Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 38 van 1112

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[11] Daarom moet dit derde vers, op de juiste manier weergegeven ook zo luiden: AI het geschapene ontstond uit deze oergrond van de schepping, die in zichzelf de eeuwige diepste grond van zijn totale bestaan is. Het licht, het woord en de wil brachten uit dit eigen wezen het eigen licht, de eeuwige eigen scheppingsgedachte, in het vaste zichtbare bestaan voort, en er is niets in de gehele eeuwige oneindigheid, dat niet op dezelfde manier uit dezelfde oergrond in het zich openbarende en zichtbare bestaan gekomen is.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Het eerste gevoel zegt, dat het schepsel zonder meer gelijk is aan de Schepper, en daarom totaal onafhankelijk van de oergrond, omdat het deze als het ware als een deel van zichzelf kan zien. Het tweede gevoel, dat onweerstaanbaar uit het eerste levensgevoel ontstaat, maakt dat er een afhankelijkheids gevoel ontstaat ten opzichte van God, omdat het schepsel weet dat het ontstaan is uit de oorspronkelijke diepste grond en dat het zich pas in de loop der tijden zelfvrij heeft kunnen manifesteren.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Het hoogheidsgevoel verzet zich sterk tegen deze vernedering en wil het tweede gevoel onderdrukken.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Door die strijd ontstaat wrok en tenslotte haat tegen de diepste grond van al het bestaan, en daaruit volgt dan haat tegen het lage nederigheids of afhankelijkheidsgevoel. Daardoor wordt echter het hoogheidsgevoel verlamd en verduisterd, en Gods oerlicht in het geschapen wezen gaat over in nacht en duisternis. Deze nacht weet nauwelijks meer iets af van Gods licht in zichzelf en verwijdert zich daardoor van de diepste grond van zijn bestaan en ontstaan, alsof hij blind is en toch nog zelfstandig, en hij wil dat in zijn verblindheid niet toegeven.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] (Het was in de wereld, en deze is Daardoor ontstaan, maar ze herkende Het niet. Joh. 1:10 ) Hoe Ik, de bron van alle licht, ondanks al de voorboden en verkondigers van Mijn komst miskend kon worden door deze wereld d. w .z. door de verduisterde mensen, die met hun hele wezen uit Mij of wat hetzelfde is, uit de bron (het Woord) ontstaan zijn, is reeds in het vijfde vers duidelijk naar voren gebracht. Alleen moet daarbij nog wel aangetekend worden, dat hier onder het begrip 'wereld' niet verstaan moet worden 'de aarde als draagster van verloren zielen, die tesamen de materie vormen', maar alleen 'de mensen' als zodanig. Zij zijn weliswaar voor een deel uit de materie genomen, maar als vrijgemaakte wezens behoren ze niet meer, of behoeven ze niet meer te behoren, tot deze vanaf de zondeval reeds veroordeelde zielsmaterie. Want het zou geen goede zaak zijn als Ik verlangen zou dat een steen, die nog in het diepste gericht ligt, Mij zou herkennen! Dat kan Ik alleen terecht verlangen van een vrij geworden ziel, die Mijn geest in zich heeft.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] In dit leven vonden ze ook, dat ze echt niet alleen maar Mijn schepsels zijn, zoals hun minderwaardigheidsgevoel het hun ingeeft, maar dat ze zonder twijfel Mijn eigen kinderen zijn, die Mijn eigen wil in alle vrijheid tot leven heeft gebracht. Hun licht (hun geloof) is identiek aan Mijn licht,en bergt daarom in zich de volle macht en kracht van Mij, en door die macht zijn zij niet alleen gerechtigd Mijn kinderen genoemd te worden, maar het ook geheel en al te zijn!
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Want het geloof is een zeer bijzonder licht, en Mijn naam, waarop de machtige stralen van dit licht gericht zijn, is de kracht en de macht en het eigenlijke wezen van Mijn oerbron, waardoor ieder in zichzelf het rechtmatige en geldige kindschap van God tot stand brengt. Daarom staat dan ook in het twaalfde vers, dat allen, die Mij opnemen en in Mijn naam geloven -de macht in zich hebben rechtmatige 'Kinderen Gods' te heten!
