Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1849 resultaten - Pagina 39 van 124

...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...
[3] Kijk, alle materie van deze aarde - van de hardste steen tot de ether hoog boven de wolken - is zielestof, maar in een noodzakelijk gerichte en daarom vaste toestand. Haar bestemming is echter weer in het ongebonden, zuiver geestelijke bestaan terug te keren zodra zij, juist door middel van deze afzondering, de levenszelfstandigheid bereikt heeft. Om deze levenszelfstandigheid door een steeds grotere zelfwerkzaamheid te bereiken, moet de uit de gebonden materie vrijgemaakte ziel alle mogelijke levensfasen doorlopen en zich in iedere nieuwe levensfase ook weer opnieuw in een ander stoffelijk lichaam verpoppen, waaruit zij dan weer nieuwe levens en bezigheidssubstanties tot zich trekt en zich eigen maakt.
Hoofdstuk 133: Over de zieleleer. Wezen en doel van de materie. De vrije ontwikkeling van de mens tot het kindschap van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Het zekerste teken van de reeds bereikte levenszelfstandigheid van een mensenziel is, dat zij God erkent en Hem zelfs met al haar kracht liefheeft. Want zolang een ziel God niet erkent als een wezen dat buiten haar bestaat, is zij nog blind en stom, en nog niet bevrijd van de kracht van de goddelijke almacht; zij moet dan nog geweldig vechten om zich van die boeien te bevrijden. Maar zodra een ziel begint de ware God buiten zichzelf te herkennen en, door het gevoel van haar liefde tot Hem, Hem echt wezenlijk begint waar te nemen, dan is zij vrij van de banden van de goddelijke almacht en behoort zij ook steeds meer zichzelf toe en is zodoende zelf schepster van haar eigen bestaan en leven, en daardoor een zelfstandige vriendin van God voor alle eeuwigheden der eeuwigheden.
Hoofdstuk 133: Over de zieleleer. Wezen en doel van de materie. De vrije ontwikkeling van de mens tot het kindschap van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] De wereld zal altijd wereld blijven, maar toch zal Ik de Mijnen steeds leiden, en over de wereld Mijn gericht laten komen wanneer zij zo slecht is geworden dat er naast alle wereldse zaken geen vonkje van het ware levenslicht uit God meer kan bestaan.
Hoofdstuk 149: Een voorspelling van de Heer over onze hedendaagse tijd. De noodzaak van goddelijke openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Een God die zich van zichzelf volledig bewust zou zijn als centraal punt van alle wijsheid en macht, zou met de mensen, als zijn volmaaktste scheppingen, in zoverre toch wel redelijk rekening gehouden hebben dat hij zich vroeg of laat zelf aan hen geopenbaard zou hebben en hun getoond zou hebben waarom zij er zijn en wat hij eventueel verder met hen voor heeft. Als dat echter niet het geval is, en als er niet een of ook meerdere keren volledig naar waarheid aangetoond kan worden dat hij er is, dan bestaat hij ook niet, en dan verdient degene die over een goddelijk bestaan spreekt en schrijft, heel zwaar gestraft te worden.
Hoofdstuk 149: Een voorspelling van de Heer over onze hedendaagse tijd. De noodzaak van goddelijke openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'Vriend, dat komt omdat zij eigenlijk niet uit materie bestaan, maar alleen maar uit geest die gericht is. Ik heb jullie toch al bij een andere gelegenheid gezegd, dat al het zichtbaar geschapene niets anders is dan een gedachte van God, vastgehouden door de almachtige wil van God.
Hoofdstuk 154: Over de noodzaak van de vergankelijkheid van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] En daarom is de maan voor zulke zielen een heel geschikte plaats om behoorlijk van al het materiële ontdaan te worden en tot het inzicht te komen dat alle aardse goederen erg bedrieglijk en waardeloos zijn; en tenslotte maakt zich het verlangen van hen meester om helemaal te vergaan en niet meer te bestaan.
