Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

7380 resultaten - Pagina 38 van 493

...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...
[5] Zo gaat het ook bij het sterven. Mensen, die erg aan het aardse leven hangen, en bij wie al hun zorgen dáárop gericht zijn, hebben al gedurende hun korte aardse leven veel te lijden. Vaak worden zij geestelijk en snel daarna zeker ook lichamelijk ziek en zeer beklagenswaardig, en voor het afscheid van het lichaam hebben zij altijd met vaak onverdraaglijke pijnen te kampen, en zij nemen onder een zware, alles verdovende pijn afscheid van hun lichaam. Die pijn blijft hen vaak na het scheiden van het lichaam nog zeer lang bij, vooral bij die zielen, die het op de wereld in hun lichamen heel goed en behaaglijk hadden. Geheel anders gaat het met de zielen, die op de wereld tot de heilzame overtuiging zijn gekomen, dat alle schatten der aarde geen enkel nut hebben voor de ziel, omdat ze evenals het lichaam in de dood ondergaan, en zich daarom van het oude lidteken van Adam zo veel mogelijk vrij hebben gemaakt. Als zij in plaats daarvan hun geest, de adem van God, in zich gevonden en met alle zorgvuldigheid verzorgd hebben -, behoeven zij voorlopig nog maar weinig lichamelijke ziektes door te maken.
Hoofdstuk 226: Wereldse zorgen en hun kwade gevolgen voor de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar hoe moest dat gebeuren? Moest men hen alleen maar in zekere zin zeggen: Jullie zijn nu levend, alsof je dat uit jezelf bent, en kunt doen wat je wilt!? -Dan is het maar de vraag of zulke wezens, die in hun leven nog geen ervaringen opdeden, wel in staat zijn om de een of andere vrije bezigheid te kunnen gaan doen. Ja, zij zullen veel eerder, net als een veelvraat, zich alleen storten op de verzadiging van hun wezen met een voor hen geschikt voedsel en verder zeker niets anders doen. Zoals jullie dat bij geestelijk nog zeer onontwikkelde volken kunt zien en ondervinden. Hun gehele zorg is gericht op de buik, en al hun bezigheden zijn afgestemd op de zo goed mogelijke bevrediging van dat lichaamsdeel.
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Satan is een grote persoonlijkheid en komt overeen met de onverzettelijke rust en traagheid, want deze geschapen eerste grote persoonlijkheid wilde alle andere krachten in zijn wezen verenigen en is daarom dood en in zichzelf onmachtig geworden om iets te doen. Maar de in hem overwonnen andere krachten rusten toch niet volkomen, zij zijn steeds bezig en personifiëren zich zo als zelfstandige wezens. Door die bezigheid geven ze het hoofdwezen een soort schijnleven, en dat leven is dan duidelijk een leven van bedrog vergeleken bij een echt vrij leven.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] En nu, na die lange voorbereiding, ben Ik Zelf eindelijk gekomen en toon de mensen duidelijk de wegen, die zij moeten gaan door hun eigen innerlijke kracht, die tot op heden al die tijd de best mogelijke vorming voor het pro en contra heeft gehad. Met Mijn aanwezigheid wordt de mens pas de grootste vrijheid van handelen gegeven om zijn leven te voltooien en daarbij krijgt hij een nieuwe wet der liefde, waarin met goddelijke volkomenheid alle andere wetten en alle wijsheid uit God inbegrepen zijn.
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Als het leven van de ziel eenmaal met haar geest verbonden is, zal haar lichaam ook langzaam maar zeker een geestelijker richting inslaan, en daarom ongevoeliger worden voor de indrukken van de uiterlijke materiële wereld; want iedere ziekte ontstaat gewoonlijk door het verbreken van een band met de wereld. In het kort gaat het zo: het lichaam wordt door de naar leven smachtende ziel gevuld met duizenden behoeften allerlei aard. Als het ingevolge klimatologische en vanwege duizend andere omstandigheden niet bevredigd kan worden, moet de een of andere band verbroken worden, en het lichaam wordt daarop al gauw ziek en lijdend, maar de ziel lijdt daar ook onder, omdat zij met haar lichaam de eigenlijke en ook de voornaamste draagster van pijn is.
Hoofdstuk 226: Wereldse zorgen en hun kwade gevolgen voor de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De nu geheel gelukkige CYRENIUS zegt: "Heer, U ziet het toch heel duidelijk in mijn hart en doorziet net zo duidelijk mijn hersenpan, zodat U daar echt wel het beste uit kunt opmaken of ik het helemaal, of maar half begrepen heb! Ik geloof tenminste, als ik op mijn gevoel afga, dat het mij nu zo duidelijk is als de zon op de middag. Maar daarachter kunnen altijd nog zeer verborgen dingen steken, waarvan tot op heden misschien zelfs de volmaaktste engelen nog nooit gedroomd hebben. Alleen, ik ben met datgene wat ik nu weet volkomen tevreden en zal daaraan tijdens mijn leven ruim voldoende hebben om over na te denken; want dat alles gaat nog eindeloos ver uit boven de hoogste horizon van het menselijke weten en kennen!
