Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

25552 resultaten - Pagina 5 van 1704

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[9] Zo waren ook wij niets anders dan dode stenen, neergevallen op een ondergrond van allerlei drogredenen en illusies. U hebt ons nu uit al deze niet aangevoelde bedrieglijke gronden bijeengeraapt en ons in het grote vuur van Uw onmetelijke Vaderliefde gelegd. En zie, wij stenen werden op deze heilige grond omgevormd, kwamen weer volledig tot leven, werden weer ziende en horend en goed van begrip! En zodoende onderkennen wij nu dat Abel, dat wil zeggen Abels wijze van geloven in tegenstelling tot onze povere eerbied voor God en onze geringe liefde tot God, U uit onze eigen sprakeloze diepte naar ons doden heeft geleid en in ons de tong heeft losgemaakt, die niet meer bij machte was U in de geest van waarheid en eeuwige liefde 'Vader' te noemen!
Hoofdstuk 137: Adams bekering en belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] Daar je Mij ook een rechter noemde, zul je het langst op aarde leven; want zie, Ik ben weliswaar een rechter voor alle schepselen, - maar de kinderen zullen hun Vader geen rechter noemen! Voorts zullen echter al diegenen worden gericht die de Vader als rechter zullen aanroepen! Het lange aardse leven zij voor jou dus een kleine gift van de rechter, opdat je voldoende de tijd zult hebben, jouw rechter weer als Vader te waarderen! Amen.
Hoofdstuk 166: Hoe de ware liefde tot God zal moeten zijn - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[656] "Het is toch volkomen begrijpelijk dat het aardse li­chaam, nadat de ziel zich ervan heeft losgemaakt, nooit meer zal opstaan en in al zijn delen weer tot leven gewekt zal worden. Want, als dit het geval zou zijn, dan zou ook alles wat gedurende het tijdelijke leven door het lichaam is afgelegd, zoals bijvoorbeeld haren en nagels, maar ook zweetdruppels en bloed, die men in veel bittere voorvallen heeft verloren en dergelijke, nieuw leven moeten worden gegeven. Stelt u zich zo'n menselijke gestalte, die op de jongste dag tot leven is gewekt, eens voor! Zo'n lichaam zou er toch belachelijk uitzien! Ook heeft de mens immers op verschillende tijden een verschillend lichaam. Zo ziet het lichaam van een kind er anders uit dan het lichaam van een jonge man en ook weer anders dan het lichaam van een volwassen man of dat van een grijsaard. Bij een volkomen tot leven wekken van een gestorven menselijk lichaam zou logischerwijs de vraag moeten worden gesteld of alle vormen, welke het lichaam van de mens vanaf zijn jeugd tot aan de ouderdom gehad heeft tegelijk of de één na de ander of slechts één enkele vorm weer tot leven moet( en) worden gewekt. Daarnaast komt het voor dat lij­ken verbrand worden of door dieren worden opgegeten of op een andere manier tot ontbinding overgaan en dat hun bestanddelen in nieuwe levensvormen worden ingevoegd. Wie moet dan wel de vroegere menselijke lichaamsdelen uit de nieuwe vormen zoeken en weer tot een menselijke gestalte samenvoegen!?
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[6] Maar omdat niet slechts één, maar alle volgens Mijn orde levende mensen naar hetzelfde volmaakte leven overgaan, is het zinloos te vragen of er ooit een weerzien zal zijn. Want als de mensen reeds in dit onvolmaakte marionettenleven het ver­mogen hebben elkaar te herkennen en in natuurlijk opzicht weer te zien -wat zij toch niet kunnen betwisten of betwij­felen -dan zullen ze dit vermogen des te meer hebben in het geheel volmaakte, zuiver geestelijke leven, waarin hun hele wezen de onvergankelijke uitdrukking en het fundamentele beginsel is van al het leven en van alle omstandigheden en gebeurtenissen daarvan! Op deze wereld herkent de ziel door de in haar wonende geest immers via het lichaam de haar bekende en verwante mensen; ze kan bevriend en volkomen verwant raken met anderen, die zij vervolgens als zodanig altijd herkent aan hun gestalte en karakter. Als nu de ziel en de geest dat kunnen door de kerkermuren van het op zichzelf dode lichaam heen, hoeveel te meer zullen zij dat dan kunnen in hun volledig vrije toestand! Dat is immers al heel dikwijls waargenomen bij veel mediamieke personen die met gesloten ogen niet alleen hun omgeving vaak tot in alle bijzonderheden zagen, maar desgevraagd ook mensen die zich ergens in verre landen bevonden en al hun toestanden en omstandigheden snel en precies herkenden! En toch is een ziel van zo'n medi­um, hoe helder ook, nog lang niet in die vrije toestand, waar­in zelfs een minder volmaakte ziel zich na het afvallen van haar lichaam bevindt!
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[14] Ogenblikkelijk vielen alle kinderen ten gevolge van het uitzonderlijk felle licht geheel versuft op de grond en smeekten Abedam of Hij zo genadig wilde zijn de vele zonnen weer weg te doen, omdat niemand in staat was onder zo'n massa licht te leven.
