Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 39 van 139

...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...
[11] Toen Cyrenius en de vele andere gasten dat van Mij vernomen hadden dankten ze Mij zeer voor deze uitleg en waren daarna echt blij dat ze de verschenen geesten niet gezien en gesproken hadden.
Hoofdstuk 220: Over geloven en zien - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'We aten en dronken welgemoed en tijdens de maaltijd, toen de wijn de tongen losser had gemaakt, werd door de raadsheer die met de geesten had gesproken nogmaals de vraag gesteld of er vroeger slechts één mensenpaar of meerdere op verschillende plaatsen van de aarde zijn geweest. Want dat hadden de geesten hem niet duidelijk gemaakt en toch wilde hij ook dat met begrijpelijke zekerheid weten, omdat daar al eerder sprake van was geweest.
Hoofdstuk 221: Adam en Eva, de eerste mensen van de aarde De pre-adamieten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Wil alleen maar datgene wat jij als waar erkent, en handel daar ook naar overeenkomstig de waarheid en niet om de een of andere wereldse reden voor de schijn, zoals de tempeldienaren doen en ook veel heidenen, dan heb je daardoor de hele hel en haar vorst in jezelf overwonnen! Alle boze geesten, die in alle materie aanwezig zijn, zullen je niet meer kunnen deren, en al zouden ze ook in een eindeloos groot aantal uit de materie van de gehele grote scheppingsmens op je af komen, dan zouden ze niettemin voor jou moeten vluchten als los kaf en als woestijnzand voor de machtige stormwind.
Hoofdstuk 12: Over de materie en het gevaar ervan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Nu zei Agricola weer: 'Dat zal ongetwijfeld zo zijn, want U alleen weet het beste wat er op deze ellendige aarde nog allemaal moet gebeuren; maar iemand als wij, die geen blik in de toekomst kan werpen en niet kan zien hoe de dingen zich zullen ontwikkelen, aan wie U alleen maar vergund heeft om zijn aardse leven ter beproeving van de vrije wil volgens Uw leer zo goed mogelijk te doorstaan, en die daarbij nog heel veel hindernissen op de weg van het licht geplaatst ziet, die wordt ondanks alles zo zeer met zorg vervuld dat hij zich afvraagt: 'Wat zal er mettertijd van dat alles worden?'
Hoofdstuk 14: De verhandeling van de Heer over de toekomst van Zijn leer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Daarom moeten de mensen door hun hoogsteigen geloof en daden in allerlei goede en slechte situaties geplaatst worden, zodat ze dan door de gevolgen van hun geloof en hun handelen verstandig worden en tenslotte uit eigen wil het juiste licht gaan te zoeken.
Hoofdstuk 14: De verhandeling van de Heer over de toekomst van Zijn leer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Daarop zei de magiër: 'Ja, Heer en Meester, ik heb dat nu goed begrepen en ik herinner me ook weer wat U een paar dagen geleden over dat onderwerp hebt gezegd. Ik dank U voor alles wat wij nu aan Uw heilige zijde gewonnen hebben tot eeuwig heil van onze ziel. Wanneer lijden en pijn ons lichaam zullen teisteren, zullen wij dat ook met alle geduld dragen, uit liefde tot U; want ook wij kunnen nu niet weten, waartoe wij anders op deze aarde in het vlees zijn geplaatst, dan dat wij God moeten, willen en ook zullen zoeken en erkennen en Hem vervolgens boven alles liefhebben, al zijn de omstandigheden nog zo bitter'
Hoofdstuk 16: Over het incameren van bewoners van de sterren (26.10.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Maar een ziel, die door haar goede werken volgens Mijn wil de hemel in zich draagt, kan in zichzelf de hemel ook op klaarlichte dag bespeuren en van tijd tot tijd 's nachts in heldere droomgezichten. Want droomgezichten zijn aan de mens gegeven, om zo gedurende zijn aardse leven zekere omgang te kunnen hebben met de wereld van de geesten, zowel met lagere als met hogere, al naargelang de ziel door haar goede werken volgens Gods wil meer of minder van de ware hemel in zichzelf heeft opgebouwd en eigenlijk heeft geschapen.
Hoofdstuk 18: De poort van de hemel en het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Men heeft mij ook veel verteld over mensen, die door duivels of boze geesten bezeten zijn, en dat het heel moeilijk was om mensen die daaraan lijden te genezen; maar niemand wist mij te zeggen, wie zulke duivels of boze geesten nu eigenlijk zijn, en hoe ze zich in een arm en zwak mens nestelen en hem wat zijn natuurlijke leven betreft totaal willen en kunnen beheersen. Dikwijls zou men al kinderen aantreffen, die erbarmelijk gekweld worden door boze geesten.