Hoofdstuk 157: Het zien van de maan door het geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Aan de mens is echter, voor zover het zijn geestelijke deel betreft, geen dwingende wet meegegeven, maar slechts een geestelijke wet die als volgt geformuleerd is 'Je behoort...'. En zo is de mens in zijn willen en verlangen helemaal vrij gelaten, en kan hij zich zelfs aan Mijn lichaam vergrijpen, dat nu drager van de geest is en vergeestelijkt voortaan ook zal blijven bestaan.
Hoofdstuk 169: De verwijzing van de Heer naar Zijn kruisdood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Ik ben nu in het vlees bij jullie als een mens; maar Ik kan jullie toch niet alle kracht van Mijn geest schenken. Wanneer Ik echter later niet meer in het vlees zoals nu, maar slechts in de geest bij jullie zal zijn, zal Ik jullie ook alle kracht en macht van Mijngeest kunnen schenken, die Ik natuurlijk van eeuwigheid Zelfben. In de geest en in zijn kracht zal Ik bij jullie blijven tot aan het einde van de tijd dat deze aarde nog zal bestaan, en tot zij de laatste gerichte geest tot rijpheid gebracht zal hebben. Maar dan zal met deze aarde ook voor eeuwig de wieg van de kinderen Gods verdwijnen. Vanaf die tijd zal alles geestelijk gericht worden.
Hoofdstuk 174: De voorspelling van het grote gericht van de huidige tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Kijk, dat is de oorzaak van dit verschijnsel en verder helemaal niets! Hoe zouden jullie goden kwaad op jullie kunnen worden, terwijl zij toch nergens anders kunnen bestaan dan in de fantasie van mensen die van een ware god niets weten omdat zij nooit iets over Hem gehoord hebben? Waarom niet? Dat ligt in het eeuwig grote wijsheidsplan besloten van Hem die de mensen geschapen heeft.'
Hoofdstuk 185: De genezing van de bezeten jonge vrouw Maria Magdalena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] EEN VAN DE JOODSE GRIEKEN zei: 'Maar Heer, nu U toch weer zo bezig bent om ons zulke buitengewoon belangrijke zaken te onthullen, wilt u dan ook zo goed zijn ons te vertellen waarom nu eigenlijk niets stoffelijks voor eeuwig als zodanig kan blijven bestaan! Rotsen verweren, reusachtige bomen die vaak zo'n tweeduizend jaar alle stormen getrotseerd hebben, zoals in ieder geval de oerceders op de Libanon, sterven, vermolmen en er blijft niets van over. Ook meren en zeeën drogen uit, kortom, men ziet op de hele aarde niets dan een voortdurend ontstaan en vergaan! Alleen aan de sterrenhemel blijft het steeds nog heel aardig bij het oude; want dezelfde sterren die Adam gezien heeft, staan er nog steeds even onveranderlijk en onvergankelijk op dezelfde plaats. Wanneer U echter zegt dat ook zij eenmaal zullen vergaan, kom je natuurlijk tot de uitermate belangrijke vraag: Als die, volgens Uw zeggen ontzettend grote hemellichamen al gedurende zo'n onuitsprekelijk lange reeks aardse jaren bestaan, zouden zij toch net zo goed ook eeuwig kunnen bestaan. Hoe lang geleden zijn zij ontstaan, wie kan die tijd meten en in jaren of zelfs in tienduizenden jaren becijferen? Voor ons menselijk verstand bestaan zij zo goed als eeuwig en kunnen ook net zo goed verder de hele eeuwigheid door blijven bestaan. Waarom moeten zij dan tenslotte toch vergaan?'
Hoofdstuk 154: Over de noodzaak van de vergankelijkheid van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Moet Ik soms, omdat zowel water als vuur voor een mens dodelijk zijn wanneer hij ofwel in een diep water valt of bij een grote brand door het vuur gegrepen wordt, geen water en geen vuur meer op aarde laten bestaan? O, zeker niet! Een mens heeft daarvoor zijn verstand en kracht en vrije wil. Zowel van water als van vuur kent hij de goede en de kwade eigenschappen. Beide moet hij met verstand gebruiken en dan zullen beide elementen hem van dienst zijn; wanneer hij echter moedwillig of uit grote onvoorzichtigheid in een diep water valt of in een kalkoven springt, draagt hij er duidelijk -vrijwillig of vaker nog onvrijwillig -zelf schuld aan dat hij daarbij zijn aardse leven verliest. Iemand die werkelijk verstandig en voorzichtig en wijs is, zal zo'n ongeluk niet gauw overkomen -en degenen die volgens Mijn leer zullen leven, al helemaal niet!'
