Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3666 resultaten - Pagina 39 van 245

...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...
[3] Want als mens ben Ik mens, zoals jullie mensen zijn, maar in Mij woont de volheid van de goddelijke heerlijkheid van de Vader, die in Zichzelf pure liefde is. En niet Ik als jullie medemens zeg dat nu tegen jullie, maar het woord dat Ik nu tot jullie spreek is het woord van dec Vader, die in Mij is en die Ik goed ken, maar die jullie niet kennen. Want als jullie Hem zouden kennen, zou Mijn zending niet nodig zijn. Maar juist omdat jullie Hem niet kennen en nog nooit herkend hebben, ben Ik Zelf gekomen om Hem aan jullie te tonen en geheel te leren kennen.
Hoofdstuk 178: Aanleg en bestemming van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Ja, bleven Uw heilige woorden ook maar zo muurvast in ons geheugen! Maar bij mij was mijn geheugen helaas nooit mijn sterkste kant. De hoofdzaak echter, dat is de kern, onthoud ik wel! Maar datgene wat U ons nu verteld hebt, ligt ver buiten elk menselijk begrip en hoewel ik wel vrij aardig begrijp wat daarmee bedoeld wordt, komt het geheel me toch voor als een heldere droom en het zal me moeite kosten het thuis aan mijn huisgenoten zo duidelijk mogelijk uiteen te zetten. Mijn geheugen kan niet alle punten zo woord voor woord bewaren zoals ze door Uw heilige mond zijn uitgesproken."
Hoofdstuk 179: De herinnering van Cornelius aan de geboorte van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Geloof niet, dat ik het ben, die hier handelt en doet, maar alles doet en wordt bewerkt door de geest van de Heer, die in feite mijn innerlijke wezen is en vervult. Wij, engelen, zijn van oorsprong niets anders dan uitstralingspunten van de goddelijke Geest! Wij zijn in zekere zin de gepersonifieerde, zeer krachtig werkende wil van God. Ons woord is wat Hij zegt en onze schoonheid is een geringe weerspiegeling van Zijn oneindige heerlijkheid en niet te meten majesteit.
Hoofdstuk 180: De taak van engelen en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Maar ook al is God de Heer in Zijn wijsheids- en machtsmajesteit oneindig, toch is Hij in de liefde des Vaders hier als een beperkt mens bij en temidden van jullie. En juist deze liefde, die Hem Zelf tot mens voor jullie maakt, maakt ook ons engelen tot mensen voor jullie, omdat wij anders alleen licht en vuur zijn, naar buiten flitsend door al de eindeloze ruimten als grote scheppende gedachten, vervuld met het woord, de macht en de wil van eeuwigheid tot eeuwigheid!
Hoofdstuk 180: De taak van engelen en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Weet je, geliefde Philopold, ik lulster bijzonder graag naar je als jee over bovenzinnelijke dingen begint te spreken, maar hier in het bijzijn van de allerhoogste Wijsheid gaf je bijna te veel van het goede! Toegegeven, de engel heeft ook lang tegen ons gesproken, maar hij sprak zuiver het woord van de Heer en daarom was het in zekere zin gelijk, of hij, of dat de Heer Zelf sprak, Maar toen jij daarna begon te spreken, was dat alleen maar jóuw mening na alles wat je van de engel had gehoord en dat heeft, geloof ik, die slaperigheid aan onze tafel veroorzaakt! Geloof je dat zelf ook niet een beetje?"
Hoofdstuk 181: Gedachten van Philopold over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Maar wat hij door de geest van God, die op zekere momenten zijn ziel verhelderde, heeft geschreven, is toch zuiver Gods woord, -maar niet gegeven om begrepen te worden door de hersenen, maar door de daartoe in staat zijnde goddelijke geest in het hart. Die werd echter pas in deze tijd, sinds Mijn komst, bij wijze van uitzondering in het hart van een beperkt aantal mensen gelegd, opdat zij Mij zouden herkennen, verstaan en begrijpen terwille van zichzelf en ook van vele andere nog geestloze mensen.
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Heb je ooit gezien, dat twee mensen die elkaar waarachtig liefhebben, zich ten opzichte van elkaar met een zekere luister op een voetstuk plaatsen en dat de een de ander nauwelijks een vriendelijke blik en nog minder een liefdevol woord waardig keurt?!
Hoofdstuk 185: De verheven luister. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Maar heeft een Jood, als hij honger had, ook maar ooit van zo'n Griek een stuk brood gekregen? O nee, hij moest daarvoor altijd de zee oversteken en aan de andere zijde bij zijn geloofsgenoten om brood bedelen! Daar staan Kisjonah en Ebahl! Vraag het maar aan hen en zij zullen je wel vertellen, hoeveel duizenden arme Joden uit deze streken bij hen alleen al 's winters brood kwamen halen!
