Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3506 resultaten - Pagina 39 van 234

...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...
[10] De ENGEL zegt: "O zeker niet! Maar sterfelijken kunnen en mogen mij geen voorschrift geven; want zelf ben ik heer en Iaat mij door niemand wat voorschrijven. Mijn ik is nu, afgezien van het feit dat ik volledig in alles uit God ben, een volmaakt zelfstandig ik! Bovendien behoef ik niet zoals de mensen van deze wereld voor iets te vrezen, want daarvoor heb ik een macht en kracht waarvan u nog nooit gedroomd heeft. Als u deze echter nader wilt Ieren kennen, vraagt u dan maar eens aan de hoofdman Julius en mijn leerling Jarah en ook de leerlingen van de Heer; die zullen u daarover wel wat weten te vertellen!"
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] En de beide leerlingen doen dat ook met passende beeldtekens ter onderscheiding van dat, wat zij in Mijn opdracht met gewone Hebreeuwse lettergrepen hebben opgeschreven.
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Gewoonlijk wordt er al door de eerste zaaiers een niet geheel juist gebruik gemaakt van de wijsheidszaadkorrels, en hun latere opvolgers doen dat nog veel minder. Want als de eerste zaaiers van de wijsheidskorrels een volkomen juist en goed gebruik gemaakt zouden hebben van de vruchten daarvan, dan zouden al hun opvolgers ook alleen maar het juiste en goede gebruik daarvan gemaakt hebben. Omdat echter door een onjuist begrip de profeten al fouten tegen hun slecht begrepen leer gemaakt hebben, waren zulk soort kleine fouten beslist de oorzaak van de grote, die volgden bij de latere opvolgers.
Hoofdstuk 223: De mening van Cyrenius over het scheppingsverhaal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Maar omdat U, o Heer, nu al zo vrijgevig geworden bent met de onthulling van de diepste en verborgenste waarheden, geef ons allen dan ook nog een kleine opheldering over de zogenaamde 'Val der engelen', de eerste geschapen wezens, vervolgens over de 'Val van Adam' en daarna over de zogenaamde 'Erfzonde', die als een slecht erfdeel op alle latere mensen is overgegaan. Als het niet te laat is en wij dat ook maar enigszins kunnen begrijpen, doe dan nog een keer Uw heilige mond open en geef ons een paar goede aanwijzingen, opdat wij ook daar wat meer van weten dan wat iedereen weet!"
Hoofdstuk 223: De mening van Cyrenius over het scheppingsverhaal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "De val van de eerstgeschapen geesten, ofwel van de vrije en tot leven gebrachte ideeën van God in de eindeloze ruimte, is de grote scheiding waarvan Mozes zegt: 'Toen scheidde God het licht van de duisternis!' Hoe dat echter begrepen moet worden in de ware zin van de goede en correcte overeenkomst, heb ik jullie allen reeds voldoende getoond. Het gevolg daarvan -de noodzakelijke materiële wereld, diens grote en kleine delen zoals zonnen, aarden en manen en alles wat daarin en daarop is -is in de eindeloze ruimte verstrooid.
Hoofdstuk 224: De val der geesten, de val van Adam en de erfzonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Slechts één wezen is als echt bestaand, nog een raadsel voor mij, en dat is de satan en zijn duivelscollegium. Alleen daarover, Heer, nog een kleine verklaring en dan is mijn ziel verzadigd tot aan de dood van mijn lichaam! Want dat is mij nog erg onduidelijk. Wat en wie is de satan, en wat en wie zijn zijn handlangers, die men 'duivels' noemt?"
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Zulke krachten, die overwonnen zijn en toch hun verlies niet willen accepteren, zijn dan datgene wat men, in vergelijking met de satan, 'duivels' of 'boze geesten' noemt. -En zo zie je, Mijn beste Cyrenius, dat Ik je nu ook een kleine aanwijzing over de satan en de duivels heb gegeven, zoals je dan ook alleen maar een aanwijzing gevraagd hebt! Als je echter meer wilt, zeg het dan, dan zal Ik er nog uitvoeriger op ingaan!"
