Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5767 resultaten - Pagina 5 van 385

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] Evenwichtige en zeer bescheiden nuchterheid was de overheersende karaktertrek in zijn leven. Daarnaast was hij altijd zeer deemoedig en barmhartig tegenover de armen, en vroeg voor zijn altijd uitstekende timmermanswerk slechts een heel klein loon, dat hij altijd uiterst stipt aan zijn ouders afdroeg. Op de dag echter dat hij precies dertig jaar oud werd, legde hij al zijn gereedschap aan de kant en raakte noch zijn bijl, noch zijn zaag meer aan.
Hoofdstuk 54: Wat Roclus over de Nazarener heeft gehoord en zijn opvattingen daarover - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Zeg, jonge man (Raphaël),jij hebt toch daarstraks een steen in het niets laten verdwijnen, -zou het je niet mogelijk zijn om vijftig schurftige zwijnen te laten verdwijnen?! Stel je voor, wat deze kerels hier hardop onder elkaar durfden uit te spreken! Hij, de enige Schepper van wijn en brood zou nu zondigen, omdat Hij Zelf wijn drinkt en omdat een zeker alleronschuldigst engeltje van een meisje aan Zijn zijde zit! Ach, sta me toe, dat is, zolang ik hier ben die de Heer herkend heeft, absoluut ontoelaatbaar! Zij moeten weg! Ze hebben zoveel gehoord en gezien, en nu zeggen ze luid: 'Het zou kunnen zijn dat dit allemaal begoocheling van satan is!' Mijn vriend uit de hemelen, ik ben slechts van deze aarde; maar al kost het me zelfs mijn leven, ik duld niet dat zulke zwijnen de Heiligste van alle heiligen zo schandelijk met hun smerige, stinkende venijn bezoedelen! Weg met hen!"
Hoofdstuk 93: Roclus richt scherpe woorden tot de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Ik heb echter vijftig jaar lang intensief aan mezelf gewerkt en daar tot nog toe niets mee bereikt; en nu heb ik helemaal niet meer gewerkt en wilde ook van geen enkele arbeid meer iets horen, en juist nu in mijn werkeloze toestand heeft de Heer mij meer gegeven dan ik ooit heb gezocht! Daardoor is mijn oude levens zandsteppe nu wel veranderd in een weelderige levenstuin; maar daar heb ik in het geheel niet de hand in gehad, maar de Heer heeft het vrijwillig gedaan! En zoals het hier nu met mij en mijn negenenveertig collega's het geval is, zo was het ook het geval met vele anderen, waarop jijzelf geen uitzondering bent!
Hoofdstuk 104: Stahar vertelt over zichzelf en zijn levenservaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] En als het op de aarde dan ooit echt flink tekeer begint te gaan, dan zul jij in Mijn rijk grote vreugde hebben en zeggen: 'Nou, eindelijk laat de Heer vanwege de ten hemel schreiende ongerechtigheid der mensen ook op de materiële aarde weer eens Zijn tuchtroede voelen!' En je moet ook niet vergeten, dat Ik het nooit heb laten ontbreken aan mannen die van Mijn geest vervuld zijn, ook niet onder de onwetendste heidenen! Er gingen nooit vijftig jaar voorbij, -of er waren weer mannen die de mensen de juiste weg wezen! Thans kwam Ikzelf als mens op deze aarde, die voor het grootste is bestemd; na Mij zullen er steeds tot aan het eind van de wereld mannen gestuurd worden naar de kinderen van de wereld en deze zullen ook steeds velen bekeren tot het ware licht.
Hoofdstuk 110: De toekomstige teistering van de aarde. De kinderen van God zullen geborgen zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Ga naar Memphis, Thebe, Karnag en Alexandrië! Daar zullen jullie bibliotheken aantreffen, allemaal zo echt en juist mogelijk; maar Ik verzeker jullie, dat geen mens ze in vijfhonderd jaar geheel en al kan doorlezen! Er zou werkelijk Methusalems leeftijd voor nodig zijn om alle schriften en tekens slechts éénmaal door te lezen! En wat zou iemand er aan hebben als hij deze verbazingwekkende moeite zou hebben genomen? Hij zou het gelezene zeker al van dag tot dag, ja uiteindelijk, als hij al flink in de war geraakt zou zijn, van uur tot uur en van minuut tot minuut totaal vergeten, en er voor zijn leven ook niet het minste profijt van hebben.
