloos. Geloof zonder werken is dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] LAZARUS zei: 'Ja, Heer, dat zie ik nu maar al te goed in, maar ik kan U toch niet helemaal verzekeren dat ik mij, zelfs als ik me dat zo goed mogelijk voorneem, bij gelijksoortige, nare gevallen niet weer zal ergeren, want ergeren is mij al tot een tweede natuur geworden. Zelfs met de beste wil kan ik geen onrecht verdragen!
Hoofdstuk 165: Invloeden van geesten en de vrije wil van de mens van de zielen van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Jullie geciteerde uitspraak uit de Schrift kan dus op deze Galileeër in de verste verte niet toegepast worden, temeer daar de wet ook uitdrukkelijk zegt: Voor iedere jood geldt levénslang als geboortestreek het gebied waar hij geboren en besneden is, en die gemeente moet voor hem zorgen wanneer hij zwak en arbeidsongeschikt is geworden. Maar een heiden krijgt zijn domicilie daar waar hij tot Jood is besneden en ingeschreven, en moet als een eigen lid van die gemeente gezien en aangenomen worden.
Hoofdstuk 171: De Farizeeën en Nicodémus (Ev.Joh. 7, 50-53) De Heer op de Olijfberg (Ev. Joh. hfdst.8) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Ikzelf, als oergoddelijk persoon, zal echter niemand richten, maar dat zal Mijn woord doen dat Ik tot jullie gesproken heb. Want wanneer Ik eenmaal opgevaren zal zijn naar Mijn rijk, zal Ik nooit meer in het vlees op deze aarde terugkomen, maar enkel in de geest, in het woord, en het zal zo zijn zoals het in het begin was, waarover geschreven staat: In den beginne was het woord, het woord was bij God, en God was het Woord. Het Woord is echter Vlees geworden en heeft onder de mensen gewoond. Hij, d. w .z. Ik kwam naar Mijn eigendom, en de Mijnen hebben Mij niet herkend; want de wereld en haar vlees hadden hen allen blind en doof gemaakt.
Hoofdstuk 174: De voorspelling van het grote gericht van de huidige tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] DE ROMEINEN waren daardoor hevig ontdaan, omdat zij zo'n verschijnsel voor een buitengewoon slecht Malum Omen* (*slecht voorteken) hielden. Zij zeiden: 'Wee ons, de goden zijn erg kwaad op ons geworden omdat wij een vreemde god zijn gaan opzoeken! Wat doen we nu?'
Hoofdstuk 185: De genezing van de bezeten jonge vrouw Maria Magdalena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Toen stond de jonge vrouw op en wist van louter liefde en dank voor Mij haast niet wat zij moest doen. Na een poosje vroeg zij Mij of zij toch deze nacht nog hier in de herberg mocht blijven, omdat het al laat in de nacht was geworden.
Hoofdstuk 185: De genezing van de bezeten jonge vrouw Maria Magdalena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Maar niet alleen in jullie lichaam, ook in alle elementen zijn zulke geesten die nog lang niet goed genoemd kunnen worden. Alleen voor degene die reeds door Mij rein is geworden, is alles rein en goed door de bestemming die het van God uit in zich draagt.
Hoofdstuk 187: Over de werking van de wijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Dus, kwade en nog onzuivere natuurgeesten zijn overal waar lichamen, water en lucht zijn, en het aardse vuur is niets anders dan een verlossing van reeds rijper geworden geesten, die daarna dan weer een hogere bestemming krijgen.
Hoofdstuk 187: Over de werking van de wijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Na de zon werden de planeten nog bezocht en een paar dichtbijzijnde zonnen, waarop de Romein het steeds het meest naar zijn zin had, zodat hij het voortdurend jammer vond dat hij niet een bewoner van zo 'n grote, prachtige, mooie lichtwereld geworden was.