Hoofdstuk 155: Ongelukken en ziekten die al of niet door eigen schuld ontstaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Velen proberen zichzelf te doden, anderen zich door een soort slaap te onttrekken aan elke verdere wereldbeschouwing; maar noch het een noch het ander lukt. Dan beginnen zij te zoeken of er niet de een of andere uitweg uit de holen en dalen van hun lijden voert naar een streek waar zij misschien wijzere mensen zouden kunnen ontmoeten om met hen over de oorzaak van hun erg treurige bestaan te spreken. En kijk, dan vinden zij met veel moeite en inspanning een uitweg. Dan komen zij op grote vlakten, beklimmen de zeer hoge bergen en ontmoeten daar ook wijze geesten, die hen wijze lessen geven en ook vertellen dat er een almachtige, wijze, goede God bestaat, in wie zij moeten geloven en die zij moeten liefhebben, en dat het hen ook gauw beter zou vergaan als zij dat zouden doen.
Hoofdstuk 157: Het zien van de maan door het geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'Hoe de mens dat wil, hangt merendeels van hemzelf af. De meeste lichamelijke ziekten zijn zelfs een gevolg van allerlei zonden die de mens al vanaf zijn jeugd tot aan zijn oude dag herhaaldelijk, en tenslotte uit een soort gewoonte, heeft begaan. Veel ziekten van de mensen zijn een erfenis van ouders en voorouders aan hun kinderen en kindskinderen, omdat reeds de ouders en voorouders gezondigd hebben. Je kunt God niet de schuld geven als de mensen zichzelf allerlei ziekten, pijn en lijden bezorgen. Wel zou je tegen Mij kunnen zeggen: ' Als een mens meteen door God onderwezen is over wat hij moet doen om binnen de juiste orde op de wereld te leven en te bestaan, en hij handelde en gedroeg zich niet daarnaar, is het duidelijk zijn eigen schuld als hem allerlei lijden overkomt; maar als de mens alles uit de natuur moet leren, en door allerlei akelige en vaak heel nare ervaringen verstandig moet worden, dan is hij niet schuldig aan zijn lijden, en het betreurenswaardigste schepsel op aarde!'
Hoofdstuk 162: Oorzaak en doel van ziekten en lijden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Maar. ook wij zullen veel moeten lijden ter wille van de door eigen schuld misvormde mensen. Maar ons lijden zal niet over ons komen omdat wij geen kennis van de zuiver goddelijke levensorde zouden hebben of omdat onze daden daarmee in strijd zouden zijn, maar wij zullen door ons lijden de blinde mensen ziende maken, omdat zij aan ons zullen kunnen zien hoe weinig waarde wij aan het leven van deze wereld hechten en hoe groot de waarde van het leven van de ziel moet zijn om daarvoor alle aardse voordelen af te wijzen. En kijk, daaruit zal dan pas de eigenlijke verlossing van de mensen van de dood naar het leven bestaan! -Maar genoeg over dit alles! Omdat nu het middagmaal helemaal gereed is, gaan we weer naar binnen en aan tafel!'
Hoofdstuk 162: Oorzaak en doel van ziekten en lijden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Als ik als geest dat met het grootste gemak kan, is dan mijn zuiver geestelijke bestaan niet oneindig volmaakter dan het bestaan van alle lichamelijke mensen op deze kleine aarde?! Daarom is alleen óns bestaan een echt bestaan, en dat van jullie op deze aarde is dat slechts in zoverre het een leven volgens de wil van de Heer is, die nu eindeloos genadig bij jullie leeft en jullie waarachtig leert leven, en die alleen van eeuwigheid alles in alles is, naar Wie jullie moeten luisteren en volgens wiens woorden jullie moeten leven en werken.'
Hoofdstuk 189: De Romeinen zien de engelenwereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...