Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 38 van 728

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[10] Ga nu echter in je huizen zonder dak; daar zul je eten en kleding vinden! Voed en kleed je en kom dan terug, en Ik zal dan nadere bijzonderheden met jullie afspreken!'
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De opdracht was echter ook zo geformuleerd, dat ze voornamelijk betrekking had op de tijd na Mijn hemelvaart toen de twaalf of liever allen, die in die tijd Mijn leer verkondigden, pas datgene ondervonden, wat Ik nu aan de twaalf bekendmaakte.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Voordat Ik echter vertelover de uitgebreide opdracht aan de twaalf, moet Ik voor een juister begrip van het geheel vermelden, dat de evangeliën, ook die van Matthéus en Johannes, zoals ze in deze tijd in de verschillende talen te lezen zijn, slechts uittreksels zijn van het oorspronkelijk evangelie. en daarom ook in de verste verte niet alles bevatten wat Matthéus en Johannes hebben opgeschreven. Toch is er hier en daar door degene die het geschrevene later verzameld en overgeschreven heeft, iets toegevoegd wat duidelijk pas later bijgevoegd kon worden. Een voorbeeld hiervan is hier in het tiende hoofdstuk van Matthéus bij vers vier te vinden, waar bij de twaalfde apostel, Judas Iskariot, staat: 'die Hem later verried'. Matthéus, die zijn evangelie in Mijn bijzijn schreef, wist daar op het moment van de apostelkeuze nog niets van en kon daarom zo'n bijzin ook niet toevoegen; dat heeft in later tijden een overschrijver gedaan.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Niemand moet zich er daarom aan stoten, als hij bij het lezen van Matthéus en Johannes hier en daar soortgelijke passages tegenkomt, die de oorspronkelijke evangelist op het moment dat hij het evangelie schreef. niet op had kunnen schrijven omdat het daarin beschreven feit pas veel later plaats vond. Hier wordt alles echter streng chronologisch vastgelegd. en opdat er in de loop van de tijd door wetenschappelijke piekeraars geen verkeerde conclusies getrokken zullen worden, heb Ik deze bijzonderheid hier op de daarvoor geschikte plaats vermeld.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Wat echter de tweede vraag betreft. daarop moet gezegd worden. dat de geest van de originelen ook in de afschriften geheel bewaard is gebleven; letters zeggen zonder meer niets. maar het gaat om één en dezelfde geest. Of is het soms niet meer dezelfde geest van God. als Hij zich hier op aarde op eindeloos verschillende vormen manifesteert en dat op een zon nog eindeloos gevarieerder doet? Zie, het is en blijft toch steeds één en dezelfde heilige Geest!
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Wat Ik echter tegen jullie zeggen zal, geldt ook in meer of mindere mate voor degenen, die in Mijn naam volledig in jullie voetstappen treden. Schrijver Matthéus moet net als op de Garizim alles woordelijk opschrijven wat Ik thans zal spreken; want dit moet voor de wereld bewaard blijven, omdat het een krachtig getuigenis tegen haar zal zijn!'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Thomas zegt: 'Ik corrigeer je niet; maar bij bepaalde gelegenheden mag ik je toch wel een vraag stellen? Waarom trok je dan daarnet niet zo'n zuur gezicht, toen de Heer ons allerlei wonderbare macht toebedeelde en toonde hoe we deze kunnen en moeten uitoefenen? Toen de Heer echter zei, dat we dat voor niets moeten doen, kreeg je gezicht meteen die azijnzure uitdrukking; ja, waarom dan? Heb je soms kramp gekregen, waardoor je wangen en je voorhoofd zulke zure rimpels kregen? Geef eens eerlijk antwoord, als je dat durft!'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Simon van Kana vroeg nu: 'Heer, wat moeten we echter doen, als iemand ons voor een genezing goud, zilver of muntstukken wil geven? Moeten we dat ook niet aannemen? Er zijn toch veel armen, die we dan met dat geld goed zouden kunnen helpen!' Ongevraagd valt Judas hem bij en zegt: ' Ja, ja, dat vind ik ook! Als iemand voor gegeven hulp, goud, zilver of ook muntstukken als het ware zou worden opgedrongen, dan kon hij dat voor het door Simon van Kana genoemde doel toch wel aannemen!?'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Ik zeg: 'Beslist niet, broeders!' Ik zeg je: Jullie zullen noch goud, noch zilver, noch muntstukken in jullie gordels hebben; want een goede arbeider verdient zonder dat alles zijn voedsel! (Matth. 10:9) Wie echter niet werken wil als hij het wel kan, die moet ook geen eten krijgen! Want er staat geschreven: 'In het zweet uws aanschijns zult u uw brood verdienen!' Maar dat een werkschuwe mens met behulp van een aalmoes van goud, zilver en muntstukken voor zijn eten moet zorgen, dat staat nergens geschreven! De zwakken, ouden en gebrekkigen moeten volgens de wet door de hele gemeente onderhouden en goed verzorgd worden.
