Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1972 resultaten - Pagina 39 van 132

...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...
[6] Stel dat bijvoorbeeld een rechter aan je vraagt o je niet wat naders weet over een verborgen, grote misdaad, die een heel dierbaar familielid van je zou hebben begaan en waarvan jij wel iets zou kunnen weten. Ook vraagt hij je om aan te geven waar de misdadiger zich bevindt, omdat men hem nog niet heeft kunnen aanhouden. Ik stel in dit geval echter, datje zowel van de misdaad van je zeer naaste familielid alsook van zijn verborgen schuilplaats geheel op de hoogte bent! Wat zou je tegen de rechter zeggen, die je daar vragen over heeft gesteld?'
Hoofdstuk 34: Het achtste gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Allen letten nu op en in het oosten verrezen tegelijkertijd nog twee zuilen in schitterende pracht; deze beide zuilen straalden alleen al tienmaal zo sterk als de eerdere tien samen, en de ene stond aan de rechter - en de andere aan de linkerkant van de eerdere tien zuilen en hun felle licht werd nu tot aan Europa en oostwaarts tot vierhonderd mijlen ver waargenomen.
Hoofdstuk 45: Het nachtelijke lichtverschijnsel van de tien wolkenzuilen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Toen wij al gauw weer in goede orde in de zaal aan onze tafels zaten en Lazarus en Nikodemus naast Mij plaatsnamen, werd er aan alle tafels overvloedig wijn en brood gebracht en Ik raadde allen aan een kleine versterking tot zich te nemen. Allen namen nu brood en wijn en aten en dronken welgemoed.
Hoofdstuk 49: De verschijning van het oude en het nieuwe Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] Ja, bij de mensen zagen we zelfs hun gedachten, die eerst als kleine beeldjes in hun hart zichtbaar werden. Wanneer die net als een muggenzwerm naar hun hoofd opstegen, werden ze lichter en meer gevormd, daalden vervolgens weer naar het hart terug, werden daar groter en duidelijker en traden dan weldra buiten de sfeer van die mens, werden groter en groter en vormden een echte wereld om hem heen. Maar bij de dieren was daarvan niets te ontdekken.
Hoofdstuk 58: Ziel en lichaam. Toestand van een verwereldlijkte ziel aan gene zijde. De maan en zijn bewoners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Heel kordaat zei Helias: 'Heer, wanneer ook dit achtste gebod op de zuivere naastenliefde gebaseerd is, die zegt dat men over niemand een vals getuigenis mag geven om hem daardoor niet te schaden, dan kan toch omgekeerd dit achtste gebod niet inhouden, dat men zijn naaste door een onverbiddelijke waarheid schade moet berokkenen! In zo'n geval zou ik nooit met de waarheid voor de dag komen! Want wie kan ik daarmee helpen? De op straf beluste rechter zeker niet, want hij heeft er geen voordeel van of hij de arme misdadiger in handen krijgt of niet, en de arme misdadiger die misschien berouw heeft van zijn misdaad en zijn leven werkelijk betert, nog minder! Want als ik hem uitlever aan de rechter, is hij misschien voor eeuwig verloren, wat ik zelfs diegene niet zou toewensen die aan mijzelf een misdaad begaan zou hebben. Dus in dat geval zou ik de waarheid duidelijk de rug toekeren en zelfs als het me mijn leven zou kosten geen verraadster worden van de arme misdadiger!
Hoofdstuk 34: Het achtste gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Als volgens Uw uitleg, o Heer, de naastenliefde daarin bestaat dat men voor zijn naaste al datgene moet doen wat men kan wensen dat hij ook voor een van ons zou doen, dan kan mij zelfs de meest rechtvaardige God niet kwalijk nemen, als ik zelfs mijn grootste vijand niet zou willen aandoen, wat ik, als ik in zijn situatie was, beslist ook niet zou kunnen wensen dat een andere naaste mij zou aandoen door mij te verraden. Bovendien heeft God om de een of andere grote zondaar te straffen noch een wereldse rechter en nog minder een verraderlijke verdachtmaking nodig. Hij, de Alwetende, de Rechtvaardigste en Almachtige, zal de misdadiger ook wel zonder een wereldse rechter en zonder mijn mond weten te straffen! Tot op heden is er nog niemand aan Hem ontsnapt, en dus zal ook in het vervolg niemand aan Hem ontsnappen!
