Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

793 resultaten - Pagina 39 van 53

...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...
[1] Robert zegt: 'Heer en Vader, hoe meer gasten hun intrek nemen in mijn huis, des te groter worden mijn vreugde en zaligheid. Alleen zou ik weer willen weten in hoeverre deze zielen aan mij verwant zijn. Zijn het misschien ook bewoners van Uranus geweest?' Ik zeg: 'O nee, dat zijn zij niet en zij hoeven het ook niet te zijn. Het zijn armen en als zodanig staan ze jou het meest nabij. Ook hier geldt het grondbeginsel: 'Wie een arme opneemt in Mijn naam, die neemt Mij op'. Ik meen, broeder Robert, dat dat wel de belangrijkste reden is waarom Ik het toelaat dat ook zulke arme zieltjes in jouw grote huis worden opgenomen.
Hoofdstuk 117: Wie armen opneemt, neemt Mij op. Genezing en troost voor behoeftige zielen. De liefhebbende maagd. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Petrus zegt: 'O, lieve mensen! Wij zijn wel missionarissen, maar niet daartoe gewijd door jullie blinde paus, maar door God, de Heer Jezus Christus Zelf. Wie van jullie ons wil volgen, wordt direct door ons opgenomen voor het waarachtige rijk Gods, maar wie ons niet wil volgen, zal op de woeste aarde worden achtergelaten. Laat niemand ons echter meer vragen wie we zijn of hoe we heten, want wie hier niet onvoorwaardelijk aan ons verzoek voldoet, zal niet worden aangenomen.
Hoofdstuk 109: In Frohnleiten. Kerkelijk-bekrompen geesten. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Hoe goedig was de kerk tijdens de beroemde kruistochten! Hoe vreugdevol heeft zij de achtergebleven weduwen en wezen, wier mannen ze in het morgenland door de Saracenen liet ombrengen, in haar kloosters opgenomen nadat zij zich eerst hun goederen en schatten liet schenken. O goddelijke zachtmoedigheid, waaraan het de heilige kerk omwille van baar geld nog nooit heeft ontbroken. Toen ik nog op aarde leefde (want de heren zullen hopelijk toch weten dat we ons allang niet meer in het vlees op de materiële aarde bevinden)...'
Hoofdstuk 80: De koster geeft meer opheldering. Bittere waarheden voor Rome's eminentie. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] We dalen nu af in de donkere catacomben en laten slechts zoveel licht ontstaan als nodig is voor de nieuw opgenomen vorsten, zodat zij de bewoners van deze onderaardse gewelven kunnen zien.
Hoofdstuk 67: Voor de Stefanusdom. Goede smeekbede van de verloste vorsten. Moeilijke genezing van geestelijke hoogmoed. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Als uit één mond zeggen de beide bisschoppen: 'O Heer, dan zijn wij bij hem vergeleken inderdaad grote nullen, want ons is het op aarde nooit slecht gegaan. Als deze zoon van Uw liefde echter een grote geest is in Uw ogen, dan zal hij ons toch wel vergeven dat we hem in onze onwetendheid veel te weinig eer hebben betoond. We zullen dat in het vervolg wel rijkelijk goedmaken. Alleen begrijpen we niet dat wij waardig bevonden werden voor de genade om te worden opgenomen in de hemelse vereniging van zo'n grote heilige, want hoe groot moet wel diegene zijn die steeds zo dicht aan Uw zijde loopt en handelt volgens Uw wil en in alles door U wordt onderwezen!'
Hoofdstuk 116: Bisschoppelijk waanidee over heiligheid. Alleen God is goed. Duistere geesten en arme zielen komen dichterbij en krijgen een heilzame behandeling. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[19] Als er hier 'hemelse huwelijken' worden gesloten, zal ik de Heer vragen haar tot vrouw te mogen hebben, ook al zou haar gestalte helemaal niets veranderen, want haar geest is nog even vervuld van verheven ideeën als indertijd, toen ze mijn leerlinge was. O, dat was een heerlijke tijd! Toentertijd had ik contact met geesten uit de hemelen, ja ik voerde gesprekken met engelen. Toen was ook zij een engel. O, wat was dat een heerlijk stralen en terugstralen van licht uit de hemelen! O heilige ogenblikken van het aardse bestaan! Gods hemelen moeten wel van onuitsprekelijke schoonheid zijn, maar ook de aarde is mooi voor hem, die God in zijn hart erkent en Hem uit al zijn krachten werkelijk liefheeft. O Mathilde, wat was je op aarde: een zon onder de lieflijke wezens van jouw geslacht! En wat ben je nu? Een erbarmelijke schaduw van een dorre distelstruik in de schemering van het laatste kwartier van de maan! O Heer! Wezens, die na een eeuw het graf ontstijgen, kunnen er toch onmogelijk ellendiger uitzien.'
