Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

590 resultaten - Pagina 39 van 40

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40
[2] Nu doet de vraag zich voor: hoe is deze gestalte of vorm? Zijt ge een wijze Mercuriusgeest, die alle zeven goddelijke geesten doordringt en hen beproeft en doorzoekt, wie zij zijn, zo zult ge bij de verklaring van deze zevende geest de werking en het wezen van de ganse goddelijkheid verstaan en zijn bedoeling begrijpen. Verstaat ge echter deze geest niet, zo laat dit boek met rust; en bemoei er u niet mee, want dan zijt ge in Saturnus te zeer gevangen en geen filosoof in deze wereld. Laat nu uw oordeel achterwege, of ge zult er voor gestraft worden; ik heb u daarvoor getrouwelijk gewaarschuwd;;; wacht totdat ge in het volgende leven zijt, zo zal de Hemelpoort voor u opengedaan worden en dan zult ge het ook verstaan.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] De Koning echter is het Hart van alle eigenschappen en heeft zijn ge­bied in het midden als een oerbron; evenals de zon zich te midden der planeten bevindt en zij een koning der sterren is en het hart der natuur in deze wereld, zo groot is ook Cherubijn of Koning der Engelen. En zoals de zes andere planeten naast de zon leiders zijn van de heir­scharen en doen hetgeen de zon verlangt, opdat deze in hen regeren en werken moge, zo doen alle Engelen des Konings wil en de Engelenvorsten beraadslagen tezamen met den Koning. Ge zult echter moeten weten, dat zij allen elkander gelijkelijk liefhebben; geen van hen misgunt één der anderen zijn schoonheid en gestalte, want zoals het gesteld is met de geesten van God, alzo is het met hèn gesteld. Ook hebben zij allen tegelijk de Goddelijke Vreugden en genieten allen tegelijk de Hemelse spijzen, waarin geen onderscheid is. Slechts in de kleuren en kracht is onderscheid, maar niet in de volmaaktheid ervan, want een ieder heeft de kracht van alle goddelijke geesten in zich; wanneer het Licht van den Zoon van God hen beschijnt, zo is de hoe­danigheid van iedere Engel te onderkennen aan de kleur. Ik heb over de gestalten en de kleuren slechts een weinig gesproken; er is echter veel meer over te zeggen, hetgeen ik, ter wille van de kort­heid niet wil doen. Want zoals de Godheid zich tot in het oneindige open­baart, zo zijn er ook een onbeperkt aantal gestalten en kleuren onder de Engelen; ik kan het slechts vergelijken met de bloei van de aarde in Mei, hoewel dit slechts een dood en aards voorbeeld is.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[12] Nu heeft echter iedere Engel alle eigenschappen Gods in zich, maar één van deze eigenschappen is het sterkst in hem vertegenwoordigd; naar die eigenschap is hij genoemd en in deze eigenschap triomfeert hij. Zoals nu de eigenschappen in God elkander voortdurend voortbrengen, terwijl zij ook in elkander opstijgen en elkander liefhebben, en, zoals de bliksem in het zoete water in de hitte opgaat, waardoor het leven, de vreugde geboren worden, alzo is het ook in één Engel; zijne innerlijke geboorte is niet anders dan de uiterlijke geboorte in God. Zoals de Zoon Gods in de middelste oerbron in de hitte, in het zoete water geboren wordt uit alle zeven Geesten Gods, van wie zij hun leven en hun vreugde ontvangen, zo wordt ook de Zoon Gods in dezelfde gestalte in een Engel, in de middelste oerbron van het hart in de hitte in het zoete water geboren en hij verlicht wederom alle zeven Oergeesten van de Engel. En zoals de Heilige Geest van den Vader en den Zoon uitgaat en alles vormt en verbeeldt en alles lief heeft, alzo gaat ook de Heilige Geest die in de Engel is uit in zijne medebroeders en heeft hen lief en verheugt zich met hen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Nu zou iemand kunnen