Hoofdstuk 34: Het achtste gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Ik zei: 'Dat zullen zij ook niet doen, maar in hun woede en moordlust zullen zij zo'n druk uitoefenen op de Romeinse rechter en zo'n groot aantal betaalde getuigen tegen hun offerlam naar voren brengen, dat de rechter tenslotte zal moeten doen wat zij willen. Weliswaar geloven al veel mensen van het volk in Mij en Mijn leer, maar de tempel heeft toch een grote, zij het ook totaal blinde aanhang, waarmee men nog van alles uit kan richten. Dat de tempel nog veel aanhangers heeft, bewijst de bijna ontelbare mensenmenigte die op de feestdagen een bedevaart naar de tempel maakt. Deze grote, massale bedevaarten tonen immers meer dan voldoende aan, hoevelen er nog met de tempel verbonden zijn, en hoeveel blinden er nog in het hele joodse land zijn die God een welgevallige dienst denken te bewijzen als ze heel gewetensvol doen wat hun door de tempel wordt bevolen. Als je dat goed voor ogen houdt, zul je nu nog heel weinig joden vinden die voor het leven van Mijn lichaam borg willen staan.'
Hoofdstuk 50: De Heer legt de lichtverschijnselen uit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[24] Maar wat is er aan de hand met die armzalige maan? Dat het een materiële wereld is, dat is duidelijk, maar zo kaal, woest en verlaten als de hoogste top van de berg Ararat! Wie zijn toch die armzalig kleine, grijze kobolden? Ze hebben wel zo ongeveer de menselijke vorm, maar ze lijken toch meer tot een diersoort van dat hemellichaam te behoren, hoewel ze in zekere zin toch eerder geesten dan stoffelijke wezens lijken te zijn. Want ik zag dat zo'n wezen zich in eens erg groot maakte en dan weer popperig klein. Als zo'n wezen zuiver stoffelijk zou zijn, geloof ik dat hij zijn lichaam niet zo gemakkelijk zou kunnen vergroten en verkleinen. -Dus, Heer en Meester, wat is er met de maan aan de hand?'
Hoofdstuk 58: Ziel en lichaam. Toestand van een verwereldlijkte ziel aan gene zijde. De maan en zijn bewoners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik zei: 'Nu goed dan, als jullie het beslist zo willen, begin dan maar aan de rechter kant van jullie rij, en kom maar!'
Hoofdstuk 64: De dank van de bevrijde slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Deze regeling beviel de jongeren en dus snelden zij nu, het ene paar na het andere, en wel eerst de jongens en daarna ook de meisjes vanaf de rechter kant naar Mij toe. Voor Mij aangekomen bogen zij diep, daarna pakten zij Mijn handen en drukten die tegen hun borst, bogen daarna weer en gingen heel ordelijk weer terug naar hun rij .
Hoofdstuk 64: De dank van de bevrijde slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Zie, daar duikt zelfs in de organische materie iets zuiver geestelijks op en laat aan de ontwaakte en scherpzinnige waarnemer zien, dat het enkel in zoverre het iets zuiver geestelijks is, werkelijk 'iets' is, en dat datgene wat de zintuigen van de uiterlijke mens als 'iets' zien en beschouwen, eigenlijk helemaal niets is en dat alleen maar datgene wat in de zaadkorrel verborgen ligt, een werkelijk 'iets' is, omdat het iets zuiver geestelijks is. Dit bevindt zich in het voor jouw oog nauwelijks zichtbare, uiterst kleine omhulseltje in het kiemhuisje dat door de hele zaadkorrel omsloten wordt. Dit zuiver geestelijke, dat in het genoemde omhulseltje ligt opgesloten, is een met liefde, licht en wilskracht vervulde gedachte of een idee, die volkomen geïsoleerd is van de talloos vele andere gedachten en ideeën, die ieder op zichzelf net zo afgebakend, afgezonderd en geïsoleerd zijn.'
