Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1957 resultaten - Pagina 39 van 131

...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...
[1] (DE HEER:) 'Dat mensen zoals jij het echter tot nu toe niet tot een bepaald bewustzijn over het voortleven van de ziel na de lichamelijke dood hebben kunnen brengen, daarvan heb Ik je de oorzaak reeds laten zien, en je zult die ook ingezien hebben; maar de vrees voor de lichamelijke dood ligt eigenlijk niet zozeer in het je niet bewust zijn van het leven van je ziel na het afvallen van je lichaam, dan veeleer in je liefde voor de wereld en in je eigenliefde. Door deze beide soorten liefde wordt je ziel steeds verder met haar vlees vermengd, en het gevolg daarvan is dat zij zich juist daardoor het gevoel van sterven, vergaan en eindigen steeds meer eigen maakt en ten prooi valt aan allerlei angst en vrees.
Hoofdstuk 68: De oorzaak van de vrees voor de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: ' Zij hebben eigenlijk net zo weinig kracht als een slapende held; maar zo nu en dan wordt voor hun eigen ontwaken toegelaten dat er iets wat zulke slechte geesten in hun totaal krachteloze droomfantasie willen uitvoeren, en waartoe zij steeds nutteloze pogingen ondernemen, werkelijk gebeurt, volgens de wil van een hogere, volledig wakker zijnde, geestelijke macht. Als zoiets dan werkelijk gebeurt, schrikken zij plotseling wakker en zien hun ellende in. Daardoor komen dan sommigen door hun eigen wil uit hun kwade droomleven in een meer wakend bestaan, en dan passen zij daarna al meer op om niet weer in zulke kwade fantasieën te vervallen, opdat er niet weer iets boven hen instort en hen kwalijk toetakelt in hun veronderstelde vrije bestaan.
Hoofdstuk 72: Invloed van geesten bij natuurlijke gebeurtenissen als toelatingen van de voorzienigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] DE OVERSTE zei: 'U bent in uw recht, dat weet ik heel goed, en niemand kan u iets in de weg leggen. Maar laat u niet beetnemen door van hem te geloven dat hij de beloofde Messias van de joden is! Want hij verspreidt die godslasterlijke leer onder het volk, en ik weet maar al te goed dat nu al heel veel mensen in hem geloven, omdat hij zijn leer met allerlei toverkunsten ondersteunt die hij voor het grootste deel vast en zeker met hulp van Beëlzebub uitvoert. Dat is alles wat ik u eigenlijk had willen zeggen, en het was mij daarom erg aangenaam dat u vandaag nog naar mij toegekomen bent.'
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] U bent nu waarschijnlijk de enige die deze knoop waarachtig ontward heeft, en daarom zou ik u, als ware levensmeester, willen vragen, mij en eigenlijk ons allen de grote kunst te tonen hoe men helemaal zeker achter het geheim van het leven komt en dit herkent en tenslotte zelf levensmeester wordt. U heeft het kennelijk zover gebracht, en moet daartoe dan ook de middelen en wegen goed kennen. Omdat u ze moet kennen, zou het wel een grote genade van u voor ons zijn, als u ze ons nader zou willen beschrijven.
Hoofdstuk 85: De kunst om te leven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Als je echter nog steeds blijft vragen:'Ja, waar is God dan, en hoe ziet Hij er eigenlijk uit?', dan zeg Ik je, dat niemand het eigenlijke goddelijke Wezen kan zien en in leven blijven, -want Het is oneindig en daarom ook alomtegenwoordig, en Het is daarom als iets puur geestelijks ook het binnenste van ieder ding en ieder wezen, dat wil zeggen door de werking van het licht van Zijn machtige wil; in Zichzelf en op Zichzelf is God echter een mens zoals Ik en ook jij, en woont in een ontoegankelijk licht, dat in de wereld der geesten de genadezon genoemd wordt. Deze genadezon is God echter niet Zelf, maar het is de uitstraling van Zijn liefde en wijsheid.