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Maar een grote rijkdom in handen van een vrek of woekeraar is een helse vloek voor een geheel koninkrijk, want hij probeert alleen maar ten koste van alle mensen alles naar zich toe te trekken! Geen ellende, geen nood en geen traan van arme, verlaten weduwen en wezen ontroert hem. Voor een woekeraar met zijn kille blik kunnen duizenden met de hongerdood strijden, zonder dat hij iemand een stuk brood zal geven om de honger te stillen!
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] De ENE van de vroegere twee afgevaardigden nam het woord en zei: "Heer, u die zeker een groot vriend bent van mensen die van goeden wille zijn, kijk, hier zijn wij dan! Onze problemen kent u en ook de reden die ons naar deze omgeving bracht. Maar wij zien het als een wonderbare beschikking van boven en zeggen met Job: 'Heer, alles is van U, hemel en aarde, lucht en water! U geeft en neemt, wanneer en op de manier die U welgevallig is. U kunt een bedelaar kroon en scepter verlenen en de hoofden van koningen buigen in het stof van de algehele vergankelijkheid!' Daarom doet het ons ook geen pijn. Want de mens die de almachtige wil van God steeds op de voorgrond plaatst en in het hart draagt, treurt nooit, behalve wanneer hij voor het aangezicht van God heeft gezondigd. Daarom treuren wij ook niet over het aanzienlijke verlies wat wij hebben geleden. Want als Gods wil niet de hand in het spel had gehad bij deze treurig uitziende gebeurtenis, zouden wij nu zoals het anders ieder jaar het geval was, zonder enige korting ons geld gekregen hebben. Gods wil was hier duidelijk in het geding en aan Hem offeren wij graag deze kleinigheid -en wij zouden graag nog groter.~ offers brengen als de Almachtige het van ons zou verlangen. Want HIJ alleen is de Heer en wij zijn slechts Zijn, Hem altijd alleen dienende en gehoorzame, knechten.
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Daarmee wil ik niet beweren dat de priesters ook maar enigszins geloven in datgene, wat zij de anderen met geweld willen opdringen. Want hun motief is brood, goed brood en veel goud, zilver en edelstenen. Maar de dikwijls misleide mensheid gelooft het toch en dat nog vaak met het weerzinwekkendste en gruwelijkste fanatisme!
Hoofdstuk 196: De Heer vraagt de Perzen over de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Alle anderen geven Schabbi gelijk en beloven hem zich hier als één man te gedragen en geen woord van alles wat ze met betrekking tot de Messias geloven, te verraden.
Hoofdstuk 197: De Perzische vrees voor de Romeinen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] In de stad van de koning had een rijke Griek, die zich echter tot ons geloof had bekeerd, een jonge, wondermooie en lieftallige vrouw die haar man zo trouwen toegenegen was, als mijn rechterhand mijn lichaam en de wil van mijn hart. Het duurde echter niet zo lang totdat de charmante duivel van een man hoorde over de mooie vrouwen aanstonds zijn gangen zo aanpaste, dat de vrouw hem wel tegen moest komen. Het toeval wilde dat de Griek op een gegeven moment in een afschuwelijke klachtprocedure verstrikt raakte met een geboren en getogen Pers, vanwege een geweigerde terugbetaling van een heel aanzienlijke en rechtmatige schuld die de Pers bij onze Griek had gemaakt. De Pers had zijn landslieden als scheidsrechters, die dezelfde beschaving hadden als hij en daarom kon onze Griek geen recht op de trouweloze en zijn woord niet houdende Pers verkrijgen. Toen zei de vrouw, die wel wist dat die schone hoveling zijn ogen al vaker op haar had laten rusten: 'Wat denk je ervan, als wij die mooie hoveling zover zouden kunnen krijgen ons goede recht bij de koning aanhangig te maken?' De Griek zei: ' Ja, ik weet, dat hij je vaak met zeer begerige ogen nakijkt en één woord van jou of van mij zou veel kunnen doen, ook al zou daar alleen maar een totaal zinloze hoop tegenover staan, maar men hoort over deze mooie hoveling beslist niets goeds! Ja, men zou zelfs beter zijn vijand dan zijn vriend kunnen zijn! Wie nóg zo vriendelijk met hem omging, werd zonder meer erg ongelukkig! Daarom schijnt mij het verlies van onze vordering het minst kwade van de twee te zijn en we zullen er beter aan doen het eerste en kleinere aan God de Heer als offer te brengen.'
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[26] Maar de vrouw valt voor Mij neer en kan van verbazing geen woord over haar lippen krijgen. Pas na een poosje kon de vrouw rechtop staan en begon Mij te loven en te: prijzen, want langzamerhand drong het steeds meer tot haar door dat haar man en de beide dochters springlevend waren en er kerngezond en tevreden uitzagen.
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] SCHABBI zegt: "Ja, ja, je was volkomen dood en de wonderman heeft je slechts door zijn almachtige woord uit de dood opgewekt! Nee, nee, zoiets heeft de aarde nog niet meegemaakt! -Maar wat nu?!"
Hoofdstuk 202: De uitwerking van het wonder op de Perzen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...