Hoofdstuk 95: De zonsopgang op de hoogte. Adams dwaze verlangen naar de zonnegroet. De berisping van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[1] Na deze woorden richtte de hoge Abedam Zich tot Horadal en zei: 'Maar jij, Horadal, die het heilige vonkje van Farak zo getrouw in je hart bewaard hebt door alle stormen van verzoekingen heen die door de slang en vanuit haar door de wereld werden veroorzaakt, zie, hier voor je staat nu meer dan het vonkje van Farak, een oneindige zon, de Ikzelf, van wie Farak getuigde, - Ik, de eeuwige, oneindige, almachtige God, de grote Schepper van alle dingen, die de hemel en alle eindeloze wereldruimten van het uiterst kleine tot het allergrootste vervullen, - Ik, de allerheiligste, allergrootste, de allerzuiverste, eeuwige liefde, de Ik, de enig ware Vader van jouw en van al Adams kinderen, Ik, die alleen het leven heb en dat vanuit Mij geef, de Ik, de Ik de sta nu voor je!
Hoofdstuk 109: Horadal wordt tot ware leider van zijn volk aangesteld. De drie tekenen van genade voor Horadal - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[1] Maar toen Lamech evenals zijn metgezellen de grote vijand van alle leven pas echt te zien kregen, toen ze zijn gloeiende, grimmige, afschrikwekkend lelijke gedaante, zijn nog dampende hoofd zagen, met slangen in plaats van haren, die zich heftig naar alle kanten uitstrekten en zich om het hoofd wonden om zich dan weer als vastgebonden pijlen vanaf het hoofd met zo'n snelheid uit te strekken dat indien zij iemand zouden hebben geraakt hij doorboord zou zijn als door een afgeschoten pijl, - toen werden Lamech en zijn metgezellen zo geweldig bang, dat zij zich geen raad meer wisten.
Hoofdstuk 85: Satans optreden in een verschrikkelijke gedaante. Henochs bevel aan Satan om zijn slechte voornemen mee te delen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[12] Want dan is Mijn geest in hem en herschept alles in de mens: het leven zal waarachtig een leven worden, de liefde zal een waarachtige liefde worden, zelfs het dode wordt tot het eeuwige leven gewekt en alle vreugde daarin zal voor Mij gerechtvaardigd zijn doordat Ik die in hem heb geschapen ter vermeerdering van het eeuwige leven en Mijn oneindige liefde, genade en erbarming!
Hoofdstuk 125: Het tweegesprek tussen Lamech en Methusalah. Wie iets in de wereld meer lief heeft dan God, is Hem niet waard! - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[12] Robert zegt: 'Beste vriend, het is weer uiterst moeilijk op deze vraag een bevredigend antwoord te geven. Want in de eerste plaats zal ook daarvoor wel bovennatuurlijke wijsheid nodig zijn, die mij echter ontbreekt. En vervolgens kan men zonder verdere oordeelkundige bewijzen toch niet zo maar aannemen, dat de overigens zeer wijze Paulus in alle ernst zelf geloofd heeft, wat hij andere mensen wilde doen geloven. Want alle achtenswaardige oude wijzen, Paulus inbegrepen, hebben beslist zelf heel goed ingezien hoe wankel de basis van alle metafysische en theosofische theorieën is. Zij berekenden met hun goede mensenkennis hoe ongelukkig het menselijk geslacht al gauw zou moeten worden, wanneer het door dieper inzicht tot het besef van zijn vergankelijkheid zou zijn gekomen. Daarom probeerden zij door toespraken en zinspreuken soms op de manier van het orakel van Delphi de volkeren tot een soort mystiek geloof terug te voeren, waardoor tenminste hoop op een toekomstig leven kon worden gewekt. Of ze zelf echter ook werkelijk vervuld van deze hoop leefden en of ze van al datgene wat ze onderwezen volkomen overtuigd waren, blijft voor mij zeker een vraag, totdat ik, hetzij langs de weg van innerlijke wijsheid of door een directe confrontatie met de geesten die zoiets hebben onderwezen, tot een ander inzicht kom.
Hoofdstuk 32: Heb Mij, Jezus, lief want in Christus woont lichamelijk de volheid van de Godheid! Robert twijfelt aan de Godheid van Jezus; wil echter blind geloven - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[16] Daarop verheft Isaak zich en zegt: 'O Heer, ik ben het eerste blad, dat te voorschijn kwam aan de grote levensboom van Uw belofte, die U mijn vader Abraham hebt gedaan. Al zeer oud en bijna geheel verdord stond tezelfder tijd de levensboom van Uw kinderen in de tuin van de liefde, terwijl de slang met haar gebroed alle streken van de aarde weelderig vulde! Maar gij, o Heer, aanschouwde de geheel verdorde levensboom van Uw kinderen en schonk hem weer leven van de wortel tot in de kruin en U gaf hem een nieuwe, heilige groeikracht. En zie, ik was het eerste levende blad aan de twijgen van deze heilige boom.