Hoofdstuk 88: De grondslagen voor de geestelijke vervolmaking. Het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] En PETRUS, als visser die met de zee zeer vertrouwd was, zei: 'Kijk, het zijn eigenlijk een soort waterroofdieren, die alleen dan zo frequent en met grote aantallen te zien zijn, als er voor hen iets te roven valt; anders zitten ze langs de zee op gedeelten die niet toegankelijk zijn, noch vanaf het land, noch vanaf het water. Op zulke plaatsen vind je veel insekten en wormen, die deze dieren als voedsel dienen. Bij grote stormen verschuilen die insekten en wormen zich echter en dan gaan de vogels hongerig op rooftocht naar kleine vissen, en als de storm is gaan liggen keren ze weer terug naar de plaatsen waar zij hun goed verborgen nesten hebben. Nu weetje watje nog niet wist; het is weliswaar niet zo belangrijk, maar toch is het goed om ook dat soort dingen goed te weten.'
Hoofdstuk 74: Het schip van de Farizeeën op de woeste zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] Waarlijk, zij die Mij niet dáár zoeken waar Ik ben, vinden Mij niet en zullen Mij ook niet vinden. Er zullen er in de loop van de tijd nog heel velen Mij zoeken en niet vinden! Er zullen tijden komen waarin heel veel valse profeten en Messiassen zullen opstaan die tegen jullie zullen zeggen:'Kijk, hier is de gezalfde!' of Dáár is hij!' Maar geloof die allemaal niet, want waar zij zullen aangeven dat Ik te vinden ben, zal Ik juist het allerminst en eigenlijk helemaal niet en nooit te vinden zijn. Wie Mij zal zoeken in iets dat ook maar zweemt naar wereldsheid, zal Mij niet vinden, maar alleen hij die Mij in ware liefde, deemoed en zelfverloochening zal zoeken, zal Mij ook zeker altijd en overal vinden.
Hoofdstuk 76: De oorzaken van het verval van de mensen. Theocratie en monarchie Eindtijd en gericht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Kijk, zo luidt woord voor woord je vraag! Maar Ik kan je daarop evenmin een bevredigend antwoord geven als op je eerdere, soortgelijke vragen. Kijk, als puur mens heb Ik werkelijk precies hetzelfde moeten doen als jij; maar omdat Ik eerlijk gezegd wat Mijn innerlijke geestelijke wezen betreft iets meer dan alleen maar mens ben, wat je morgen nog vroeg genoeg zult merken, had Ik het eigenlijk moeilijker, omdat Ik als mens van deze aarde nooit een eigen wil in Mij mocht op laten komen, maar steeds heel precies de wil op moest volgen van Hem die door Mij in deze wereld wilde komen en de mensen het eeuwige leven wilde brengen en geven. Daarover zul je echter morgen van Mijn leerlingen wat meer horen. Maar voor vandaag zullen wij onze zitting sluiten en ons te ruste begeven!'
Hoofdstuk 88: De grondslagen voor de geestelijke vervolmaking. Het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Dat zulke mensen, die langs een zuiver geestelijke weg verwekt zijn, dan ook geestelijker zijn dan mensen die via de normale weg verwekt worden, is duidelijk; want kinderen van sterke en gezonde ouders worden ook sterk en gezond, - kinderen van zwakke en zieke ouders worden gewoonlijk ook zwak en ziekelijk. Ik als mens, zoals ik nu voor jullie sta, ben geen God, maar wel een zoon van God, wat eigenlijk ieder mens moet zijn; want de mensen van deze aarde zijn voorbestemd om kinderen van God te worden en te zijn, wanneer zij volgens de erkende wil van God leven.