zeggen: Zo is dan een Engel geheel gebonden aan de plaats waar hij ontstaan is, zodat hij daar niet vandaan durft of kan gaan. Neen, zo min als de geesten Gods zich in hun opstijgen en tot bloei komen laten belemmeren, zo min als zij zich laten tegenhouden om met elkander te verkeren, evenmin zijn ook de Engelen aan hun plaats gebonden, zoals de geesten Gods voortdurend in elkander opgaan en liefdevol met elkander verkeren, terwijl toch iedere geest zijn eigen standplaats heeft en zijn eigen taak. Het geschiedt nimmer, dat b.v. de hitte verandert in koude of de koude in hitte; maar ieder behoudt zijn natuurlijke plaats en is in wisselwerking met alle anderen en daardoor ontstaat het Leven; evenzo verkeren ook de heilige Engelen in alle drie de koninkrijken met elkander en de een ontvangt van de ander, d.w.z.. de een ontvangt van de schone gestalte, van de deugd en van de vriendelijkheid van de ander en heeft daarvan de grootste vreugde en toch behoudt ieder zijn natuurlijke eigenschappen en de plaats, die hij van de aanvang af heeft gehad, blijft zijn eigendom. Het is er mee, als met iemand, die een boezemvriend of geliefd wezen uit een ander land thuis verwacht. Hij heeft voor die mens een hartelijk verlangen gehad en er is vreugde en een vriendelijk welkom en een gesprek vol liefde, wanneer de vriend daar is. De waard zet de gasten het allerbeste voor, hoewel dit slechts koud water is vergeleken bij het Hemelse onthaal. Alzo verkeren ook de heilige Engelen met elkander. Wanneer de heer van een koninkrijk der Engelen bij een andere heer komt, of de ene Engelen­koning bij de andere, dan is er niets dan louter liefde en blijdschap door de ontmoeting binnen te vinden. Een verrukkelijk wandelen in liefde, een lieflijk spreken en een eerbiedigen van elkander, vol ingetogenheid en deemoed; er is een liefdevol elkander omhelzen en leiden en de blijde reidans vangt aan. Het is er mee als met de kleine kinderen, wanneer zij in Mei naar buiten gaan en de bloemen plukken met elkander en vriendelijk met elkander spreken. Wanneer dit is geschied, zo dragen zij ze in hunne handen en dansen, om de tijd te verdrijven, een reidans. Zij zingen de vreugde hunner harten uit en verheugen zich.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Wat spreken zij met elkander? Ziet, gij schone, trotse en hovaardige mens; de wereld zal u hier te eng worden en ge denkt, dat niemand aan u gelijk is; bedenk, of ge een Engelennatuur of een natuur des duivels hebt. Met wie zal ik nu de Engelen vergelijken? Ik wil hen vergelijken met kleine kinderen, die in Mei, wanneer de schone rozen bloeien, met elkander naar buiten gaan en de mooie bloemen afplukken en daaruit kransen vlechten. Zij dragen ze in hunne handen en verheugen zich er over en spreken met elkander over de velerlei soorten schone bloemen; zij nemen elkander bij de hand en wanneer zij thuis komen, zo tonen zij de bloemen aan hunne ouders en zijn blij; dan verheugen zich de ouders in hunne kinderen en met hunne kinderen. Alzo doen ook de heilige Engelen in de Hemel; zij nemen elkander bij de hand en wandelen in de schone Mei des Hemels en spreken van de lieflijke en schone gewassen in de Hemelse lusthof. Zij eten van de verrukkelijke vruchten Gods en gebruiken de schone bloemen des Hemels voor hun spel en maken zich schone kransen en verheugen zich in de schone Mei van God. Daar is niets dan een hartelijk liefhebben, een zachtmoedige liefde, een vriendelijk spreken onderling, een lieflijk samen zijn, daar elk vreugde in de ander heeft en de ander eert. Zij weten van geen boosheid, list of bedrog; de Goddelijke vruchten en de lieflijkheid Gods zijn voor hen allen; de een mag er evenzo zijn deel aan hebben als de andere; daar is geen wangunst, geen nijd, geen afkeer, neen, alle