Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2102 resultaten - Pagina 39 van 141

...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...
[1] Maar terwijl zij zo zaten te piekeren, brachten de gerechtsdienaars, die zij er op uit gestuurd hadden, een echtbreekster bij hen die op heterdaad betrapt was en nu volgens de wet van Mozes gestenigd moest worden, wat echter door de huidige Farizeeën, als de echtbreekster rijk was, altijd in een grote geldboete veranderd werd. En als zij arm, maar jong en mooi was, werd zij gewoonlijk gegeseld en daarna verplicht om de tempeldienaren te dienen; een oude en lelijke was echter reeds door de natuur beveiligd tegen echtbreuk. De aanwezige echtbreekster was nog erg jong, maar arm en wilde tijdens deze feesttijd aan een zeer rijke vreemdeling een royaal appeltje voor de dorst bijverdienen om zich daarna gemakkelijker in leven te kunnen houden. Zij zou beslist eigendom van de tempel geworden zijn als Ik er niet geweest was en als de tempeldienaren niet gedwongen waren geweest haar als voornaamste middel te gebruiken om Mij daarmee, zoals zij dachten, met zekerheid te vangen.
Hoofdstuk 197: De echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Omdat het echter al gauw behoorlijk donker in de zaal geworden was, moesten er lichten aangestoken worden, wat altijd enige bezwaren met zich meebracht want men had in die tijd niet zulke aanstekers als heden ten dage. Als het zogenaamde eeuwige licht, dat ieder huis had, doofde, dan moest men naar een buurman gaan en daar vuur lenen, of men moest bepaalde droge stokjes zolang tegen elkaar wrijven tot zij begonnen te branden. Ditmaal was echter ook in dit huis het vuur helemaal gedoofd, en de bedienden wreven de genoemde stokjes, die echter deze keer niet wilden branden. En zo werd het steeds donkerder, en niemand kon licht maken.
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Wij Romeinen hebben het nog nooit beneden onze waardigheid geacht om ons van de geestelijke godenleer van ieder veroverd volk precies op de hoogte te stellen en ons uitgebreid daarover te laten informeren, en toch noemt men ons heidenen, -en jullie als het volk van God geloven niet in jullie grote God, maar verachten ook nog iedere andere Godskennis zonder die ooit in het minst nader te hebben onderzocht! Wat zijn jullie dan voor mensen? Waarlijk, jullie zijn, erger nog dan de meest gewone Epicuristen, mensen geworden die uitsluitend en alleen maar denken aan hun maag en hun buik!
Hoofdstuk 214: Over het boek job en over de tempel te Jabusimbil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Maar omdat het nu echter al te erg onder de mensen is geworden en hun het licht te veel ontbreekt, kwam Ik Zelf nu nogmaals als de oude Melchizedek zelfs in het vlees tot jullie, zoals Ik dat reeds lang van te voren door alle profeten heb laten aankondigen.
Hoofdstuk 221: De goddelijke leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Dat hadden echter ook de Farizeeën gehoord en die begonnen zich af te vragen of Ik ook hen nu bedoeld had, terwijl ze toch gelovig waren geworden.
Hoofdstuk 222: Reine en onreine spijzen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Na deze repliek van Mij wist de schriftgeleerde niet wat hij daarop antwoorden zou; want aan de ene kant voelde hij zich te veel geraakt, en aan de andere kant juichte het volk luid over deze geweldige woorden die Ik sprak over Mijn recht. En zo stonden nu de zeven tempeldienaren als aan de grond genageld, en niet een was in staat een verstandig woord tegen Mij in te brengen. Bovendien waren zij inwendig ook erg kwaad op Mij geworden omdat Ik hun zonder enige consideratie de volle waarheid in hun gezicht had gezegd.
Hoofdstuk 224: Het weerwoord van de Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] DE FARIZEEËR zei: 'Ik ben niet de hoogste in rang in de tempel, en ik heb gezworen mij te houden aan dat wat het hoofd van de tempel mij opdraagt; want daar hangt mijn bestaan vanaf en mijn veiligheid. Als mijn beroep door de een of andere God niet goed gevonden zou zijn, dan had Hij met Zijn wijsheid en almacht heel gemakkelijk kunnen verhinderen dat ik werd wat ik nu ben; omdat Hij het echter niet verhinderd heeft, ben ik dat wat ik ben, en spreek en doe ik wat de tempel mij opdraagt. Doe ik daardoor onrecht, dan is God Zelf als Hij mocht bestaan -daaraan schuld, omdat Hij mij dat heeft laten worden. En omdat ik dat nu eenmaal ben en mijn wereldse verzorging daardoor gevonden heb, blijf ik ook dat wat ik zonder mijn schuld en zonder dat ik er wat aan kon doen, geworden ben.
Hoofdstuk 212: Agricola verklaart voorspellingen uit Jesaja - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Ja, als de mens vanaf zijn geboorte al met een god een overeenkomst gesloten zou hebben onder welke voorwaarden hij op deze wereld te leven heeft, dan zou natuurlijk alles heel anders zijn! Maar je wordt helemaal naakt en blind en bijna zo goed als bewusteloos in de wereld geboren en meteen door van alles gekweld. En ben je na allerlei lijden en wederwaardigheden eindelijk een man geworden -zeg maar -zelfs gezond van lijf en leden, en in staat het leven misschien zo hier en daar toch een prettige dag te ontfutselen, dan regent het al van alle kanten stapels wetten van allerlei soort, en met de prettige dag is het gedaan! Want als ik hem heb doorgebracht, dan heb ik tegen een aantal wetten gezondigd die daarna mijn kwellende geweten activeren; maar heb ik die wetten voor ogen gehouden, wel, dan bleef er van die prettige dag ook niets meer over! Ja, waarom is dat allemaal dan zo?