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Kijk, er zijn in de eindeloze scheppingsruimte bepaalde oer en tevens hoofdmiddenzonnen, die vanwege hun te grote afstand, hoewel zij onuitsprekelijk veel keren groter zijn dan deze aarde, hiervandaan ternauwernood als kleine glinsterende puntjes worden gezien -en dan alleen nog maar door mensen met heel scherpe ogen! Deze oerzonnen hebben ongeveer een ouderdom gelijk aan de periode van de val van de oergeesten tot op heden. En zie, als men de ouderdom van die zonnen zou willen bepalen volgens de aardse jaren, dan zou men niet eens in staat zijn om over de gehele aarde een getal op te schrijven, waarin de eindeloze hoeveelheid van aardse jaren voldoende uitgedrukt zou zijn! En als je voor iedere duizendmaal duizend aardse jaren een heel klein zandkorreltje zou nemen, en je vulde met die zandkorreltjes de gehele aarde, de zeeën inbegrepen, dan zou de tijdsduur die al die zandkorreltjes voor zouden stellen voor zo'n oerzon nog veel te kort zijn.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: " Je zei toch zelf zo treffend, dat de naar het evenbeeld van God geschapen mens op grond van de hem daartoe verleende vermogens moet streven om God in alles gelijk te worden, en ook zijn kleine zon, die hij in het hart draagt, over alle schepsels moet laten schijnen, en diegene moet zien als zijn naaste -of het een vijand of een vriend is -, die zich in grote nood bevindt en hulp nodig heeft!
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Bij deze gelegenheid kwamen Julius, net als de geheel ontroerde Cyrenius, de tranen in de ogen. Ook Jarah en de meesten van Mijn leerlingen kregen tranen in de ogen. En JARAH zei heel zachtjes tegen Mij: "O Heer, als ik nu mocht spreken, wat zou ik deze dertig geredden dan toch veel over U kunnen en willen vertellen!"
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Toen nam hij een lam en een schildpad, sneed beide in kleine stukken, deed ze bij elkaar in een ijzeren pot, legde er nog een ijzeren deksel op en liet het mengsel op het vuur koken. Maar tevoren zond hij onderzoekers naar Delphi, naar Abae in het land van Phookos, naar het oude Dodone, en ook naar Amphiaraos en Trophonios, om op de honderdste dag na hun vertrek uit Sardis aan de orakels te vragen, waar hij op dat moment mee bezig was; want dan zou hij bezig zijn om op de voornoemde wijze zijn lam en zijn schildpad te koken.
Hoofdstuk 1: Het orakel van Delhi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Zelf heb ik reeds verscheidene werelden met kleine zonnen geschapen en ze zelf geheel bevolkt. En al deze werelden zijn meestal beter van alles voorzien dan deze aarde van jullie. Alles plant zich daar net zo voort als hier en de geesten kunnen daar net als hier een grote volmaaktheid bereiken. En waar.om zouden zij dat ook niet kunnen? Uiteindelijk komt toch iedere geest uit God, evenals de kiemen van de toekomstige gewassen nu al verscheidene miljarden malen uit de kiemen der eerdere zaden gereproduceerd zijn.
Hoofdstuk 3: Over de bestemming en ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Maar de jonge FARIZEEËR had bij deze gelegenheid iets over de genezing van de vijf roofmoordenaars gehoord en omdat hem dat nogal opviel, vroeg hij meteen heel bedeesd aan de hoofdman: "Verheven gebieder! Is dat dan soms toch de beroemde heiland uit Nazareth, of anders zijn voornaamste afgezant? Want wij hebben gehoord dat hij leerlingen aanneemt en hen, tenminste als zij er enig begrip voor hebben, als afgezanten naar alle plaatsen zendt om volgelingen voor zijn nieuwe leer te winnen, waar zij meestal ook in slagen. Mocht dat de heiland uit Nazareth zijn dan zitten wij in de moeilijkheden!"
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Hoge gebieder, weet u soms wat deze goede Godmens eventueel zou verlangen, als hij ons voor de korte duur van enige dagen bij zijn leerlingen op zou nemen? Want van hem zou in de kortst mogelijke tijd bijzonder veel te leren zijn! Denkt u dat wij hem dat zo zonder enig gevaar zouden kunnen vragen?"
Hoofdstuk 7: De geloofsdwang van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Na die woorden staat de jonge FARIZEEËR op, komt naar Mij toe en zegt: "Heer, meester en weergaloze heiland! Wie ik en mijn 29 broeders zijn, weet u vast en zeker, en wie u bent, hebben wij ook van de grote machthebber Julius gehoord. Veel hoeft er over en weer dus met gevraagd te worden. Maar omdat wij gehoord hebben dat u af en toe ook leerlingen aanneemt, zouden ook wij -slechts voor kort, tenzij het ook langer zou mogen -uw leerlingen willen zijn!"
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52  ...