Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6179 resultaten - Pagina 40 van 412

...  28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53  ...
[3] Het is waar, men wordt bij het bezien van het doen en laten van de priesters vaak door rechtvaardige ergernis verscheurd en haast verteerd. Men zou vaak luidkeels willen roepen: 'Heer! Heeft U dan geen bliksems, geen hagel, geen zwavel en geen pek meer om deze tijgermensen te straffen met de grootste kracht van Uw goddelijke toorn?' Maar dan spreekt er een zachte stem uit het binnenste van het hart en zegt: 'Wees slim en wijs, en kijk waar je gaat. Als je op de weg een adder ziet loeren, ontwijk die dan; want de gehele aardbodem is nog lang niet met adders bedekt!'
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg: "Lieve dochter van Mijn hart, Ik zeg je: Je hebt geen woord teveel of te weinig gezegd! Daarom geef Ik ook jullie allen de raad om alles wat dit meisje nu gezegd heeft te onthouden, er goed aandacht aan te schenken en ernaar te handelen. Als iemand echter commentaar heeft, laat die dan opstaan en spreken!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als het woord, door het horen, in het hart van de mens komt, moet het door daden, die zijn als de leven gevende voedingskracht van de aardbodem, -en die, zoals in Gods woord staat, gericht moeten zijn op onze broeders en zusters, -levend worden. En daardoor moet het ook op de juiste manier gaan ontkiemen en een zegenrijke en daardoor rijpe vrucht worden, voor de echte en volgroeide vrucht van het geestelijke leven in God! Mensen zoals profeten en priesters, die voorbestemd zijn om het woord het eerst op te nemen, om het, zodra het in hen tot rijpheid is gekomen, weer geheel zuiver voor alle tijden der tijden verder uit te zaaien op de grote mensenakker van deze aarde, maar die het alleen maar als een middel gebruiken om er zelf vet van te worden, lijken op de aarde die de edele zaadkorrel laat verrotten om zich daarmee vet te mesten. In die omstandigheden is het niet te verwonderen, dat op de akker van zulke zichtbaar valse profeten en priesters, voor de grote akker der lekenmensen uiteindelijk niets dan slecht onkruid, dorens en distels ontkiemen en tot kwade wasdom komen!
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] JOSOË snauwde hem echter letterlijk toe: "O vreselijk onzinnig en bovenmatig dom mens! Heb je dan niet gehoord wat voor getuigenis de Heer Zelf aan de lieftallige Jarah heeft gegeven, en wil jij het dan met alle punten van haar antwoord oneens zijn? Oh, laat ons dan maar eens wat horen van je onbevredigde, overgrote domheid, en dan zullen we wel zien met wat voor vuil die gevuld is! Doe je domme ogen toch open, oude os! Kijk eens, hier naast mij zit een engel van God uit de hoogste hemel, zijn wezen is puur licht. En hier zie je de jonge wijze spreekster naar het hart van God, en naast haar hopelijk de Heer Zelf, wiens Geest hemel en aarde en alles wat bestaat schiep, en toch wil jij ondanks het getuigenis van God het niet geheel eens zijn met iets uit de toespraak van de lieftallige Jarah?! Zeg eens wie je wel bent om nu zo onbeschaamd met God te willen redetwisten!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JARAH zegt: "Laat dat, edele Josoë! Kijk, als die leerling net zo'n groot bevattingsvermogen zou hebben als jij en, de Heer alleen zij alle lof, ook ik, dan zou hij zwijgen, net als de andere broeders en vrienden, en in zijn hart diep daarover nadenken. Maar omdat hij beslist een erg hard hart heeft, begrijpt hij iedere hoger of dieper liggende waarheid heel moeilijk! En als hij iets toch aanneemt, kan hij het meestal niet bewaren, omdat hij in zijn ineengeschrompelde hart nooit helemaal plaats heeft voor iets groots en verhevens! Laat die mens daarom met rust en bekommer je niet over hem!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] JARAH zegt: " Ja, ja, dat heb je goed gezien, want ik herinner mij nu ook zo'n twistgesprekje in Genezareth! De Heer weet zeker beter dan wij, waarom Hij deze leerling in Zijn gezelschap duldt; ik zou hem allang weggestuurd hebben! Die mens heeft voor mij iets heel speciaal afstotends, en ik zou er alles onder willen verwedden, dat door hem nog eens het hele gezelschap in zeer grote moeilijkheden komt. Ik vertrouw namelijk nooit die mensen, die iemand waarmee ze spreken niet in de ogen kunnen kijken! Het lijkt alsof ze steeds bang zijn dat hun onzekere oog hun boze hart zou kunnen verraden. En juist deze leerling heeft deze kwalijke eigenschap, die mij helemaal zo tegenstaat! Wel, ondanks dat duldt de Heer hem toch en Hij moet daarvoor zeker een zeer wijze reden hebben!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik weet wel dat men U, o Heer, zogezegd blindelings gehoorzamen moet als U iets van iemand verlangt, maar hier moet ik door de juiste deemoed van mijn hart ongehoorzaam zijn! Want Uw wens, o Heer, zou ook heel gemakkelijk een soort test voor mij kunnen zijn of ik mij door mijn aangeboren, mijzelf vaak overschattende gevoel van eigenwaarde, zo ver zal laten meesleuren, en meteen met mijn ook nog in zeer slechte staat zijnde nachtlamp naar buiten zal rennen, om de zon daarmee toch nog wat helderder te maken dan zij al is! Maar mijn rustige hart zegt mij gelukkig: 'IJdele knaap, neem je in acht, de Heer test je! Zorg dat Zijn genade je doet slagen!' Als ik dat hoor, dan ben ik meteen op de hoogte en blijf op mijn bescheiden plaats! -Heb ik gelijk of niet om mij in het algemeen zo te gedragen?"
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar Ik weet wel wat je spraakvermogen verlamd heeft. Kijk, eerder was je wat voorbarig toen je van jezelf beweerde, dat je alleen maar voor de waarheid was! Ik toonde je echter dat je nog helemaal niet wist wat de waarheid is, en omdat Jarah, een heel onschuldig meisje uit Genezareth, je vervolgens duidelijk wat beschaamd maakte, omdat zij Mijn vraag aan jou op een schitterende wijze beantwoordde, heb je daarna de moed wat verloren. Maar deze kleine moedeloosheid is in de aard der zaak geen echte deemoed, maar veel meer een heimelijk gekrenkte ijdelheid van je hart! Wel, dat werkt er nu dan ook aan mee dat je zoveel moeite hebt om te besluiten iets te zeggen! Ik wil echter dat je die oorzaak volledig in je overwinnen zult, want het is voor een wat ijdel hart beter om eens uitgelachen te worden, dan om zich op de weg van het triomferende welslagen van alle kanten bewonderd en gevleid te voelen! Praat dus maar, als Ik verlang dat je iets zegt! -En geef ons nu dus over Mijn les van het slavendom toch maar een bepaalde visie!"
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Deze zondige schooier steekt echter snel een fakkel aan en gaat het jammerende meisje vlug tegemoet. Als hij haar voorthinkend en huilend vindt, troost hij haar, tilt haar met zijn sterke armen op en draagt haar zijn huis binnen. Daar geeft hij haar eten en drinken en maakt een goed en zacht bed voor haar klaar. 's Morgens geeft hij haar nog geschenken, zadelt twee lastdieren en brengt haar geheel verkwikt en welgemoed, naar haar nog tamelijk verre woonplaats.
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Voor de tollenaar maakt het niets uit of de wereld goed of slecht over hem denkt, zijn huis staat altijd als het onreinste bekend en dat maakt dat een echte Jood er niet binnen zal komen, omdat hij zich dan voor minstens tien dagen zou verontreinigen. Daarom kan het de tollenaar ook niets schelen wat de mensen over hem en zijn huis zeggen, en hij doet dan ook vrij wat zijn hart hem ingeeft en denkt daarbij: 'Al ben ik dan een groot zondaar en zo onzuiver als maar mogelijk is, ik wil toch barmhartigheid uitoefenen, opdat ik eens bij God ook barmhartigheid moge ondervinden!'
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Heus, een vrije ware innerlijke zedelijke reinheid met echte alles opofferende naastenliefde gaat bij mij boven alles; maar die, welke wij bij de kluizenaar hebben gezien, is bij mij geen stater waard. Wie rein is, moet rein in zijn hart zijn voor God, maar de wereld behoeft daar niet zo veel van te weten; want als die hem daarvoor prijst, zal hij van Mij weinig lof te verwachten hebben.
Hoofdstuk 209: Deemoedig door de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De kluizenaar komt naar buiten en bemerkt dat de vragende een meisje is, dat met haar binnenkomst zijn hut beslist zou kunnen verontreinigen. Daarom zegt hij, gegrepen door heilige geestdrift: 'Onrein wezen, kom niet in mijn godgewijde reine huis, want het zou door jou onrein worden en daardoor zou ik onrein worden! Ga maar door en ga terug naar waar je vandaan gekomen bent!' Met deze woorden doet hij de deur dicht en laat met een verlicht hart, en blij, dat hij dit hem verontreinigende gevaar kwijt is geraakt, het schreiende meisje aan haar bittere lot over. Opgewekt trekt hij zich terug in het binnenste van zijn huis en prijst God, dat Hij hem voor dit gevaar voor zijn ziel zo genadig beschermd heeft, en bekommert zich in het geheel niet om het arme meisje; of zij in de donkere nacht verongelukt of niet, interesseert hem niet.
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Kijk, dat is gemakkelijk te begrijpen als men maar weet wat eigenlijk zonde en hel is, zowel in heel beperkte alsook in zeer uitgebreide zin! - Daarom zal Ik proberen deze beide begrippen voor jullie wat duidelijker te maken; let daarom met je gehele hart op!"
Hoofdstuk 209: Deemoedig door de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] "Waarlijk" zegt CYRENIUS, zo vrijgevig met diepe wijsheden was U naar mijn weten haast nog nooit! Dat moet ik nu openlijk toegeven, omdat U dit keer meer heeft gezegd dan alle andere keren waarop ik het geluk had U te horen. Wat U ons hier over de wortels van het ontstaan en het bestaan van de mensheid in al haar verhoudingen heeft meegedeeld is nu allemaal helder en zonneklaar, -maar iets moet me toch nog van het hart; als ik dat ook nog weet, heb ik echt geen vragen meer! Moet ik die vraag stellen of leest U die ook weer in mijn hart?"
Hoofdstuk 213: Het gevolg van een verzorgd bestaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Gedurende mijn al tamelijk lang durende, aardse leven heb ik vaak, maar altijd vergeefs, nagedacht over de vraag, hoe nu eigenlijk, zeg maar strikt natuurlijk, de eerste mensheid van deze aarde gekomen is tot de kennis van een geestelijk Opperwezen en haar eigen onstoffelijke geest. Daarvoor heb ik de boeken van Egypte, de geschriften der Grieken en de boeken van jullie Mozes gelezen. Ook heb ik eens een Indisch werk in handen gekregen dat ik mij door een man in Rome, die Indiër was, voor heb laten lezen en vertalen; maar ik vond overal een zekere mystieke beeldspraak, waar geen verstandig mens wat verstandiger van kon worden, en ik dus nog minder, omdat ik mij in mijn jeugd altijd al ingebeeld heb dat ik veel dommer was dan alle andere mensen. Overal komen logische ongerijmdheden voor, die, woordelijk genomen, onzin zijn.
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53  ...