harten zijn in liefde met elkander verbonden. Daaraan nu heeft de Godheid Zijn hoogste welgevallen, evenals de ouders aan de kinderen, dat Zijne lieve kinderen in de Hemel zich vriendelijk gedragen. De Godheid zelf handelt evenzo; de ene oergeest vermeit zich in de anderen. Daarom kunnen de Engelen ook niets anders doen dan wat hun Vader doet, hetgeen ook onze koning Jezus Christus getuigde toen Hij bij ons op aarde woonde; zoals in het Evangelie staat: Voorwaar, voorwaar zeg ik u: de Zoon kan niets van zich zelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen, want zo wat Die doet, dat doet ook de Zoon desgelijks. Joh. 5, vers 9. En Mattheus 18:3 zegt: Voorwaar zeg ik u: Indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkees, zo zult gij in het Koninkrijk der Hemelen geenszins ingaan. Daarmede bedoelt Hij, dat onze harten in liefde verbonden moeten zijn, zoals de heilige Engelen Gods en dat wij elkander met eerbied moeten bejegenen, evenals de Engelen Gods ook doen. Wij mogen elkander niet beliegen en bedriegen, elkander het brood uit de mond stoten uit grote gierigheid; ook zal de een niet over de ander heersen en hèm verachten, die niet listig is als de duivel. O neen, zo doen de Engelen in de Hemel niet; zij hebben elkander lief; geen denkt schoner te zijn dan de ander; elk heeft vreugde aan de ander en verheugt zich over des anderen schone gestalte en zijne lieflijkheid; hunne liefde jegens elkander bloeit op, zodat zij elkander bij de hand nemen en vreugdevol omhelzen. Evenals wanneer de bliksem des levens omhoog stijgt te midden van de goddelijke kracht, waaraan alle geesten Gods hun leven te danken hebben en waar­door zij zich zeer verheugen, terwijl er is een heilig en lieflijk omhelzen, voelen, proeven, horen, zien en ruiken, zo is het ook bij de Engelen. Wanneer de een de ander aanschouwt, hoort en voelt, zo gaat in zijn hart het licht op en de ene geest omvangt de anderen. Zo ge nu wilt weten, waar hun liefde, deemoed en vriendelijkheid haar oorsprong heeft, zo merk het volgende op:
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[29] Uit deze zelfde zevende natuurgeest ontstaat ook de Hemelse vrucht en de Hemelse kleur. En de Engelen wonen tussen Hemel en aarde, stijgen en dalen en waar zij ook zijn, hun voet rust alsof zij op de aarde stonden. De ouden hebben de Engelen met vleugels geschilderd, maar zij behoeven geen vleugels, want zij hebben handen en voeten, evenals de mensen, maar dan naar Hemelse trant. Er zal op de dag van de opstanding uit de doden tussen Engelen en mensen geen onderscheid zijn, zij allen zullen één gestalte hebben. Hetgeen ik ter plaatse duidelijk bewijzen wil en het­geen ook onze Koning Jezus Christus zelf duidelijk getuigt, wanneer Hij zegt: In de opstanding zullen zij gelijk zijn aan de Engelen Gods. (Mattheus 22 :30).
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] Michaël betekent: Sterkte Gods of Kracht en hij draagt deze naam zeer terecht, want Hij is uit de zeven Oergeesten, als de kwintessens uit deze Oergeesten geformeerd en staat daar nu in de plaats van God den Vader. Niet, dat hij God de Vader is, die vertegenwoordigd wordt door de zeven Oergeesten, maar hij (Michaël) is, temidden van de schepselen in de natuur, ook een schepsel en die heerst over de andere schepselen, evenals God de Vader in de zeven Oergeesten werkt. Toen God zich lichamelijk manifesteerde, zo deed Hij dat drievoudig. Zoals in God deze drievoudigheid het grootste en voornaamste is, terwijl Hij naar Zijn gestalte en andere hoedanigheden onmeetbaar is, dewijl Hij zich zo veelzijdig betoont in Zijn werkingen, alzo heeft Hij ook drie hoofdEngelen of Engelenvorsten geschapen, naar het voorbeeld Zijner Drievuldigheid. Hij heeft Engelenvorsten geschapen naar het voorbeeld der zeven Oergeesten: Gabriël, een Engel of vorst van het geluid, van de toon of van de snelle tijding en Raphaël en nog anderen in het konink­rijk van Michaël.