Hoofdstuk 73: Het zuiver geestelijke in de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Agricola zei: 'O, maar dat is onbeschrijfelijk! Wat een oneindige hoeveelheid wezens, planten, dieren, landschappen en zelfs menselijke gedaanten! En ik zie ook ontelbare zeer kleine lichtgevende wormpjes langs elkaar heen schieten en - zweven, en nu eens hier en dan weer daar vormt zich een bundel en in een oogwenk ontstaat daaruit een volledige vorm; maar die blijft niet lang bestaan en gaat meteen weer over in een andere vorm. overal is licht, alleen hebben de dingen weinig duurzaamheid en veranderen al gauw weer; slechts een paar vormen houden nu de aangenomen vorm wat langer aan. Nee, bij deze aanblik zou zelfs het sterkste hoofd helemaal duizelig worden!
Hoofdstuk 76: De bevrijding van het materiële - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Toen keek Agricola naar zijn handen en zag in zijn rechterhand de vogel, een soort phoenix, en in zijn linkerhand een soort kleine dolfijn. Hij stond verbaasd te kijken van dit verschijnsel en vroeg dadelijk aan de engel hoe hij deze beide hinderlijke dieren zo snel mogelijk kon kwijtraken.
Hoofdstuk 76: De bevrijding van het materiële - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De waard): 'Ergens achter een gordijn hoorde echter zo'n echte aartsfarizeeër het krachtige pleidooi voor het geloof in de Heiland uit Nazareth ten overstaan van het volk. Hij kwam tevoorschijn, besteeg het kleine gestoelte en zei: 'Ik zeg jullie vanuit mijn absolute macht als hogepriester, wie in de Heiland uit Nazareth gelooft, en zegt dat hij de beloofde Messias is, is door de tempel vervloekt!'
Hoofdstuk 82: De kalmerende toespraak van Nicodémus tot het volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Agricola zei: 'Hemelse vriend, het is werkelijk onmogelijk om het iemand nog helderder en duidelijker uit te leggen dan jij het mij en ons allen gedaan hebt! Maar dat we alles nog niet ten volle zo kunnen begrijpen als jij, zal je zeker nog veel duidelijker zijn dan ons, want zaken waarvoor de aardse mens nog niet voldoende begripsvermogen heeft, kan hij ook met de beste wil van de wereld nooit in het juiste licht zien. Maar wel is me volledig duidelijk geworden, dat alle echte realiteit eigenlijk alleen in het zuiver geestelijke gezocht moet worden en daar dan ook ongetwijfeld te vinden is. Alleen zou ik jou, beste hemelse vriend, nog om een paar concrete voorbeelden willen vragen om nog beter te kunnen begrijpen wat je ons over het zuiver geestelijke leert. Want kijk, wij Romeinen hebben een oude spreuk en die luidt: Longum iter per praecepta, brevis et efficax per exempla!* (Lang is de weg door onderwijs, kort en vruchtbaar door voorbeelden!) En dat is beslist een oude en heel ware stelling. Een klein en kort voorbeeld zegt een onderzoekend mens vaak en vrijwel altijd meer, dan wat alle theoretische leerstellingen en grondbeginselen in staat zijn te zeggen, en juist om die reden vraag ik je dan ook om enkele kleine en goede voorbeelden.'
Hoofdstuk 75: De geest, de meest innerlijke kracht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...