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Als zo'n overgang eenmaal uit de vrije wil van de mens tot stand is gekomen, en als alle liefde van de mens zich in God bevindt, dan bevindt door zo'n heilige liefde ook de gehele mens zich in God, en wordt daar tot een nieuw wezen gevormd, van kracht voorzien en gesterkt, en zo na het bereiken van de juiste rijpheid door God opnieuw geboren. Na zulk een tweede geboorte, die niet afhankelijk is van de begeerte van het vlees, noch van de verwekkingswil van de man, is dan de mens een echt Godskind; en dit wordt veroorzaakt door de vrije macht van Gods liefde in de mens, die 'genade' genoemd wordt.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] In de tweede vorm van de wezens verschijnt dan de mens met een vleselijk lichaam, staande op de bodem van het resultaat van zijn eerste veroordeling. Ondanks dat hij nu op drievoudige wijze was gescheiden van zijn diepste grond, herkende hij deze in zich zelf toch al weer gauw, en werd trots, hoogmoedig en ongehoorzaam aan een niet zo strenge wet, die niets dwingend voorschreef, maar alleen aangaf wat wenselijk was.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (En het woord werd vlees en woonde onder ons, en wij zagen Zijn Heerlijkheid, een heerlijkheid als van de eniggeboren zoon van de Vader, vol genade en waarheid. Joh. 1:14) Als de mens zo door de wedergeboorte een echt kind van God wordt, welke geboorte als het ware door God of de liefde tot God plaats vindt, dan komt hij tot de heerlijkheid van de bron van alle licht in God, ofwel tot het eigenlijke goddelijke bestaan. Dit bestaan is de werkelijke eniggeboren zoon van de Vader, zoals het licht inwendig verborgen rust in de warmte van de liefde, zolang de liefde het niet opwekt en uit zich naar buiten Iaat stralen. Dit heilige licht, dat zo naar buiten straalt, is in wezen de werkelijke heerlijkheid van de zoon van de Vader en het doel van iedere wedergeborene; daar wordt de wedergeborene gelijk aan die heerlijkheid, welke eeuwig vol genade (Gods licht) en vol waarheid is, en dit is de echte werkelijkheid of, anders gezegd, het vlees geworden woord.
Hoofdstuk 3: De menswording van het eeuwige woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Omdat de mens zich niets aantrok van wat hem als wenselijk aangegeven was, werden hem zwaardere verplichtingen opgelegd, voorzien van geweldige sancties, die bij niet nakomen van de verplichtingen, prompt werden uitgevoerd (denk aan de zondvloed en nog meer van dergelijke zaken!).
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Na deze tuchtiging kwam God in de vorm van Melchizedek naar de aarde en leidde de mensen; maar die begonnen al snel weer te vechten en moesten door nieuwe wetten worden gebonden en op zodanige wijze tot de orde worden geroepen, dat hen alleen een machinale beweging overbleef, die zich verzette tegen bijna al hun neigingen.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Op dit moment komt Gods gunst dus terug, neemt alle zwakheden des levens van de mensen op zich en geeft hen daarvoor een nieuw teken van Zijn gunst, een nieuw leven vol van het ware licht; en daarmee en door Zich Zelf toont Hij hen de juiste weg, die zij moeten gaan, en het werkelijke doel van hun bestaan.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] (Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die in de schoot de4s Vaders is, Die heeft ons over Hem verteld. Joh. 1:18) Eerst nu kregen zij, die Hem herkenden, een echt Godsbegrip en zij konden nu voor de eerste maal God, Die door geen wezen daarvoor ooit gezien kon worden, in Zijn volheid naast zich en buiten zichzelf zien en herkennen, en zij konden nu door Hem ook zichzelf en de eigen geheel vrije levensbestemming zien en herkennen.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] De uitdrukking echter die zegt: 'Hij die in des Vaders schoot is' betekent zoveel als: De diepste wijsheid van God ofhet eigenlijke innerlijke wezen van God bevindt zich in de liefde, zoals het licht thuis hoort in de warmte, en zoals uit de liefde een machtige warmte ontstaat en ontspringt en deze na enige tijd om zich heen ook warmte opwekt en deze warmte altijd weer licht opwekt. Zo ontstaat ook uit de liefde, die gelijk is aan de Vader en eigenlijk de Vader Zelf is, het licht van de goddelijke wijsheid, hetgeen gelijk is aan de Zoon, ofwel de eigenlijke Zoon Zelf is, die echter niet uit Twee bestaat, maar volledig Een is met diegene, die Vader heet. Het is te vergelijken met de manier waarop licht en warmte of warmte en licht één zijn, omdat de warmte voortdurend licht en het licht voortdurend warmte geeft.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...