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[44] Dit nu zijn de drie vorsten Gods in de Hemel. Wanneer nu het Licht des Levens, d.i. de Zoon Gods, in het centrum en in de Oergeesten Gods opgaat, en zich triomferend vertoont, zo gaat ook de Heilige Geest vol triomf op. In dit opgaan wordt het ganse Hemelse heirleger, alle Engelen, triomferend en vreugdevol, en het schone “Te Deum laudamus” stijgt op. Terwijl dit geschiedt wordt de Mercurius in het hart opgewekt, zowel als in de ganse Salniter des Hemels. En de wonderlijke en schone Hemelvormen komen tot uiting in menigerlei kleuren en soorten en iedere geest toont zich in een buitengewone gestalte. Ik kan het met niets beters ver­gelijken dan met de aller edelste stenen, smaragd, jerubin, onix, saphir, diamant, jaspis, hyacinth, amethist, beryll, sardis, karbonkel en dergelijke. Op deze wijze en in deze kleuren vertoont zich de Hemel aan God, wan­neer de geesten Gods opstijgen; wanneer nu het Licht van den Zoon van God daarin schijnt, zo is het als een zee van licht door de kleuren der boven, beschreven edelstenen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[46] Dewijl dan de geest het aanzien des Hemels kan onderscheiden, zo kan ik het niet nalaten, dit alles te beschrijven en ik laat Hem besturen, die dit alles zo wenst. Hoewel de duivel spotters en verachters kan oproepen, die dit alles versmaden, zo vraag ik hiernaar niet; ik heb genoeg aan de volzalige openbaring Gods. Dat zij spotten, totdat zij met eeuwige schande beladen zijn; alsdan zal het berouw aan hen knagen. Ik ben ook niet in de Hemel opgestegen en heb het niet met mijn lichamelijke ogen gezien; nog minder heeft iemand het mij gezegd. Want ál zou er een Engel komen en het mij mededelen, zo zou ik het toch, zonder Gods Licht, niet verstaan, nog minder geloven. Want ik zou steeds in twijfel zijn, of het ook een goede zou zijn, die het bevel Gods zou uit­voeren, nademaal zich ook de duivel in de gestalte van -een Engel kan voordoen, ten einde de mensen te verleiden (2 Cor. 11 : 14). Dewijl echter het Licht helder schijnt en de Heilige Geest opvaart met vurige drang, zo kan ik aan dit alles niet weerstaan; de wereld moge mijnentwege spotten. De Geest betuigt, dat het nog slechts een kleine wijl zal duren, voordat de bliksem of het Licht in deze wereld zal opgaan. De Geest is een verkondiger of boodschapper hiervan. De mens, die op dat moment dan niet door den Heiligen Geest is wedergeboren, zal ook in eeuwigheid niet meer naar de Geest herboren kunnen worden; hij blijft in de duisternis, als een dode, harde vuursteen, in welke de boos­heid en het verderf eeuwigdurend stand houden, hij zal eeuwig spotten temidden van de helse gruwelen, want zoals de boom is, zo ook zijn zijne vruchten Gij leeft tussen Hemel en hel; in welke van de twee gij zaait, zult ge ook oogsten en dat zal uw spijze in eeuwigheid zijn. Zo ge spot en verachting zaait, zo zult ge ook spot en verachting oogsten, en dat zal dan uwe spijze zijn.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Merk nu op: Iedere Engel is geschapen in de zevende oergeest, dat is de natuur; daaruit is zijn lichaam gevormd, en hem is zijn lichaam tot een eigendom gegeven en hij is vrij, evenals God vrij is. Buiten zijn lichaam heeft een Engel geen stuwkracht; zijn stuwkracht en zijn beweeglijkheid komt tot uiting in zijn lichaam; dit lichaam is gevormd op de wijze, zoals ook God toegerust is. Zijn licht en zijn inzicht, ja zijn hele leven is geschapen naar het voorbeeld van het Wezen Gods. Want het lichaam is de lichamelijk gemanifesteerde