Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6179 resultaten - Pagina 39 van 412

...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...
[6] JARAH richt zich echter meteen op en zegt: "Luister eens, beste oude vriend! Wie Hem eenmaal vast heeft, mag Hem nooit meer loslaten; want laat hij Hem los, dan heeft hij daarmee ook zijn eeuwige leven losgelaten en het daardoor voor altijd verloren. Dat wat ik lichamelijk doe, dat moesten jullie allen in je hart doen, zoals ik het ook merendeels in mijn hart doe!
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Wie zijn leven liefheeft, maar de Heer van het leven, vaak lichtzinnig genoeg terwille van de wereld, laat varen, zal zijn leven verliezen omdat hij de Heer van het leven verloren heeft. Maar wie zijn leven niet acht, en alleen maar dat in zijn hart 'leven' noemt, wat bestaat uit een leven alleen voor de Heer van alle leven, die zal het leven eeuwig behouden, ook al stierf hij lichamelijk wel duizendmaal!
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Kijk, ik heb de Heer toen Hij naar ons toekwam, het eerst in mijn hart herkend en ik houd boven alles van Hem, Ja, als HIJ nu van mij zou verlangen voor Hem te sterven, zou de dood een verkwikking voor mij zijn! Want ik weet en voel duidelijk, dat de liefde tot Hem nooit in der eeuwigheid sterven kan, omdat het haar onmogelijk is een zonde te begaan, en dat is de echte dood van de ziel. Als de ziel van de mens echter dood is, dan is ook de gehele mens dood. Bedenk dat wel, oude man want ik kom uit de school des hemels, die de liefde en de waarheld en het leven is. Wat ik je nu gezegd heb, is een hemelse les, en je kunt haar daarom beter goed in je opnemen!"
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Daarop ging Marcus de keuken weer uit en gaf de zonen opdracht vast wijn en brood op de tafels voor het huis te zetten en er ook voor te zorgen dat er genoeg licht was. Op de tafels moesten een aantal goedgevulde lampen branden, en de andere ruimte van de hof moest met vissersfakkels gedurende de gehele nacht helemaal verlicht worden! -Dat werd allemaal snel gedaan en toen het wat donker was geworden, brandden al op alle tafels een aantallampen, en de bewuste vissersfakkels verlichtten de tamelijk uitgestrekte hof. Snel daarna werden heerlijk bereide spijzen op de tafels gezet, zoals goed klaargemaakte vissen, brood, wijn en allerlei fruit.
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] JOSOË zegt: "Heer, hoe kan ik dat nu niet weten en waarom vraagt U mij dat? U bent het toch, die dat, wat ik moet weten en spreken, in mijn hart en daaruit op mijn tong gelegd heeft!"
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Heel goed, Mijn beste Josoë; omdat je dat weet, geef ons dan ook eens een goede verklaring, waarom Ik je dat gevraagd heb terwijl Ik toch al de gedachten van je hart, zelfs de allergeheimste, reeds lang voor je ze gedacht hebt, ken en moet kennen!"
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] JOSOË zegt wat beteuterd: "Dat mag ze zeker, als ze het kan! Natuurlijk, als U, o Heer, haar het antwoord in het hart zult geven, dan zal ze gemakkelijk antwoord kunnen geven!"
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Ik geloof echter: Als U, o Heer, op die wijze vraagt, dan vraagt U alleen maar, omdat U iemand die wat teveel opvliegt, brengen wilt tot een deemoedigende zelfkennis! En voor zover ik met mijn beperkte kennis in mijn hart kan zien, heeft U aan de lieve Josoë daarom zo'n Gordiaanse vraag gegeven.
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] Daarmee wil ik overigens ook niet in het minst een hatelijke opmerking over Josoë's wat te hoog opspattende zelfverzekerdheid gemaakt hebben, maar omdat het mij gevraagd werd, sprak ik zoals ik in mijn hart dacht. Ik geloof daarmee geen al te grote zonde begaan te hebben! Maar mocht dat wel het geval zijn, dan zal ik dat naar vermogen weer goedmaken!"
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] IK zeg: "Nee, nee, helemaal niet! Je oprechte hart is een open boek voor Mij, en je hebt Mijn beste Josoë zelfs een grote dienst bewezen. Hij was op de door jou zo kinderlijk wijs genoemde punten ook werkelijk wat zwak, en deze zwakheid zou hem in de toekomst op wat kleine dwaalwegen hebben kunnen brengen. Maar nu is hij ook in deze sfeer genezen, en zal nu wel graag een opvrolijkend gesprek met je willen beginnen, want hij weet zich goed uit te drukken."
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Maak je maar geen zorgen! Hier aan deze tafel zitten er, die je zeker zonder Mijn speciale hulp een heel bevredigend antwoord, als oplossing van Mijn vraag aan Josoë, zouden kunnen geven, want ze weten al zo ongeveer uit welke hoek de wind waait. Maar ik wil, dat bij het oplossen van mijn wel wat hoger geplaatste vraag, Mijn Jarah Josoë zal helpen! En daarom vraag Ik jou, lieve Jarah, of je in je hart een juist antwoord op Mijn vraag vindt!"
Hoofdstuk 199: De volle waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg tegen Cyrenius: "Wel, wat zeg je van deze beantwoording van Mijn aan Josoë gestelde vraag? Maar geloof niet, dat Ik haar het antwoord op wondere wijze in haar hart heb gegeven; zij heeft het zelf in haar eigen binnenste gevonden. En Ik zeg jou en ook allen hier bij Mij aan deze tafel: Het was geen woord teveel of te weinig, en het is voor eeuwig waar.
Hoofdstuk 199: De volle waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Maar hoe kan zij dat, en Josoë niet, die zich voorgenomen had alleen voor de waarheid te zijn? Wel, dat doet haar onbegrensde zuivere liefde tot Mij; die liefde verbindt haar hart met het Mijne en op die wijze kan zij steeds op de kortste weg al het licht en daardoor ook alle wijsheid putten uit de door haar zelf aangeduide oerbron van al het licht, al het zijn en al de waarheid, die voor eeuwig onveranderlijk een en dezelfde in Mij is.
Hoofdstuk 199: De volle waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] JOSOË zegt: "Ja, ja, vragen zou niet zo moeilijk zijn, als men maar meteen iets wist! Als ongeschoold kind, zat je hart natuurlijk vol met allerlei vragen; maar als men zelf bijna alle vragen meerdere malen innerlijk heeft beantwoord, is een nieuwe vraag veel moeilijker te bedenken, dan een antwoord op wat voor vraag dan ook. Daarom zou ik je wel willen vragen of jij mij een vraag wilt stellen; want jij bent in vele zaken ingewijd en kunt mij dus ook veel vragen."
Hoofdstuk 200: Het gesprek tussen Jarah en Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Maar het MEISJE wendt zich intussen tot Josoë en vraagt hem heel vriendelijk: "En, aardige, edele buurman, schijnt bij jou het juiste licht al in je hart?"
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...