Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4378 resultaten - Pagina 39 van 292

...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...
[4] 'Maar', zult u vragen, 'wie kan dan op de zon zelf bestaan? Want omdat daar het licht het sterkst moet zijn, zal de hitte daar ook niet mankeren!' Maar, dat is niet zo. Naar het inwendige van het eigenlijke zonnehemellichaam dringt nauwelijks het duizendmaal duizendste deel van de gehele lichtsterkte der zon door en daarom is het oppervlak van de zon niet veellichter en warmer dan hier op onze aarde en de schepselen van God kunnen daar daarom evengoed bestaan en leven als op onze aarde. Nacht wordt het daar echter niet, omdat alles op de zon zich in haar eigen blijvende licht bevindt.
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Nacht bestaat voor de zonnebewoners dus niet, -maar zij kunnen ondanks hun eeuwige dag toch de sterren en de planeten, die samen met onze aarde om de zon cirkelen, nog heel goed zien. Dat komt door de zeer reine lucht, die de zonneaarde over een afstand van 1200 uur ver naar alle kanten omgeeft. Deze wordt weliswaar zo nu en dan door dikke en zeer dichte wolken verduisterd, maar heeft daarentegen ook weer heel wolkeloze tijden en streken, waarbij de buitenwerelden heel goed gezien en bestudeerd kunnen worden; veel beter dan vanaf enige andere planeet.
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] CORNELIUS zegt: "Dank je wel, lief en vriendelijk kind, voor wat je mij nu hebt verteld, hetgeen ik van alfa tot omega zelfs met mijn verstand heel goed begrijpen kan, want ik ontdek er niets onzinnigs in. Maar hoever moet dan de zon wel van deze aarde verwijderd staan dat zij ons, ondanks dat het zo'n ontzettend grote wereld is, zo klein kan voorkomen?"
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] U kunt het zelf uitrekenen. Meet de tijd, die een afgeschoten pijl. nodig heeft om duizend passen van een man af te leggen. U zult ontdekken, dat de pijl ondanks al zijn snelheid toch twee momenten nodig heeft om duizend passen van een man af te leggen. Een uur tijd bevat echter 1800 van zulke dubbele momenten; een dag telt 24 uur en een jaar bestaat uit 365 dagen, zoals u wel zult weten. Als u dat nu weet en u weet iets van rekenen af, zult u er al gauw achter komen hoever de zon van de aarde afstaat! Meer kan ik u niet zeggen en meedelen, want ook al zou ik het weten, dan ontbreekt mij toch de maatstaf en het geëigende getal! Stel u 40 maal 1000 maal 1000 uur gaans voor en dan heeft u vrij nauwkeurig de afstand van de aarde tot de zon!"
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Geeft daarom, vrienden en broeders, de blinden eerst een juist levenslicht in het hart en laat pas door dat licht het verstand van de ziel verlichten, dan zal alle kennis een ware tegen voor de mens worden!
Hoofdstuk 175: In de geest van ieder mens sluimeren talloze wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] De kennis geeft iemand wel enige hulp in dit tijdelijke leven, maar brengt hem voor het opwekken van zijn geest zeer veel schade toe. Zodra de kennis echter in de loop van de tijd zonder meer uit het licht van de geest ontstaat, bevat zij ook alle levenswarmte en is dan net zo levend als het licht van de zon, dat niet alleen licht geeft als geen ander licht, maar ook leven geeft, omdat haar licht de levenswarmte bevat en die, waar het licht terechtkomt, ook meedeelt en de reeds aanwezige levenswarmte nog meer leven geeft en tot leven wekt.
Hoofdstuk 175: In de geest van ieder mens sluimeren talloze wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] IK zeg: "Dat zou Ik wel kunnen, -maar dan zou dat sterkere licht niet jóuw, maar alleen Mijn werk zijn en dus iets oneigenlijks in jou. Dan zou je niet meer behoeven te zoeken, te vragen en nergens meer behoeven aan te kloppen.