Hoofdstuk 124: Het wel goed weten, maar niet doen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Maar als jullie ook maar één oude ceremonie met Mijn leer verbinden en bepaalde herdenkingsdagen gaan invoeren en slechts een kleinigheid uit de tempel, dan zal dat van jaar tot jaar toenemen en over enkele eeuwen tot een ware, jullie bekende, Augiasstal worden, die uiteindelijk dan weer door een algemeen gericht gezuiverd zal moeten worden"
Hoofdstuk 131: Handelen volgens de leer en Gods beloften. Over ceremoniële diensten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Hier aan mijn zijde staat een knaap; Josoë is zijn naam. Hij lag al bijna twee jaar in het graf en er was van hem niets meer over dan de in ontbinding overgaande botten. En toch was het voor de door jullie zo bitter en hardnekkig vervolgde man eenvoudig, hem slechts door een woord opnieuw zo te vormen en weer tot leven te brengen, zoals hij daar nu voor jullie staat!
Hoofdstuk 149: Cyrenius' getuigenis voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Wij zeggen -en ook terecht -: De hele mensheid,.of de morele wereld, is boos en slecht. Maar als we nagaan wat de oorzaak hiervan is, dan moeten we die min of meer zoeken in datgene, wat ik zojuist genoemd heb! Wat wij mensen ook doen, wij kunnen noch onszelf noch de anderen verbeteren; want de machten van de wereld vormen steeds een beperking voor ons en overal geldt: 'Slechts tot hier, -en geen handbreed verder!' Wij mogen niet onderzoeken en ook niet nadenken. De ijzeren wet dwingt alle hoofden onder één hoed. Wie zich durft te verroeren is voor de wereld verloren; maar of hij daardoor voor een andere wereld gewonnen is? Wel, daarover hebben we nog veel minder overtuigende zekerheid dan over hetgeen er over honderd jaar met de mensheid gaat gebeuren!
Hoofdstuk 156: De twijfel van de Farizeeër aan het bestaan van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Hoeveel zachtaardige meisjes en jongens tussen de acht en twaalf jaar hebben ze niet tot de dood toe geschonden, zelfs onder de grootste martelingen, en daarna hun lichaam als voer voor hun vele honden geworpen! En als bijvoorbeeld treurige ouders het waagden om slechts uitgebreid te onderzoeken wat er met hun kinderen gebeurd was, konden ze er al bij voorbaat op rekenen dat hun laatste uur spoedig geslagen had. En hun gerechtsdienaren en gezworen helpers waren op zichzelf geen haar beter, maar indien mogelijk nog gruwelijker. Wanneer je je dit allemaal en vaak nog duizendmaal slechtere dingen erbij voorstelt, zul je Mijn toorn hier heel goed kunnen begrijpen.
Hoofdstuk 195: Het levensverhaal van de achtervolgers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Maar toen ze zich langzamerhand ook door de pracht en grote schoonheid van de wereldse kinderen lieten bekoren, werden ze als straf vaak door hen onderdrukt en gewoonweg tot slaven gemaakt, op een zeer klein gedeelte na dat tot aan de tijd van Noach en ook daarna God altijd trouw bleef; en daarmee werd dan ook alles anders bij hen. Ze werden lichamelijk kleiner en zwakker en ze bereikten slechts zelden de leeftijd van honderd jaar, terwijl ze vroeger vaak tegen de duizend jaar oud werden.