natuurgeest en omsluit de andere zes geesten, welke zich in het lichaam van de Engel gedragen als in de godheid. Lucifer nu heeft het allerschoonste en krachtigste lichaam van alle vorsten Gods, die in de Hemel zijn, gehad. En het licht, dat hij in zijn wezen had, vormde met het Hart Gods of de Zoon Gods één geheel. Toen hij echter had gezien, dat hij zo schoon was, en had ondervonden, dat hij zoveel macht had, zo heeft zijn geest, die in zijn lichaam woonde, en die als ‘t ware zijn hart of zoon was, zich verheven, ten einde over God te triomferen, omdat hij van goddelijke geboorte was. In de middelste oerbron, wat het hart is, heeft de geboorte haar oor­sprong; de wrange eigenschap komt in botsing met de bittere eigen­schap en met de hitte, waardoor het Licht verstoken wordt; dit is de Zoon, die altijd in hem woont, en hem verlicht en levend maakt. Dat zelfde licht in Lucifer is nu zó schoon geweest, dat het de Hemelse Gestalte overtroffen heeft en in ditzelfde licht is het volkomen verstand geweest, want al de zeven oerbronnen brengen hetzelfde licht voort. Nu zijn echter de zeven Oergeesten de vader van het Licht en zij doen zoveel licht te voorschijn breken, als zij maar willen en het Licht kan niet groter zijn dan de Oergeesten toelaten, dat het is. Wanneer het licht ge­boren is, verlicht het alle Oergeesten, zodat zij zelfstandig zijn en zij allen willen ook het Licht tot aanzijn brengen.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[33] En opdat de zeven Oergeesten in de Engel, in het midden van het hart het Licht en de Geest, welke ten monde des Engels uitvaart in de goddelijke kracht, een heldere klank zou voortbrengen en zijn als lieflijke muziek. Wanneer de Heilige Geest de hemelse vrucht vormt, zo is de toon welke van de Engelen uitgaat, aanwezig bij de vorming van de vrucht, en de vrucht is de spijze der Engelen. Daarom bidden wij ook in het “Onze Vader”: Geef ons heden ons dagelijks brood. Mattheus 6:11. Opdat deze zelfde toon, dit zelfde woord: geef, hetgeen wij door de geest met onze mond spreken in de Goddelijke Kracht, ons zal helpen ons dagelijks brood te verwerkelijken, hetgeen de Vader ons hierna tot spijze geeft. En als dan zo onze toon opgaat in Gods spraak en zo de vrucht gevormd wordt, zo moet ons dat gezond maken en wij zijn deswege geworteld in Gods Liefde en wij gebruiken de spijze als een natuurrecht, daar onze geest in Gods Liefde deze spijze heeft helpen vormen. Hierin is de hinderlijkste en grootste diepte Gods verborgen: O, mens, denk daaraan; te gelegener plaats zal ik dit uitvoerig verklaren. Tot bovengenoemd doel nu heeft God de Engelen geschapen en zij be­antwoorden ook daaraan, want hun geest spreekt door middel van hun mond, evenals God de Heilige Geest uitgaat van de Vader en de Zoon en Hij de Heilige Geest helpt alles vorm en gestalte aan te nemen, door Mercurius, zowel gezang, spreken als een hemels spel der vreugde. Dit alles is het werk van de Heilige Geest. Want zoals God in de natuur werkt en allerlei vormen, gestalten, gewassen, vruchten en kleuren te voorschijn roept, alzo doen ook de Engelen en zij verheugen zich in de bloemen in de Hemelse Meimaand en spreken daarover vol eenvoud. En de toon of rede stijgt, te midden van den Goddelijke Salniter, op en helpt vormen en uitbeelden.