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Als een mens van nu af aan volgens deze nieuwe wet zal leven, zal hij zijn leven ook vast en zeker geheel volgens de goddelijke orde vormen, en daarna ook in de volheid van het ware en vrije eeuwige leven in kunnen gaan. Als hij deze nieuwe levenswet echter niet zal aannemen en zijn handelen daarnaar niet als uit zichzelf zal inrichten, zal hij ook zeker het doel van de ware levensvervulling niet bereiken.
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Alle materie is daarom afgezonderde geest, die als ziel in de geest van ieder mens tot het eeuwige leven wedergeboren kan worden. Als echter uit de materie van een wereld alle afgezonderde geesten bevrijd zullen zijn, dan is zo'n wereld ook helemaal aan haar einde toegekomen.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Tegenover God zullen mens en engel wel eeuwig ossen blijven, en dat is ook goed, want ik in ieder geval, zou een te grote wijsheid niet kunnen bevatten. De aard van de zaak maakt, dat ieder geschapen wezen tenslotte alle lust tot leven zou verliezen, als er in de gehele oneindigheid niets meer zou zijn wat de mensengeest niet net zo duidelijk en bekend zou zijn, als de vertrekken van zijn woonhuis voor de heer des huizes.
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] U zei eerder, dat men het oude lidteken van de ziel do?r de nieuwe wet van de naastenliefde helemaal zou kunnen genezen en zich daardoor vrij zou kunnen maken van de oude erfzonde. Dan zou in de mens h~t volle bewustzijn van het ware eeuwige leven met alle kracht en helderheld weer terugkomen. Dat zou voor de mensen op deze aarde wel de grootste winst zijn, want pas daardoor zou de mens helemaal mens zijn en zou hij op deze aarde al tijdens zijn aardse leven beslist grote en heerlijke dingen kunnen doen.
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Het de arme mensheid steeds kwellende gevoel van de zekere dood en het verdwijnen van het levenstoneel doet de mens tenslotte alle moed voor een hogere daad verliezen, tenzij hij zich in alle dwaze wereldse vermakelijkheden stort, om daardoor de gedachte aan de toekomstige zekere dood te verjagen en zo het vergankelijke leven te genieten, alsof het een eeuwig leven zou zijn. Daarom is het zeer belangrijk om de mens zó'n gebod te geven, dat hij door zich daaraan te houden,' het eenmaal door Adam verloren paradijs in zichzelf weer terug kan vinden en voor eeuwig kan behouden. Het gebod van de echte en ware naastenliefde moet ons het verlorene weer terugbrengen.
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Kijk, jouw woorden zijn goed en waarachtig, dus daarom moet je er ook naar handelen, omdat anders de waarheid nog lang niet levend in je zou wonen! Want de zuivere waarheid helpt de mens weinig of niets voor het eeuwige leven, zolang hij haar niet door de daad heeft levend gemaakt. Als hij dat gedaan heeft, stroomt het licht van het eeuwige leven binnen en verlicht de hele warboel van de mensenziel, zoals de zon midden op de dag in alle dalen en kloven, ook al zijn ze nog zo diep, haar licht geeft, ze verwarmt en daardoor met haar leven vervult. - Doe daarom nu, wat je wilt!"
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Wij lijken op de soldaten, die in opdracht van hun veldheren, als vijanden binnenvallen in een land van een op zichzelf heel rustig volk en alles vernietigen terwille van een geheim doel van de veldheer, waarvan de gewone soldaat misschien wel gedurende zijn hele leven geen kennis krijgt. Hij moet als een machine te werk gaan, die hoogstens als hij ongeschikt wordt om verder te werken, ergens stom opgeborgen wordt.
Hoofdstuk 237: De tweestrijd der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Maar ik vind dat, als de tempel met haar gewetenloze geheime bedoelingen bij de Romeinen maar al te bekend staat als een instituut van waaruit misdaad op misdaad zowel tegen de staat als tegen de gehele mensheid wordt begaan, dergelijke rechtvaardige Juliussen het kwaad dan beter bij de wortel moesten uitroeien. Zij zouden zich niet steeds aan de takjes moeten vergrijpen, die, bij God, niets eraan kunnen doen dat ze uit zo'n slechte stam in het leven gedreven zijn! -Dat is zo'n beetje mijn mening en van ons allen, zoals wij hier zijn. Maak daar nu maar van wat u wilt, maar voor God en iedereen en alle redelijk denkende mensen heb ik gelijk!"
Hoofdstuk 237: De tweestrijd der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JARAH zegt: "O Heer, dat zal ik zo veel mogelijk zien te vermijden!" - Na die verzekering ging Jarah staan en zei met heldere en goed hoorbare stem: "Luister, beste vrienden, die zoëven een heildronk uitgebracht hebben op de door u gezochte en toch niet gevonden Heiland uit Nazareth! In mijn hart deelde ik deze dronk met u uit het diepst van mijn leven, want ik heb het onschatbare geluk gehad Hem te leren kennen, en wel in Genezareth zelf. Ik ben daarom ook in de gelukkig stemmende omstandigheid om u van Hem, wat betreft Zijn karakter en Zijn ongehoorde vermogens, weliswaar een korte maar zeer getrouwe schets te geven, tenminste als u dat wenst aan te horen."
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51  ...