Hoofdstuk 197: De oergeschiedenis van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] HIRAM zegt: 'Maar, enige opperwijze en machtige meester van het leven en heer van alle mensen! Als de aarde al zo ontzettend oud is, wat woonde er dan voor een geslacht op deze aarde vóór de eigenlijke, op ons lijkende mensen? Want ze kan toch immers niet bijna een halve eeuwigheid lang tot aan uw eerste mensen toe vierduizend jaar geleden, geheel verlaten en leeg zijn geweest, dus helemaal voor niets om de grote zon draaiend! Of was ze tot die tijd werkelijk slechts geheel verlaten en leeg? Het is weliswaar zeer onbehoorlijk van mij om zoiets aan u te vragen; maar ik zie dat er in u en in deze jonge man waarlijk onmiskenbaar een soort alwetendheid aanwezig is, en daarom zult u mij ook wel in dit opzicht mijn aandringen ook hierover iets te willen horen, wel niet kwalijk nemen"
Hoofdstuk 197: De oergeschiedenis van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Heel lang voordat zulke geslachten elkaar aflosten, gewoonlijk om de 7000 jaar en heel zeker om de 14000 jaar, werd de aarde slechts door allerlei plantengewassen op de droge delen bewoond en daarna pas door allerlei grote en kleine warmbloedige dieren, die altijd pas heel langzaamaan ontstonden. Het rijk der waterdieren en later van de amfibieën was echter al vóór de zeer grootse vegetatie van de droge landen zeer sterk en machtig vertegenwoordigd, evenals het rijk van allerlei vliegende insecten zoals de vlieg en duizenden soorten hiervan, en bijna gelijktijdig hiermee enkele oersoorten van vogels, die nu weliswaar niet meer bestaan, hoewel de vlieg* (* zie 'De vlieg'. Lorber-Verlag, Bietigheim) als eerste levende schepsel en als begin van alle gevleugelde dieren van ieder hemellichaam nog tot op dit uur hetzelfde is en ook in de toekomst zal blijven"
Hoofdstuk 198: De oergeschiedenis van de levende wezens op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Daar bleven we een paar dagen en rustten een beetje uit van onze vermoeienissen en hielpen de familie van Petrus bij het vissen. Hier lieten we ook het schip achter en reisden toen te voet verder door Galilea en bezochten een groot aantal plaatsen, dorpen en gehuchten. Ik en de leerlingen verkondigden het evangelie en vonden vaak een goed gehoor, maar ook vele tegenstanders. Want op deze reis deed Ik weinig wonderen omdat er te weinig geloof voor was. Over het algemeen bevonden er zich in het noordelijk deel van Galilea toentertijd te veel Grieken en Romeinen, en een groot aantal tovenaars en magiërs trokken er steeds doorheen en deden daar hun werk; daarom zeiden wonderen daar ook niet veel en stonden niet in hoog aanzien. Het was daarom beter hier intussen slechts het goede zaad uit te strooien, het te laten opkomen en er pas rond een jaar later weer naar toe te gaan en er verder voor te zorgen.
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Maar er was ook nog een andere reden voor het feit dat kleine plaatsen daar vaak geen naam hadden en dat was de volgende: Om het koloniseren en cultiveren van de onherbergzame en woeste streken te vergemakkelijken en sneller te laten verlopen was het bij de Romeinen gebruikelijk, dat een nieuwe kolonisatie met de bijbehorende nieuw gebouwde plaatsen gedurende twintig, dertig, veertig tot vijftig jaar geen belasting hoefde te betalen, al naargelang een streek meer of minder tijd nodig had voor de volledige cultivering. Wel, dat de joden en Grieken, die nooit bijzonder goede vrienden van het betalen van belastingen waren, deze humane Romeinse wet zeer in hun voordeel wisten uit te buiten, zal zeker niemand ook maar enigszins betwijfelen. Daarom gaven ze een nieuw gebouwde plaats geen naam, en als een Romeinse commissaris hun er ooit naar zou vragen, zou de plaats pas tien jaar oud zijn, ook al had deze er al meer dan een halve eeuw op zitten. Nadat zo'n plaats dan door een commissaris bezichtigd was kreeg hij een nummer maar nog geen naam; pas vanaf dat moment werd de nieuwe plaats na het verstrijken van de wettelijke temlijn belastingplichtig en kreeg een naam.
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Toen begon er EEN te spreken en zei: 'Heer, u weet dat men in deze wereld heel vaak zo verstandig moet zijn om iets anders te zeggen dan men denkt! Want je kunt zeggen watje wilt, terwijl je gedachten toch geheim zijn en zoals men zegt, tolvrij; maar als u ook in ons hart onze gedachten leest, dan blijft ons natuurlijk niets anders over dan precies te zeggen wat we denken. U zult ons wel vergeven dat wij u in onze gedachten slechts voor een buitengewone tovenaar hielden en tegen u ook de grofste verwensingen geuit hebben omdat wij meenden dat u ons dit aangedaan had; want tien jaar geleden hebben wij in Damascus inderdaad eens een Indische tovenaar gezien die niet alleen mensen, maar zelfs dieren aan de grond kluisterde. Wel, bij alle ervaringen die wij in ons leven reeds opgedaan hebben, is het werkelijk moeilijk om een echt wonder te onderscheiden van een onecht, en u moet het ons daarom maar wat ten goede houden als wij u door de nodige overwegingen niet meteen als datgene erkennen, waarvoor u zich in de tempel tegenover ons heeft uitgegeven.
Hoofdstuk 6: De bekentenis van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...