Hoofdstuk 192: Een bezoek aan het universum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] En DE WAARD zei: 'Of de mensen zijn kleiner -of de zaal is groter geworden! Zoveel mensen heb ik nog nooit in deze ene zaal bij elkaar gezien! En waar zijn al die netjes opgestelde tafels en stoelen vandaan gekomen, en waar komt opeens zoveel brood en wijn vandaan? Ik heb nog geen druppel wijn en ook geen stukje brood opgediend. Hoe gebeurde dat dan? Heeft u heimelijk de bedienden opdracht gegeven om dat te doen?'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Toen zeiden degenen die de hele dag gewerkt hadden: 'Heer, waarom geeft u degenen die maar een uur gewerkt hebben hetzelfde als ons, die toch de hele dag moeite en hitte hebben doorstaan?' Toen zei de heer: 'Wat gaat het jullie aan als ik goed en barmhartig ben? Ben ik soms onrechtvaardig als ik uit goede wil ook de laatsten hetzelfde geef als jullie? Waren wij het dan niet over een stuiver eens geworden? Jullie hebben zelf niet meer gevraagd! En als ik jullie nu geef watje gevraagd hebt, wat willen jullie dan nog meer van mij? Ben ik dan niet heer over mijn eigen vermogen, waarmee ik kan doen wat mij goeddunkt?!' Daar hadden de eerste arbeiders geen antwoord op, en zij waren tevreden met hun dagloon.
Hoofdstuk 176: Over de werkers in de wijngaard. Doel, wezen en werking van de openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Tenslotte zullen er nog heel veellater nogmaals, vlak voor een groot gericht, zieners gewekt en toegelaten worden, die de korte, grote inspanning op moeten brengen om de zeer onzuiver geworden leer te zuiveren, opdat deze behouden en niet door de meer verlicht denkende mensheid als oud priesterbedrog verworpen wordt. Deze derde groep arbeiders in Mijn wijnberg zullen niet door grote wonderdaden, maar alleen door het zuivere woord en de Schrift werken, zonder een andere opvallende openbaring te krijgen dan slechts het innerlijke, levende woord in het gevoel en in de gedachten van hun hart, en zij zullen vol zijn van helder, verstandig geloof en zo, zonder wonderen, de verdorde mensenwijnstokken in Mijn wijngaard oprichten, en dan van Mij ook hetzelfde loon krijgen dat jullie als arbeiders voor een hele dag zullen krijgen; want het zal voor hen veel moeilijker zijn om vast en zonder twijfel datgene te geloven wat meer dan duizend jaar vóór hen hier is gebeurd.
Hoofdstuk 176: Over de werkers in de wijngaard. Doel, wezen en werking van de openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] DE ROMEIN zei: 'Ik kan aan u zien dat u de waarheid spreekt en niet liegt, en ons verlangen om de bijzondere man persoonlijk te leren kennen is daardoor nog groter geworden. Als hij echter ongetwijfeld zo is als u beiden ons met dezelfde woorden beschreven heeft, dan zou hij zich zelfs gemakkelijk tot koning der Joden kunnen opwerpen. Want dan zou toch de macht van zijn wil al voldoende zijn om ons Romeinen weg te jagen en het daarna ook zo te regelen dat er in 't vervolg nooit meer een Romein in het land zou komen! Wij Romeinen weten ook al sinds lang dat alle joden volgens de tekst van hun oude profeten op een grote koning wachten. Uiteindelijk kon het wel eens zo zijn dat hun langdurige hoop door deze grote man volledig vervuld is, en dat wij Romeinen op een mooie morgen er door zijn almachtige godenwil bliksemsnel uitgewerkt worden! Wat denkt u daarvan?'
Hoofdstuk 184: Lazarus vertelt de Romeinen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar toen een rondtrekkende wijze je vertelde, dat er ergens in de eindeloos grote scheppingsruimte een wereld is waarop de mensen vroeger of later volledig kinderen van de grote God kunnen worden, als zij kunnen besluiten hun ziel van deze wereld los te laten maken, om op die aarde van God nog eens in een onbeholpen lichaam een leven in de vrijheid van de liefde door te maken -echter zonder enige herinnering aan deze prachtige wereld, omdat het leven dáár niet de ziende wijsheid, maar alleen, vooral in het begin, de volkomen blinde liefde als basis heeft -, stemde je daarmee in. En kijk, daarna werd je meteen veranderd, en je vrij geworden ziel werd al gauw daar in een aards moederlichaam verwekt, en wel in de prachtigste stad van de aarde van God, opdat je in bepaalde, verlichte dromen niet een heimelijk verlangen zou krijgen weer hier te zijn!
Hoofdstuk 192: Een bezoek aan het universum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...