Hoofdstuk 177: Het belang van de vrijheid van de menselijke wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] De dienaar denkt vaak: 'Ik heb een goede heer en hij verlangt niets van mij dat ik onbillijk zou kunnen noemen en ik wordt zeer gewaardeerd en goed behandeld. Maar indien ik me eens wat te buiten zou gaan, zou hij toch tegen mij kunnen zeggen: 'Mijn knecht, ik beschouwde je als mijn eigen zoon en verlangde daarom slechts licht en billijk werk van je. Maar je overschatte jezelf en begon als heer op te treden, daarom kan ik je niet meer als dienaar gebruiken. Verlaat daarom mijn huis!' Dan zou ik moeten gaan en een bedelaar zijn, maar mijn héér bleef heer van zijn vele bezittingen.'
Hoofdstuk 177: Het belang van de vrijheid van de menselijke wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Zolang Ik, als de Heer van al het leven en al het licht, jullie voortdurend leven en licht moet blijven inblazen, zijn jullie slechts Mijn knechten en dienaars, want deze gave van leven en licht is geheel afhankelijk van Mijn wil. Waar zouden jullie onder deze omstandigheden dan licht en leven vandaan willen halen?! Moet niet reeds de gedachte aan de mogelijkheid die het nu gezegde inhoudt, je erg bang maken?!
Hoofdstuk 177: Het belang van de vrijheid van de menselijke wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Houdt daarom goed rekening met alles, wat Ik nu heb gezegd en handel daarnaar, dan zullen jullie ook onfeilbaar dat bereiken, waarvoor jullie allen geroepen en uitgekozen zijn voor tijd en eeuwigheid! -Zeg Mij nu, vriend Cornelius, hoe je nu over deze aarde en haar mensen in het licht en in de duisternis bij jezelf denkt!"
Hoofdstuk 178: Aanleg en bestemming van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Maar ik was toen pas vijf en twintig jaar en ik ben nu ruim dertig jaar ouder en ik heb gedurende die tijd zeer veel door en meegemaakt, ik heb veel gezien, gehoord en ondervonden. Maar ondanks dat alles, blijven mij de wonderlijke woorden van David en Uw geboorte en al haar bijverschijnselen nog zo levendig bij, alsof ik die pas gisteren of eergisteren persoonlijk had meegemaakt. En intussen hoor ik weer: 'Maak de poorten wijd en de deuren der wereld hoog, opdat de koning der ere binnen kan trekken! Wie is de koning der ere? Het is de Heer Zebaoth, machtig in de strijd!'
Hoofdstuk 179: De herinnering van Cornelius aan de geboorte van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Maar ook al is God de Heer in Zijn wijsheids- en machtsmajesteit oneindig, toch is Hij in de liefde des Vaders hier als een beperkt mens bij en temidden van jullie. En juist deze liefde, die Hem Zelf tot mens voor jullie maakt, maakt ook ons engelen tot mensen voor jullie, omdat wij anders alleen licht en vuur zijn, naar buiten flitsend door al de eindeloze ruimten als grote scheppende gedachten, vervuld met het woord, de macht en de wil van eeuwigheid tot eeuwigheid!
Hoofdstuk 180: De taak van engelen en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Ik zeg u: Daar heerst de vloek der hel en geen licht, geen weg, geen waarheid, geen liefde en daarom ook geen vrij leven, maar slechts een eeuwig gericht, dat de innerlijk door zichzelf vervloekten terneer drukt en zwaar geboeid houdt!
Hoofdstuk 185: De verheven luister. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] IK zeg: "Zei Ik dan niet tegen jullie dat de heerlijkheid van God zich juist hier het duidelijkst zou openbaren? Hoe kun je dan ondanks dat nog zo bezorgd zijn om jouw armzalige tenten, alsof het heil van de wereld daar maar enigszins van zou afhangen?! Kijk, de tenten zijn groot en zeer ruim. Laat, als de storm in alle heftigheid. over ons..los zal barsten, alle vrouwelijke gasten daarin gaan, en ook die mannelijke, die misschien toch door een te grote vrees bevangen zouden worden! Want de storm zal zeker niet om mee te spotten zijn, maar met jouw statietenten zal niets gebeuren, behalve dat ze wat nat zullen worden."
Hoofdstuk 186: Voorbereidingen voor de naderende storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Ik geloof, dat zelfs bij de dichtste hagelbui er niet één mij of mijn dochtertje zal raken of kwaad zal doen, maar ondanks dat wordt een mens, zoals ik, onwillekeurig door de gebruikelijke angst overvallen. Maar nu zal ik toch niet bang zijn, want ik kan me door mijn eigen Jarah toch niet te schande laten maken!"
Hoofdstuk 187: De storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...