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] DE DOKTER zei: 'ja, grote Meester, dat begrijp ik, hoewel Uw woorden heel anders klinken dan die van de priesters in de tempel te Jeruzalem, waarvan ik zelf afstam en waar ik mijn geringe kennis ook geleerd heb! Aan U ligt heel duidelijk het goddelijke ten grondslag, en toch wilt U voor ons niet meer zijn dan een mensenzoon, terwijl de Farizeeën in de tempel zich gedragen alsof zij God geholpen hebben bij het scheppen van de wereld en de andere wezens, en alsof alleen van hen het wel en wee van de mensen van deze aarde afhangt.ja, Uw woorden, grote Meester, klinken wél als Gods woorden; want er ligt een heel eigenaardige kracht en macht in die het hart goed doet, het verheft en helemaal opnieuw levend maakt en verlicht, terwijl het zogenaamde goddelijke woord van de Farizeeën het mensenhart in hoge mate kwetst, bedroeft, verduistert en zelfs doodt! Want wie volgens hun leer leeft en handelt, wordt mettertijd zo dom en zo zinnelijk, hoogmoedig, zelfzuchtig en heerszuchtig, dat hij tenslotte helemaal vergeet dat ook hij maar een mens is. Alleen zichzelf houdt hij voor de hoogste menselijke autoriteit, - al het andere staat ver beneden hem. Maar wat Uw woorden zeggen, grote Meester, schijnt juist het volslagen tegendeel te zijn en te worden van datgene wat de Farizeeën leren, en wat zij eigenlijk van de mensen willen maken! -Heb ik gelijk of niet?'
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Maar nu zal ik bij mijn rijke zieken wel moeilijkheden krijgen; want deze nieuwe geneeswijze zal snel in de hele stad bekend raken, en de rijken zullen dan ook op dezelfde wijze door mij genezen willen worden. Wat moet ik tegen hen zeggen, als zij van mij verlangen om datgene te doen wat U, o Meester, mij eigenlijk verboden heeft?'
Hoofdstuk 91: De dokter krijgt van de Heer de kracht om door handoplegging zieken te genezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] JORED zei: 'Meester, dat is ons nu heel duidelijk; maar wat vindt U van mijn tollenaarsbedrijf, dat ik hier op het water en op het land uitoefen? Dat heeft eigenlijk met naastenliefde maar heel weinig te maken! Opgeven kan ik het echter ook niet zo maar, omdat het een openbaar staatsbedrijf is; houd ik er mee op dan neemt een ander het over, die van de reizende handelslieden en vooral van de vreemden nog meer zal eisen dan ik, terwijl ik daarbij toch al menigeen die niets had, voor niets de tolboom heb laten passeren. Wat vindt U daarvan?'
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Maar de vijf priesters luisterden alleen maar en spraken weinig, want zij wilden zo uit de gesprekken van de leerlingen en de andere gasten heimelijk te weten komen wie Ik nu eigenlijk was en waar Ik vandaan was gekomen. Maar uit de verschillende gesprekken van de gasten werd hun dat niet duidelijk.
Hoofdstuk 95: Bij de maaltijd in het huis van Jored de tollenaar. De levensleer van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] DE BESTUURDER zei: 'Dat heb je goed gezegd, -maar degenen die het ergst bedrogen zijn, zijn wij toch nog steeds; want jullie wisten dat de oude godenleer niets voorstelde, maar wij wisten dat niet en hechtten er waarde aan omdat jullie ons dat door jullie keurige praatjes goed wisten in te prenten. Maar nu praten we er niet meer over, omdat ons allen door deze wereldheiland zo'n onverwacht groot geluk te beurt is gevallen, en zijn leerlingen zijn bovendien nog bezig om ons te leren hoe een mens tot zulke buitengewone en eigenlijk nog nooit vertoonde levensvermogens kan komen! Maar nu moet ik daar zelf iets over horen. ,
Hoofdstuk 98: De handige verdedigingstoespraak van de heidense priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] En DE MINERVAPRIESTER, die de flinkste en ook meest wetenschappelijk gevormde was, kwam naar Mij toe en zei: 'Heer en Godmens, of wie u ook moge zijn. Ik heb uit de paar woorden die u tegen onze onbeheerste vrouwen sprak, begrepen dat u een goed, wijs en zeer billijk denkend man bent, waarmee waarschijnlijk ook heel redelijk gesproken kan worden! En omdat ik dat als vaststaand aanneem, vraag ik u mij vriendelijk en met enig geduld aan te horen. Kijk, ik weet dat wat u ons in plaats van dit oude heidense gedoe zult geven, vast onvoorstelbaar veel beter zal zijn dan het allerbeste wat wij met onze kennis te bieden hebben; maar daar gaat het hier niet om, het gaat hier om iets heel anders, en dat is ook eigenlijk de reden waarom ik om uw welwillende aandacht heb gevraagd!
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...