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Merk nu op: Op een dergelijke wijze nu bestond ook de bittere kwaliteit in Lucifer; en er was geen oorzaak aanwezig, dat Lucifer zich zou ver­heffen; ook geen drift, geen stuw. Hij volgde de trotse hoogmoed der zure, wrange kwaliteit alsof dit de Vader was en meende ook, dat hij over de ganse Godheid moest heersen en terwijl hij zich zondig verhief, ontstak hij zichzelven. Toen hij nu de geest hielp in het lichaam geboren worden, zo werd deze geest in deze gestalte een grimmige, stekende, woedende, verscheurende geest,. met de eigenschappen van het helse vuur; een grimmig en vijandig wezen. Toen nu deze geest in de anima­lische geest uit het hart van Lucifer en van zijne legioenen trachtte in de Godheid zijn wil te doen doordringen, zo was dit niet anders dan een verscheuren, verbreken, steken, moorden en gif-branden. Daarom zegt ook Christus in joh. 8 : 44: De duivel is een mensenmoor­der van den beginne en is in de waarheid niet staande gebleven. Lucifer meende evenwel, dat hij op deze wijze méér dan God was, en dat er niemand zo vol verschrikking zou kunnen heersen en regeren als hij. Alles zou voor hem moeten buigen en met zijn geest wilde hij over de ganse Godheid vol geweld heersen als een koning die macht heeft. Omdat hij de schoonste was, wilde hij ook de machtigste zijn. Hij zag en wist echter wel van het zachte en deemoedige in God Zijn Vader; hij wist óók wel, dat deze zachtmoedigheid van eeuwigheid af geweest was en dat hijzelf ook in goddelijke zachtmoedigheid zou moeten voort­brengen, zoals een geliefde en gehoorzame zoon. Dewijl hij echter nu zo schoon en heerlik geschapen was, als de koning der natuur, zo meende hij daarom tevens, daar hij in God en uit God geformeerd was, dat er niemand was, die over hem zou kunnen zegevieren of die hem zou kunnen veranderen. Hij wilde zelf de Heer zijn en met zijn scherpte in alles heersen en ook wilde hij, dat zijn lichaam de gestaltenis zou zijn, die men zou moeten vereren. Hij wilde zichzelf een nieuw koninkrijk oprichten, want alles zou hem moeten toebehoren. Hij wilde God zijn in plaats van God zelf. Hij werd in zijn hovaardigheid met duisternis en blindheid ge­slagen en maakte zichzelf tot een duivel. Deze moet hij ook zijn en eeuwig blijven. Hij erkende in God slechts de majesteit en niet het Woord. Hij verblindde zichzelf door de wrange duisternis, want hij wilde zich ver­heffen en in het vuur heersen, over het licht en over de zachtmoedigheid. Toen nu deze boze duivelse geesten in de Salniter Gods op roof uit­gingen, zo was daar niets dan een branden, steken, moorden, roven en een afschuw van alles, want het hart van God verlangde liefde en zacht­moedigheid, Lucifer wilde deze liefde en zachtmoedigheid met geweld in woede en boosheid doen verkeren. Daar was niets dan vijandschap en afkeer; hij ontstak met geweld de Salniter Gods, die van eeuwigheid af gerust had in Zijn zachtmoedigheid. Hier is van toepassing, wat geschreven staat in 2 Mozes 20 : 5 en 5 Mozes 5 : 9. God noemt zich een toornig en naijverig God, jegens hen, die Hem haten, d.w.z. jegens hen, die Zijn toorn en gramschap nog meer doen ontbranden met hun duivelse geesten, met vloeken, lasteren en velerlei grimmigheid, die in het harte woont; met hovaardij, gierigheid, nijd en toorn, dit alles, wat in u is, werpt ge op God, d.w.z. dit alles dicht ge toe aan de voortbrengselen der natuur. Daarom moet zij door het vuur op de proef gesteld worden en de geest ook, daar de boosheid in het vuur moet blijven. Wanneer ge uwe ogen opent en het wezen Gods aan­schouwt, zo steekt ge als met doornen in het wezen Gods, en ge ont­steekt de toorn Gods. Als de toon in uwe oren klinkt, en gij hem opvangt uit het wezen Gods, zo is het, alsof ge donderslagen hoorde. Bedenk, wat ge verricht met uw neus en uw mond, wanneer ge spreekt en de rede uit uw mond vloeit, als een zoon van alle zeven geesten, bedenk dan, of 't hiermee niet gesteld is als met Lucifer, die in de Salniter Gods woedde. Hierin is geen onderscheid. Daartegenover staat, dat God óók spreekt: Ik ben een barmhartig God en doe barmhartigheid jegens duizen­den dergenen, die mij liefhebben en mijn geboden onderhouden. 2 Mozes 2O : 6 en 5 Mozes 5 : 1O.
