Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5122 resultaten - Pagina 38 van 342

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[10] Maar niemand zal dan kunnen zeggen: 'Ik heb niet geweten wat ik moest doen!' En zou een mens hier nog zo ver vandaan zeggen: 'De roep van God is niet doorgedrongen tot mijn oren!', dan zal tegen hem gezegd worden: 'Vanaf dit uur is er geen mens op de gehele aarde, die niet in zijn hart waargenomen heeft, waar hij zich aan moet houden.'
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Natuurlijk kan de mens als een zeer beperkt wezen God, zijn schepper, ook slechts heel beperkt navolgen; maar omdat hij de gelijkenis van God al in zich draagt of eigenlijk naar het evenbeeld van God is geschapen, moet hij in zichzelf ook datgene helemaal ontwikkelen, waarvoor hem alle mogelijkheden zijn gegeven. -Dat is mijn mening, maar geef U, o Heer, ons allen een juiste verklaring, want ik hoor Uw woord duizendmaal liever dan mijn eigen woorden. Spreek U, o Heer, daarom verder -vooropgesteld dat U in deze nacht nog wat wilt zeggen!"
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] MARCUS zegt: "Weten jullie wat? Volgens jullie woorden zijn jullie best geschikt voor het gezelschap daar voor mijn huis. Kom maar met mij mee, dan zal ik een goed woordje voor je doen! Misschien red ik jullie toch uit de muil van de tempel, die volgens jullie zeggen zo "menselijk" over jullie, haar dienaars, bezorgd is."
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar MARCUS zei: "Ook al ben ik een oude Romein, toch ken ik de ware God beter dan jullie allemaal. Want als jullie God zouden kennen, voorwaar, dan zouden jullie geen levieten en ook geen Farizeeën maar mensen zijn! Maar omdat jullie Hem nu juist niet in het mins; kennen, terwijl jullie je verbeelden Zijn dienaren te zijn, zeg ik: Vervloekt is degene, die zijn broeder in de nood hielp en daarvoor een loon vraagt! Want God laat nooit een goede daad, die wij in Zijn naam gedaan hebben, onbeloond. Maar als Gód ons beloont, Hij die alleen ieder mens werkelijk kan belonen, hoe en waarom zouden wij dan van onze kant nog loon vragen? Daarom zijn jullie echter allemaal slechte dienaars van God; want jullie zeggen dat je God dient, maar nemen van de arme mensen daarvoor een vaak onbetaalbaar loon.
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De GEREDDEN zeggen: "Heus, uit wat je zegt blijkt dat je een Jood en geen heiden bent; want zo waarheidslievend hebben wij een heiden nog nooit horen spreken. Oh, wij zullen je daarvoor nooit kwaad aanzien. Wij zijn het ook helemaal niet zo door dik en dun eens met datgene, waarvoor je ons met recht laakt en wat je bij ons afkeurt. Maar we zitten nu eenmaal in de stroom en moeten op z'n minst binnen gezichtsbereik van de tempel mee blijven zwemmen. Als wij andere kansen zouden hebben, dan zou geen mens de tempel eerder de rug toekeren dan wij, want wij geloven dat God nergens minder aanwezig is dan in onze tempel. Maar wat moeten en kunnen wij daartegen doen? Oh, wij zien net zo goed als jij maar al te goed dat de tempel te Jeruzalem nu niets anders meer is dan een reusachtig instituut van bedrog, waarachter nauwelijks één ware lettergreep, laat staan één waar woord nog bestaat. Maar dit instituut is nu door de grote macht van Rome bekrachtigd, en dat is niet meer te veranderen.
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] De GEREDDEN zeggen: " Alles goed en best, als Julius daar maar niet geweest zou zijn, want we hebben geen reispassen."
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] De GEREDDEN zeggen: "Dat zal hij zeker, maar wat voor!"
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] SOMMIGEN zeggen: "Dat is een Egyptische koningswijn". Anderen denken dat hij uit Perzië komt. Eén meent echter dat het een echte Romeinse wijn moest zijn.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Na behoorlijk van de wijn genoten te hebben, werd het nieuw aangekomen gezelschap behoorlijk levendig en begon - zoals men dat pleegt te zeggen -waarheden te verkondigen, zonder zich voor ons, die vlak naast hen zaten, te generen.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Het is wel waar, dat men vooral de tempeldienaars niet erg welgezind kan zijn als men achter hun geniepige streken, listen en bedriegerijen is gekomen. Maar men moet toch ook overal uitzonderingen maken, en pas dan een oordeel vellen als men vooraf alle omstandigheden precies afgewogen heeft waaronder een mens bij een groep behoort. Heeft de mens zelf daarvoor gekozen, nu dan kan men wel met recht zeggen: Volenti non fit iniuria (Toestemming is een grond van rechtvaardiging). Maar hoevelen zijn er vaak lid van een op zichzelf ellendig slechte groepering, die daar tegen hun wil toe zijn gedwongen.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Aan de ene kant zou het dus wel goed en nuttig zijn om ons van huis uit geld te verschaffen; maar ik en een aantal anderen denken daar anders over en zeggen: Als wij wegvluchten van de tempel, zal onze familie, dat wil zeggen onze ouders en broers en zusters, toch al al het mogelijke ongerief van de tempel te verduren krijgen, en zelfs het vervloekte water moeten drinken. Daarom zou het ten hemelschreiend onrechtvaardig zijn als wij hen vooraf nog in zekere zin geld zouden aftroggelen, waardoor zij daarna nauwelijks in staat zouden zijn, zich in het uiterste geval vrij te kopen van het genot van het genoemde water. Want het gebeurt in de tempel vaak dat de beschuldigden de keus krijgen tussen - natuurlijk -veel geld of het vervloekte water, en nu wordt ook vrijwel steeds voor het geld gekozen.
Hoofdstuk 237: De tweestrijd der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De jonge FARIZEEËR zegt: "Doe dat, dan doe je echt een goed werk aan ons! Wees echter zo vriendelijk om mij vooraf te zeggen, wie nu eigenlijk de gasten aan jouw tafel zijn, zodat wij hen de hun toekomende eer kunnen bewijzen! De oude heer moet een heel voornaam Romein zijn of minstens een heel rijke Griek!?"
Hoofdstuk 238: Een verwijzing naar de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Het Romeinse gezag heft iedere onder ede gezworen verplichting voor eeuwig op, en die opheffing is ook geldig voor God. Dat wil zeggen als degene, die onder ede stond, zelf geheel vrij inziet, dat ten eerste zijn eed tegen zijn wil afgedwongen werd, en ten tweede de eed een zichtbaar slecht doel beoogde, en dat het afleggen van de eed meer door wereldlijke dan door goddelijke wetten werd bekrachtigd.
Hoofdstuk 238: Een verwijzing naar de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Ja, als je Mij niet verraad, dan kun je wel iets zeggen, want de geredden zullen met gespannen aandacht naar je luisteren!"
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] ALLEN zeggen luid: " Ja, ja, lief kind uit Genezareth! Vertel het echter liever wat uitgebreider, dan misschien wat te beknopt, tenminste als het je tere borst niet te veel belast!?"
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...