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Als er maar één keer eens iemand kwam - natuurlijk wel op een manier dat men hem zou moeten herkennen als degene die hij op aarde lichamelijk was, dan zou dat het geloof bevestigen, en de mensen zouden dan ook beslist volgens zijn leer leven. Maar voor zover wij weten is dat nog nooit voorgekomen, en daarom is het ook heel natuurlijk dat de mensen wantrouwig en ongelovig worden. Dat thans en al heel lang de tempel vrijwel helemaal antimozaïsch is geworden, vindt zijn oorzaak voornamelijk in dat wat ik gezegd heb, en komt ook omdat de van ons afgescheiden Sadduceeërs heel openlijk aan geen onsterfelijkheid van de ziel meer geloven. En wie kan hun strikt genomen redelijkerwijs ongelijk geven? En daarom zijn de tempeldienaren dan eigenlijk niet helemaal alleen schuldig aan de slechtheid die nu in de tempel heerst, maar het steeds maar niet kunnen bewijzen van het leven na de lichamelijke dood. Ontbreken daarvoor sterke en overtuigende bewijzen, dan verdwijnt ook vanzelf het geloof in een god; en ook al gelooft men nog aan het bestaan van God, dan heeft men toch geen juiste achting en liefde voor Hem en beschouwt men de geboden die Hij aan de mensen gegeven heeft, als een menselijk bedenksel dat in een bepaalde tijd en voor de in die tijd geldende menselijke levensverhoudingen heel goed kon zijn, maar voor de tegenwoordige tijd nauwelijks meer te gebruiken is. Dat zeg ik niet om ons en de tempel eventueel goed te willen praten; maar het is toch geen onwaarheid dat het zo was en nu ook nog zo is.
Hoofdstuk 224: Het weerwoord van de Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Als een mens tegen alle aanvechtingen van zijn zintuigen in, vrijwillig gehoor heeft gegeven aan de goede van buiten komende raadgevingen en vermaningen, en zijn leven daarnaar heeft ingericht, wordt de stille invloed van de goede geesten ook steeds krachtiger, die echter geen mens anders voelt en mag voelen dan dat dit door hemzelf gewild is. Als de invloed van het goede uit de hemelen door de eigen wil van de mens eenmaal zo krachtig is geworden dat de ziel daar helemaal in is overgegaan, wordt de ware goddelijke geest van de liefde in haar wakker, doordringt de ziel geheel, en dan pas is de ziel de eerste fase van haar vervolmaking ingegaan, is dan al onveranderlijk vrij en kan, ook al is zij nog in het lichaam, verschijningen en openbaringen van geesten en zelfs van de hoogste engelen ontvangen.
Hoofdstuk 225: Invloeden van geesten en contact met het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Maar heel anders staat het met de liefde en haar wil bij die mensen* (*toegevoegd) van wie het verstand een helder licht is geworden; het schijnt dan door de liefde en haar wil, en daardoor door de hele mens. Dan pas zorgt de liefde voor de zuivere middelen, zij ordent het licht of de wijsheid, en zij activeert de wil. Als de mens echter als evenbeeld van God ook die mogelijkheid in zich heeft, bestaat hij dan uit drie mensen of is hij slechts één mens?'
Hoofdstuk 230: De drie-eenheid in God en mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Daarom is het beter alles te laten bestaan, maar in goede orde van elkaar gescheiden. Dit kon echter door Mij alleen maar verwezenlijkt worden doordat Ik Zelf mens ben geworden, Zelf alle materie heb doordrongen, en daarmee al haar nog zo oude, gerichte geestelijke inhoud geschikt heb gemaakt om zalig te worden.
Hoofdstuk 239: De tweede schepping van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Waarom wordt het lichaam van een ouder geworden mens langzaam maar zeker steeds zwakker? Omdat bepaalde vezels en zenuwen geleidelijk aan afsterven en niet meer werken, - wat het verouderen en zwakker worden van het lichaam veroorzaakt. En toch kan de mens daarbij nog vele jaren door blijven leven zonder dat hij aan geestelijke kracht iets inboet, vooral als hij steeds volgens de wil van God geleefd heeft. En zo zal dat ook eens met de grote wereldmens het geval zijn. Ook al zullen er in hem al aeonen hulsgloben opgelost zijn, dan zal hij daarom toch nog voor jullie begrippen eindeloos lang voort kunnen bestaan, want de hulsgloben in hem zijn dat, wat bij jullie vezels en zenuwen zijn.
Hoofdstuk 246: De verlossing van de wereldmens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Heeft hij het dan in zijn hart tot een ware gloed gebracht, dan wordt het lichter en lichter in hem, de gloed wordt een heldere vlam van licht en Gods geest gaat als de morgenzon op, en in de mens is het volledig dag geworden. Maar het is geen dag zoals een dag op deze aarde, die 's avonds weer eindigt, maar het is dan een eeuwige levensdag en de volledig nieuwe of wedergeboorte van Gods geest in de ziel van de mens.
Hoofdstuk 1: Een zonsopgang en de betekenis daarvan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Kijk, deze slavenhandelaars zijn Elia's vergeleken bij die ellendige zielensluipmoordenaars daar boven! Daarom zal het Sodom en Gomorra later ook beter vergaan dan dit gemene helse gebroed daar boven. Want als er in Sodom en Gomorra gebeurd zou zijn wat hier gebeurt, dan zouden zij in zak en as boete gedaan hebben en zalig zijn geworden. Maar hier ben Ik Zelf aanwezig en zij staan Mij als mens naar het leven!
Hoofdstuk 4: De bekering van de slavenhandelaars - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...