Hoofdstuk 31: Agrippa vertelt zijn ervaring met een bezeten Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar er bestaat nu nergens op aarde een volk dat helemaal zonder enige wet is. Want God heeft onder alle volkeren al naargelang hun behoeften wijze mannen opgewekt en deze hebben hun wetten gegeven en hun ook gezegd en laten zien dat er een God bestaat, die alles heeft geschapen en ook alles in stand houdt, leidt en regeert. Zo leerden die wijze mannen de mensen ook dat God degenen die aan de wetten gehoorzamen, hier en aan gene zijde zal belonen, maar de degenen die in strijd met de wet leven zal tuchtigen en onverbiddelijk streng straffen, hier al en zeker aan gene zijde, omdat de ziel van de mens na de dood van het lichaam in een andere wereld van geesten verder leeft en overeenkomstig haar handelen gericht wordt.
Hoofdstuk 17: De behandeling van de mensen aan deze en aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Want zoals zelfs de aardse dag niet in één keer aanbreekt, maar langzamerhand, van het eerste, nauwelijks merkbare ochtendgloren tot aan de volle zonsopgang, via talrijke fasen van toenemend licht, zo gaat het ook met het aanbreken van de geestelijke dag bij de mensen op deze aarde. Want als Ik het voor alle mensen in één keer plotseling volledig geestelijk dag liet worden, dan zouden zij, zolang ze hun zware lichaam nog moeten dragen, traag worden en zich niet veel meer bezighouden met zoeken en onderzoeken. Zij zouden zich wel aan de geboden houden en volgens de helder in hen stralende waarheid handelen, maar meer op een mechanische dan op een volledig levende manier; wanneer de mensen van niveau naar niveau, door hun eigen zoeken, onderzoeken en handelen de geestelijke dag in zichzelf zien ontstaan en, omdat zij daar grote vreugde aan hebben, ook hun broeders die nog in hun eigen nacht leven, onderrichten en hen aansporen en aanmoedigen om de eigen innerlijke geestelijke dag te zoeken -dan is dat zeker beter, dan wanneer ieder mens zonder eigen toedoen en handt en door Mijn almacht direct in de volheid van de innerlijke geestelijke dag geplaatst zou worden.
Hoofdstuk 22: Het verloop van de geestelijke ontwikkeling (31.10.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Het hart heeft een speciaal voor zichzelf levend mechanisme in zich, waardoor het voortdurend moet uitzetten en dan weer samentrekken, daardoor wordt het bloed, dat het lichaam doet leven, met de andere daaruit ontstane sappen naar alle lichaamsdelen gepompt. En door de samentrekkende beweging neemt het hart het bloed ook weer in zich op, om het met nieuwe voedingsstoffen te verzadigen en het vervolgens opnieuw naar buiten te pompen, om er de meest uiteenlopende lichaamsdelen mee te voeden. In deze ontelbaar vele en meest uiteenlopende onderdelen van het lichaam wonen even zovele verschillende natuurgeesten die de stoffen, die aan hen beantwoorden en die nodig zijn voor de voeding en instandhouding van het door een dergelijke geest beheerste lichaamsdeel, uit het bloed halen en ze vervolgens opnemen in de lichaamsdelen die door hen, dat wil zeggen door de geesten zelfbeheerst worden; zo maken ze het hele lichaam krachtiger en sterker, en zonder deze voortdurende eigen activiteit van het hart zou de mens wat zijn lichaam aangaat geen uur lang leven.
Hoofdstuk 24: De drie-eenheid in God en mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Ik zei: Jouw ervaring is juist, en Ik heb Zelf hier in het land van de joden en ook bij de Grieken verscheidene mensen van dergelijke kwalen bevrijd. Er bestaan dus werkelijk zulke mensen, die een bepaalde tijd door boze geesten in bezit genomen worden, echter alleen maar wat hun lichaam betreft, zonder dat de ziel van zo'n bezetene daardoor ook maar in het minst geschaad kan worden.
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] De slechte geesten die het vlees van een mens in bezit nemen zijn in werkelijkheid zielen van gestorven mensen, die ooit op de wereld een verdorven leven hebben geleid, en dat terwijl ze heel goed wisten dat het slecht was waar ze mee bezig waren.
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Wanneer jullie echter in het vervolg zulke bezetenen zullen aantreffen, moeten jullie hun in Mijn naam de handen opleggen, dan zullen de slechte geesten de bezetene verlaten. Mochten jullie echter iemand tegenkomen die door een hardnekkige geest bezeten is, bedreig dan die geest, dan zal hij onmiddellijk gehoorzamen aan wie hem ernstig en in vol geloof in Mijn naam bedreigd heeft! Want waar Mijn leer door jullie aan de mensen verkondigd wordt, is het niet meer nodig dat ook de duivels vanuit het vlees van een bezetene het geheel vervallen geloof bij de mensen moeten oprichten. Waar engelen onderwijzen, moeten de duivels op de vlucht gejaagd worden!
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Waar je dus op deze aarde een plaats hebt, heb je ook een plaats voor de wereld van de geesten, die in feite natuurlijk geen materiële maar een geestelijke plaats is, omdat die ontstaat uit een zekere fantasie van de geesten door middel van hun wil.
Hoofdstuk 33: De plaats van de geestenwereld (19.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...