Hoofdstuk 91: Een gedenkwaardige levensgeschiedenis, die ook de officier interesseert. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Kijk, de hele aard van jouw kwaal was in hoofdzaak een aangeboren orgaanafwijking, bestaande uit een soort kliergezwel in het hoofd, waarvan je geen noemenswaardige klachten ondervond zolang je je wat terughoudend ten opzichte van Venus gedroeg. Toen je deze echter zeer begon te vereren en tenslotte ook nog door een zekere schoonheid zo tussen de bedrijven door werd besmet, heeft de kwaal in je hoofd iets van dit gif opgenomen. Je besteedde te weinig aandacht aan deze zaak en de doktoren hebben zoals gewoonlijk de kwaal niet onderkend en je verkeerd behandeld. Daarom was het ook vanzelfsprekend dat je tenslotte aan je kwaal ten offer moest vallen. Dus jijzelf en niemand anders was verantwoordelijk voor de bij jou ontstane krankzinnigheid, of als je al overleden wilt zijn, aan je lichamelijke dood! Beschuldig voortaan de kerk niet meer, want zij heeft geen schuld aan jouw kwaal, die je hoe dan ook te gronde zou hebben gericht.
Hoofdstuk 71: Migatzi geeft een andere verklaring voor de dood van Jozef. Hij verlangt bewijzen over Jezus. Jozefs rede over de geest van de liefde als enige godsgetuige. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Kijk eens naar Rudolf, die een vorst was naar Gods hart, naar Theresia, de rechtschapen Jozef, de hartelijke Leopold, de minzame Frans en nog enkele van jullie broeders en zusters; zij hebben ook, net als eens David, van alles gedaan dat niet volgens de orde van Gods liefde was. Maar God de Heer woog de last die ze te dragen hadden, heeft hun, evenals David, iedere schuld kwijtgescholden en heeft hen nu al in Zijn rijk opgenomen. Want zij die bij Hem zijn, zijn ook al in Zijn rijk. De Heer wil echter ook jullie allen genadig zijn. Waarom willen jullie Zijn grote genade dan niet aannemen? Is het dan niet beter om de genaderoep van de Heer te volgen dan door onbuigzame koppigheid rijp te worden voor de hel?'
Hoofdstuk 62: Paulus' opwekkingstoespraak tot de vorsten. De apostel toont de wandaden tijdens hun regeren aan en belooft de genade van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Richt jullie blikken eens over de gehele aarde: de volkeren zijn nog dezelfde, maar waar zijn alle dynastieën die eens over deze volkeren heersten? Zij zijn slechte herders geworden en zijn zodoende ook hun posities kwijtgeraakt! Verwijder daarom uit jullie harten wat dwaas en bijzonder nietig is voor God! Trek jullie dynastieke hoogmoed uit als een slecht kleed en trek het nieuwe kleed van deemoed en waarachtig inzicht aan, opdat jullie mogen worden opgenomen in de schare lammeren van God, die de ware kinderen Gods zijn!
Hoofdstuk 58: Voortzetting van de les aan de dynastie. Gelijkenis van de luie herders. De dynastieën bestaan slechts omwille van de volkeren. Aansporing tot deemoed en verwijzing naar de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[16] Minerva zegt: 'Beste Cado, jij hebt veel gemakkelijker praten dan ik. Bedenk hoeveel aoenen zeer arme wezens zich nog in het grootste lijden bevinden, dat ik hun heb bereid. Hoe zou ik trouwens ooit vrij en werkelijk gelukkig kunnen worden zolang die tallozen, die door mij ongelukkig zijn gemaakt, in diepe ellende moeten smachten? Ik zou nu moeten stralen in dit gewaad en talloze kinderen uit mij zouden door mijn toedoen eeuwig moeten smachten? Nee, dat gaat niet; dat mag niet gebeuren!'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Miklosch vertelt verder: 'Cado zegt: 'Maar liefste, waarom verlang je toch iets van mij dat ik niet doen kan, juist omdat jij het van mij verlangt! O jij onverbeterlijke kroon der oneindigheid! Nu moet jij zonder erbarmen ook de laatste stap doen, die ik anders vast en zeker zou hebben gezet. Ik vraag je om je eigen bestwil, verlang in het vervolg niets meer van mij. Kijk, nog maar één stap en de hele oneindigheid is gered en bevrijd van het zwaarste juk van een eeuwig gericht, en jij zult als het gelukkigste wezen stralen met het licht van alle zonnen, die de eindeloze ruimte bevat!'