Hoofdstuk 79: De plechtige raadsvergadering. De vraag van de Heer: wat moet er met de aarde gebeuren? Adam, Noach, Abraham, Isaak en Jakob spreken - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[12] O Heer, ik geloof dat er met deze tegenwoordige mensen niet veel meer valt te beginnen, want het gericht des doods staat toch reeds bij bijna iedereen op het voorhoofd geschreven. Waar niemand meer omziet naar de nood van zijn naaste, waar het luide klagen van ellende wordt overstemd door het lawaai van de pronkzuchtige wereld, daar is alle moeite vergeefs! Daarom ben ik van mening, dat men voor deze geestelijk bijna dode mensheid geen speciale moeite meer zou moeten doen, maar haar door allerlei epidemieën heel natuurlijk moet laten uitsterven. Alleen de enkele goede mensen, die hier en daar verspreid leven, zou men moeten behouden, opdat door hen de aarde dan toch weer betere bewoners zou krijgen.'
Hoofdstuk 107: Gesprekken over oude en nieuwe tijden. De mensheid was nooit goed, maar wel waren er altijd enkele uitzonderingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Miklosch vertelt verder: 'Na een poos wendt Minerva haar gezicht weer naar Cado en zegt: 'Vriend, ik moet je eerlijk bekennen dat ik ten zeerste in je geïnteresseerd ben. Er zit in jouw mooie gestalte evenals in je woorden meer geest en waarheid dan je zelf nog vermoedt, maar ik kan niet eerder gehoor geven aan jouw woorden dan wanneer de door mij geschapen aartshoer van het nieuwe Babel volkomen ten val is gebracht. Ik heb haar gesticht als vuurproef voor allen die gedoopt werden in de voor mij meest weerzinwekkende naam, en wilde daarmee de Godheid alleen maar bewijzen dat ook Haar leer kan worden omgevormd tot een geraffineerd, krankzinnig heidendom. Blijkbaar is mijn werk geslaagd en de nieuwe Babyloniërs weten zich nu in het holst van de nacht geen raad meer. Zij hebben alle geestkracht verloren. Van christendom valt geen spoor meer te bekennen. Zij hebben alleen nog een vermolmd geraamte en wurgen elkaar omwille van de dode huid, waarin zich al ruim duizend jaar geen lichaam en nog minder een ziel met haar geest meer bevindt. Maar dat moet zo gebeuren. Mijn gruwelen moeten vernietigd worden door de uit hen voortgekomen nieuwe gruwelen en de mensheid moet nu in een nieuwe leerschool worden geplaatst. Als dit ten uitvoer is gebracht, mag je mij uit mijn ellende helpen en dan zullen wij samen voor altijd eensgezind zijn!'
Hoofdstuk 25: Minerva's voorwaarden voor haar overgave. Cado's antwoord. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Ach vrienden, dat was me een hitte, vreselijk, vreselijk! Mijn haren zullen wel een flink stuk korter geworden zijn? Maar dat geeft niet, als die arme mensen maar gered zijn! Die twee waren inderdaad al bijna dood en het was echt de hoogste tijd, dat ze uit de vlammen werden gehaald. Maar ze leven al weer op en dat, mijn vrienden en broeders, is mij liever dan dat ik nu in de zaligheden van alle drie of zeven hemelen zou zijn binnengegaan.
Hoofdstuk 24: Bisschop Martinus' nieuwe opdracht – Brand blussen en levens redden - De slachtoffers van de brand krijgen onderdak en kleding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Deze mensen houden van muziek en dichtkunst, waardoor zij als geesten ook dienovereenkomstig bij jullie, Mijn kinderen, hart, gemoed en ziel voor de beide bovengenoemde kunsten ontvankelijk maken. Zij hebben hun zetel in de daarvoor geschikte organen in de mens, waar ze dan deze organen activeren en daardoor in de mens het gevoel voor muziek en dichtkunst ontwikkelen en ontvankelijk maken, over het geheel de mens harmonisch stemmen, zijn fantasie bezielen en verheffen. Trouwens alle hooggestemde en zogenaamde romantische gevoelens worden door deze planeet op een wijze die hiermee in overeenstemming is tot leven gewekt.
Hoofdstuk 45: De wereld van Miron, het geheim van het achtste vertrek – Het geestelijke als grondoorzaak en drager van de gehele schepping - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Je verklaring van datgene wat je in de betreffende scène hebt gezien was juist en waar in alle opzichten, alhoewel je nog niet het volle inzicht hebt. Wat je echter nog ontbreekt, zal je in het derde tafereel door de oneindige genade van de Heer worden gegeven. Let daarom nu weer op; in dit tafereel zul je de meest ongehoorde verschijnselen te zien krijgen en daarnaast de juiste aanschouwing van de meest wonderbaarlijke wegen van de Heer, waarop Hij zijn kinderen voert naar het enige grote doel van alle heil en leven! Let nu op, dit belangrijke derde tafereel begint nu!'
Hoofdstuk 83: Martinus' verlangen naar de Heer - De vissen in de zak – Het sorteren van de vissen - De kelk, het vat van genade en andere analogieën - Het begin van de verlossing van Martinus' geest - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...