Hoofdstuk 15: Over de derde gestalte der zonde in Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] De zevende verschijningsvorm of gestalte in de goddelijke kracht is de natuur of het uitvaren uit de andere zes Oergeesten. Want de wrange hoedanigheid trekt de Salniter van de zes andere geesten tot zich, zoals een magneet de Salniter van het ijzer tot zich trekt en wanneer dit is geschied, zo kunnen de zes andere geesten Gods hun werkingen uit­oefenen. Deze zevende geest heeft de kleur en is van de soort als alle geesten, want hij is als 't ware de belichaming van de andere geesten. Zo ook worden uit deze geest alle vormen en gestalten geformeerd. Ook de Engelen zijn daaruit geschapen. Deze geest wordt voortdurend door de zes anderen voortgebracht; hij bestaat eeuwigdurend en zal nooit te niet gaan. Daartegenover brengt hij ook weer de zes andere geesten voort, want deze zijn door de zevende oergeest als door een moeder omsloten en zij betrekken hun voedsel, hun kracht en hun sterkte steeds weer uit het lichaam hunner moeder. Want de zevende geest is het lichaam en de anderen zijn het leven en in het midden bevindt zich het hart des lichts, hetwelk zij allen tezamen als een levenslicht steeds weer voortbrengen; dat licht nu is de Zoon en de vruchtbare beweeglijkheid of doordringing, dat door alle geesten komt tot uiting in het hart bij het uit­breken van het Licht.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Zo kan nu ook een bepaalde geest in zijn eigen lichaam niet het Goddelijk Hart begrijpen en doorvorsen, want hij begrijpt slechts datgene in het Hart Gods, dat congeniaal is aan zijn eigen hart, maar de zeven geesten tezamen begrijpen het ganse Goddelijk Hart. Zo is het ook met de mensen. En bij de geboorte aller geesten, dewijl de ene steeds weer de andere voortbrengt, verstaat een elk der geesten alle anderen, maar slechts dan, wanneer zij opvaren in het Licht des Levens. Het hart echter is iets eigenaardigs, wanneer het tot aanzijn is gekomen. Een bijzondere persoonlijkheid en niet gescheiden van de geesten. Elk der geesten ook blijft aan zijn plaats gebonden en kan niet in een andere geest overgaan. Allen tezamen zijn zij de enige en ene Godheid. Dewijl nu het lichaam van Lucifer uit de natuur geschapen werd, zo was het geheel en al onrechtmatig, dat hij zich verhief buiten de macht, die hem toebedeeld was. Dit was tegen de goddelijke ordinantie. Ja, gij hebt u te hoog verheven, en ge wilde wellicht deze kunst de mensen óók leren, zodat zij ook zulke godheden zouden worden, als gij geworden zijt. Gij blinde en hovaardige tovenaars, dit is uw kunst, dat gij de elementen van uw lichaam, door uwe bezweringen en door verschillende eigenschappen verandert en ge meent hiertoe het recht te hebben, maar bewijs, dat het niet in gaat tegen God. Hoe zoudt ge menen, dat ge uzelf in een andere gestalte zoudt kunnen veranderen. Gij wilt de duivel nadoen en zijt niettemin verblind, ál hebt gij deze kunst nog zo goed geleerd. Gij weet de weg niet te vinden, want het hart doet de Oergeesten ver­anderen.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Ziet, wanneer de lichamelijke Oergeesten hun wil gebruiken om toverij te plegen, zo is de zielegeest, die verborgen is in de hoedanigheden van sterren en elementen, en daarin heerschappij voert, een tovenaar en heeft zich in de toverij begeven. Het dierlijke lichaam echter kan dit zo gemakkelijk niet doen, maar het moet door tekenen en bezweringen en door allerlei, daartoe dienstige instrumenten betoverd worden, zodat de zielegeest het dierlijke lichaam onzeker maakt en het kan veranderen in de gestalte, die oorspronkelijk de bedoeling was van de Oergeesten. Het dierlijke vlees kan zich zelf niet veranderen, maar het wordt in een substantie voortgebracht, die is te vergelijken met dat van een dier, of met hout of iets dergelijks. Iets, dat in de elementen een bepaalde be­doeling en een bepaald aanzicht heeft. Maar de siderische geesten kunnen een andere vorm of gestalte aannemen, maar ook slechts zolang, als de natuur het hun toelaat. Want, wanneer zij zich, de natuur nml., in haar omwentelingen en doordringen van alles, verandert, zodat een bepaalde oergeest de eerste wordt, zo ligt haar kunst daar neder, en hare goddelijkheid, die er is in de eerste oergeest, neemt een einde. Bestaat zij langer, zo moet zij opnieuw, naar het beeld van de thans regerende oergeest ge­schapen worden. De natuur laat niet elk ogenblik met zich spotten, maar alles moet plaats grijpen naar de wil van die geest, die de eerste is. Niet dezelfde geest Gods, die in de natuur de eerste is, veroorzaakt toverij, maar deze ontstaat door de boosheid van de Salniter, dewelke Lucifer heeft aangestoken. Wanneer de macht van deze zelfde geest geëindigd is, zo kan het aangestoken vuur de maker der toverij óók niet meer dienen. Want het vuur des levens in de natuur is in deze tegen­woordige tijd niet het huis van satans geweld; nademaal de liefde in het vuur des toorns verborgen is, en Lucifer met zijn Engelen gevangen is in het gericht Gods, zo is zij het vuur des toorns, ontdaan van de liefde, deelachtig geworden en zijne tovenaars zullen, zonder twijfel, hetzelfde ondervinden.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40