Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15547 resultaten - Pagina 5 van 1037

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[15] Nu werd de Jood ontstemd en ging weg naar zijn andere genoten, waaraan hij alles vertelde wat hij van Mij gehoord had. Zij schudden hun hoofden en zeiden: 'Vreemd! Hoe kan deze mens dat weten?' - Ik verliet echter die plaats en ging met de Mijnen in een kleine herberg buiten de stad en bleef daar enige dagen.
Hoofdstuk 15: De tekenen die doden. