Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1654 resultaten - Pagina 5 van 111

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[19] Maar als je Mij niet wilt geloven, vraag dan maar eens aan je buurman, die een jaar daarna voor net zo'n gelegenheid naar Delphi is gereisd, of zijn antwoord niet precies eender is als het jouwe! En hij is ongelukkig met zijn vrouw, omdat ze een grote slet is; maar het orakel had bij hem net zo goed gelijk als bij jou, en toch geef je er nog hoog van op! Oordeel nu zelf eens wat beter is, de tempel in Jeruzalem of het orakel in Delphi?!'
Hoofdstuk 187: Jood of Griek. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Zodra het volk buiten is stappen de oude Farizeeën vol woede in hun harten op Mij af en vragen Mij heel brutaal, wat voor plannen Ik met Ahab heb, of Ik hem ook wil klaarmaken voor de hel?! Als Baram die vraag hoort, ergert hij zich terecht en zegt tegen hen: 'Ik heb ieder jaar mijn belasting tot de laatste cent betaald, en ben daardoor wettelijk bezitter van dit door mij gebouwde huis en daarom duld ik het van niemand, dat iemand die ik in mijn eigen huis als gast eer en verzorg, door vreemden zoals jullie, onaangenaam behandeld wordt! Ik gebied jullie daarom in alle ernst mijn huis ogenblikkelijk te verlaten en je buiten de omheining van mijn bezitting te begeven, omdat ik anders niet wacht om gebruik te maken van mijn duur betaalde rechten als eigenaar!'
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Maar de Farizeeën zeggen: 'Ben je dan ook al Griek geworden, dat je je tegenover ons een huisrecht wilt aanmatigen?! Weet je soms niet dat de Joden tegenover een Farizeeër geen huisrecht hebben?! Is niet iedere Farizeeër in ieder Joods huis dat hij betreedt, de algehele heer , en wordt de eigenlijke huisheer niet pas uit genade weer heer, als de Farizeeër het huis verlaat? En weet jij als Jood ook niet, dat je slechts pachter en geen heer bent noch van je huis, noch van je grond, en dat wij grond en huis van je af kunnen nemen als we dat willen, en het vijftig jaar lang aan een ander kunnen verpachten?'
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Als iemand een akker heeft, die hem veel vruchten opbrengt, omdat de grond goed is, maar ook een akker heeft, die ondanks alle bemesting slecht blijft en nauwelijks meer vruchten oplevert dan wat er op gezaaid wordt, -dan vraag je je af: Wat zal de eigenaar doen? Wel, hij zal de geringe opbrengst van de slechte akker nemen en bij de goede en rijkelijke vrucht van de goede akker doen en hij zal het jaar daarop niet meer zaaien op de slechte akker, maar alles zaaien op de goede akker! Die zal dan de volle oogst geven, maar de slechte wordt overgelaten aan het onkruid, de distels en de dorens.
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Maar na een jaar werd de moeder erg ziek, en toen de beide zoons op het veld werkten, kwam een maagd en riep de beiden bij de moeder opdat de waardigste volgens de wil van de moeder de zegen van haar zou krijgen.
Hoofdstuk 204: Gelijkenis van de moeder met haar twee zonen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Ik zeg je: Kisjonah heeft echt nog geen nood, want in tien jaar maken wij met z'n allen zijn voorraden niet op. Maar omdat jij in jouw hart dacht dat Kisjonah tenslotte zonder voorraad zou komen te zitten, en jij hem daarom van zo ver te hulp komt, daarom zal jouw loon ook net zo groot zijn als wanneer je dit voor een arm mens gedaan zou hebben. Want God kijkt alleen maar naar het hart van de gever.
Hoofdstuk 205: De liefde neemt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Het lijkt Mij niet noodzakelijk om het middagmaal verder te beschrijven, en de uitwerking van de voorgaande grote storm nog meer te belichten, vooral wat betreft de tien schepen; het is voldoende te weten, dat er van de duizend mensen, die op de schepen waren, maar vijf overleefden; alle anderen werden een prooi van de zee, en op de klippen van Sibarah vond men nog na jaar en dag vergane en door de vissen afgeknaagde geraamtes en tevens een massa van allerlei Romeinse wapens en kettingen, die voor Mij en Mijn leerlingen bestemd waren.
Hoofdstuk 209: Het doel van de storm. (18.6.1852) In Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Matthéus zegt: 'Nog meer van zulke mensen op aarde, en satan heeft een school waarin hij zelf nog wel honderd jaar les kan gaan nemen! Heer, wat is er met hem aan te vangen? Als hij echt zo is dan kunnen alle engelen langs de natuurlijke weg niets met hem beginnen!'
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Philopold komt met enige Grieken naar Mij toe en zegt: 'Heer, we hebben aan Uw verlangen voldaan voor zover dat in dit korte tijdsbestek mogelijk was; maar de kleinere details die nog nodig zijn, zullen niet vergeten worden. Met mijn huis en met mijn familie heb ik het nu zo geregeld, dat ik vrij ben om U één, twee of drie jaar te volgen, als Ik tenminste zo nu en dan aan mijn familie laat weten waar ik ben en wat U doet. Want mijn gehele huis gelooft nu in U en hoopt op Uw naam. Als U daarmee instemt, o Heer, wilt U mij dat dan genadiglijk zeggen; heeft U echter nog wensen, geeft U dat ons dan ook te kennen!'
Hoofdstuk 217: Gedachte en wil. In Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Daarom maakt het hem ook niets uit of het jaar vruchtbaar was of niet; want ten eerste heeft hij voor tien jaar alles in voorraad en ten tweede heeft hij geld genoeg om dat wat hij te kort zou komen aan te schaffen.
Hoofdstuk 219: Gelijkenis van de gemeste os. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Baram zegt: 'Broeder, ik weet maar al te goed dat duizend gasten per dag je voorraden in duizend jaar niet kunnen opmaken; maar ik behoor goddank toch ook niet tot de armen van dit land, dus laat me vandaag nog maar het plezier al deze gasten te verzorgen! Want ik schep er erg veel genoegen in, met dat beetje wat ik heb de Heer te mogen dienen! Morgen zullen jouw kookkachels weer net zo veel werk hebben als ooit tevoren!'
Hoofdstuk 224: Innerlijke zelfbeschouwing. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Joses zegt: 'Heer en broeder, wij geloven allen. Hoe zouden wij het niet geloven, terwijl wij toch vanaf Jouw geboorte steeds bij Je waren en zoveel tekens gezien hebben die overluid verkondigden wie Jij was. Broer Jacob heeft een groot boek volgeschreven vanaf Je geboorte tot aan Je twintigste levensjaar, waarna Je tot Je huidige leeftijd geen teken meer hebt gedaan, en Je hebt samen met ons als een heel gewoon mens gewerkt en geleefd, zodat wij bijna vergeten zouden zijn wie Je bent, als de dood van onze geliefde vader Jozef een paar jaar geleden ons niet geweldig had wakker geschud.
Hoofdstuk 230: Jozefs dood en zijn getuigenis over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] U weet, dat er vanwege de hoge rots die met zijn hoge en steile wand in zee vooruitsteekt, over land geen begaanbare weg is naar Sibarah, waar uw hulptol is die u altijd verpacht; men moet dus als men rechtstreeks van Sibarah hierheen wil, op de daarvoor aangewezen aanlegplaats mensen, vee en alle andere bezittingen over het water laten komen, of men vaart als de zee rustig is, wat zelden het geval is, rechtstreeks naar Pirah, waar ook een tol van u is die nu voor tien jaar verpacht is.
Hoofdstuk 231: Booswichten in de val. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De forse begeleiders plaatsen de twaalf gebonden Farizeeën voor de tolboom en zeggen tegen Kisjonah: 'Heer, hier zijn dan de hoofdverdachten, vijf uit Kapérnaum, drie uit Nazareth en vier uit Chorazin! Heel slechte kerels, die hun geld waard zijn! Hierachter komt nog van alles, een massa ossen, koeien, kalveren, geiten, schapen, ongeveer vierhonderd met graan beladen ezels met hun veulens, net zoveel muildieren beladen met wijnzakken en nog een keer ongeveer vijfhonderd ezels en lastpaarden met vastgebonden knappe meisjes en knapen, tussen de twaalf en achttien jaar oud, die allen voor de grote markt in Sidon bestemd waren. Tevens natuurlijk veel dienaren van deze twaalf hoofdverdachten! Het komt hier allemaal zo binnen; maak daarom plaats, zodat we alles zoals het behoort onder kunnen brengen!'
Hoofdstuk 231: Booswichten in de val. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Laat daarom als tweede noodzaak ook snel vakbekwame taxateurs begeleid door een gerechtsdienaar het bos ingaan en de schade opnemen, opdat, als het hoog gerechtshof hierheen komt, alles er al is wat voor het geldige vellen van een wettelijk oordeel nodig is; want anders kan het gerecht het onderzoek in de lengte en in de breedte rekken, en dan zouden de zwaar benadeelden misschien pas over een jaar aan hun trekken komen. Als echter alles wat het gerecht nodig denkt te hebben aanwezig is dan kan het ook snel een oordeel vellen en na het oordeel tot de uitvoering overgaan.
Hoofdstuk 232: Voorbereiding voor de rechtszaak. (12.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...