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Maar zonder dat zal er toch al veel te gauw een tijd komen, waarin het goud, het zilver en het geld de mensen zal regeren en zal bepalen hoeveel men voor de wereld waard is. Dat zal echter een kwade tijd zijn; het licht van het geloof zal uitdoven, en de naastenliefde zal net zo hard en koud worden als het geld!
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Het spreekt echter wel vanzelf, dat je het huis waar je intrekt, eerst begroet (Matth. 10: 12); want de echte liefde gedraagt zich altijd welgemanierd in een vreemd huis. Als een huis, d.w.z. diens bewoners, jullie waard is, dan zal jullie vrede over hen komen; is het huis jullie echter niet waard, dan zal je vrede weer tot je terugkeren. (Matth. 10: 13)
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Als er een zuivere waarheid en een echte gerechtigheid is, waarvoor de tegenwoordige mensheid niet het minste begrip heeft, dan moet bij ons ook het Romeinse principe gelden: 'Al gaat de hele wereld te gronde, het recht zal toegepast worden!' De ware deugd moet altijd beloond worden; de leugen, de afgunst, de gierigheid, de valsheid en alle ongerechtigheid moet steeds onverbiddelijk gestraft worden! Als we iets willen bereiken met de thans bijna geheel verworpen slechte mensheid, dan moeten wij optreden zoals de engelen in Sodom em Gomorra. Wie naar ons luistert en ons in Uw naam aanneemt, die zal Uw genade ten deel vallen; wie echter niet naar ons luistert en ons niet aannemen wil, die wordt bezocht door een plaag! Wie ons echter wil vervolgen en voor een wereldlijk gerecht wil brengen, moet een verterend vuur uit de hemel over zich heen krijgen, en dat moet datgene met hem doen wat het eens met de Sodomieten gedaan heeft !
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Heer, als U ons toestaat om zo te werken, dan zullen we ook heel zeker deze huidige zending met goed gevolg uitvoeren; als we echter niet zo mogen handelen met de uitermate bedorven en ontaarde mensheid, dan is al onze moeite en al ons werk voor niets. Uiteindelijk worden we gestenigd, en u Zelf zult, als daar een mogelijkheid voor is, gedood worden, en onze immens vele tegenstanders zullen in een overwinnaarsroes lachend over onze lijken verder gaan. En dat zal dan ook alles zijn, wat wij met al die misplaatste goedheid, toegevendheid en zachtmoedigheid zullen bereiken. Kort en goed, om iets bij de satan te bereiken moet men hem volkomen meester zijn, of hem als knecht dienen, anders wordt het niets!'
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Ik zeg: 'Omdat je een mens van deze aarde bent, daarom spreek je ook als een mens van deze aarde. Hij echter, die van boven is gekomen, spreekt anders, omdat Hij alleen inziet en het beste weet, wat de mens te allen tijde nodig heeft opdat diens geest vrij zal worden van de almacht en van de toorn van God, en voor eeuwig de ware zelfstandigheid zal bereiken.
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Want het aardse leven geeft de geest geen leven en ook geen vrijheid, maar de dood; de aardse dood is echter de overgang van de geest naar het eeuwige leven en de daarbij behorende ware eeuwige vrijheid.
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...