Hoofdstuk 29: Eindstrijd en ommekeer. Het trotse oerwezen van Satana komt terug. Cado blijft standvastig. Gelijkenis van de reddende loods. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Miklosch gaat verder: 'Nu verdwijnen ze huppelend en dansend tussen de andere groepen, en worden daarin geheel opgenomen, zodat ik hen nergens meer kan ontdekken. Maar nu wordt de gloeiende massa al weer onrustiger. De golfslag wordt sterker en de oppervlakte gaat meer gloeien en oplichten. De talloze danseressen vluchten nu, aangegrepen door een hevige angst, in wilde wanorde over de oppervlakte naar de grot toe en storten zich ontzet en vreselijk kermend van de pijn in een afschuwelijke afgrond.
Hoofdstuk 21: Veranderde scène. Verleidelijke hellegeesten. Cado roept de genade en de hulp van de godheid in. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Maar door het oor opgenomen objecten, beelden en begrippen worden onthouden en wel zeer getrouw; en vanwege deze betrouwbaarheid kun je praten en wel in verschillende talen en kun je dat wat je eens gehoord of gelezen hebt, ja zelfs hetgeen je gezien hebt, getrouw weergeven, zoals je het gehoord, gelezen en gezien hebt, zelfs na lange tijd nog zonder dat de indruk vervaagd is - terwijl je door het licht van je ogen niet eens een voor je liggend beeld even getrouw kunt natekenen, als je het ziet.
Hoofdstuk 6: 'En toen zij Hem zagen, aanbaden zij Hem, maar sommigen twijfelden' (Matth. 28 : 17) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[10] Deze poort hier is een geestelijke werkelijkheid en wij zijn dat ten opzichte van elkaar eveneens. Maar dat Wenen daar is slechts een verschijningsvorm, een weerspiegeling van de werkelijke stad Wenen op aarde, die jullie beiden beschouwend in je eigen ziel dragen. Dit beeld belast echter nog jullie ziel en veroorzaakt in haar nog af en toe onzuiverheid, die zich uit in een bepaalde geprikkeldheid, welke zich dan als een sprekende verschijningsvorm openbaart. Zoiets kan echter in Gods liefdeslicht, dat de zuiverste hemel is, niet opgenomen worden, omdat iets onzuivers onmogelijk kan binnengaan in Gods hemelen. Daarom treedt nu uit jullie zielen, voor deze de zuiverste hemelen van God binnengaan, het laatste onzuivere beeld van de stad Wenen naar voren, opdat jullie het mogen beschouwen en daarna voor altijd uitbannen.
Hoofdstuk 47: De poort gaat open en laat de stad Wenen zien. De aard van de verschijningsvormen in het hiernamaals. Robert verbaast zich over Cado's wijsheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Minerva zegt: 'Cado, je bent weliswaar zo eigenzinnig als een duivel, maar tegelijkertijd ook zo wijs als een God!' Cado zegt weer: 'Wat heb ik aan mijn wijsheid als niemand behalve ikzelf haar ter harte neemt! Ik preek voor dovemansoren en aan blinden vertoon ik mijn kunsten! Ik heb, bij God de Almachtige, tot nu toe meer dan genoeg gepraat, maar wat baat dat allemaal? Ik toonde je aan waarom je jouw wil helemaal aan mijn wil ondergeschikt moet maken, maar je hebt duizend uitvluchten en als je al iets doet, dan doe je het nooit meteen en ook nooit helemaal zoals het moet en ik het wil hebben. Als je mij nu wijs vindt als een God, waarom doe je dan niet dadelijk wat ik van je verlang? Het prachtigste gewaad ligt voor je en werpt zijn machtige stralenglans als een centraalzon in de verre oneindigheid, maar zijn machtige licht, dat ertoe bestemd is om haar stralen tot jouw innerlijk wezen te laten doordringen, doet daartoe nog steeds vergeefse moeite. Waarom dan? Geef mij daarvoor eens een reden op!'
Hoofdstuk 32: Minerva's nieuwe uitvluchten. Cado's antwoord. Over boete en bekering. Belangrijke feiten betreffende de verlossing. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...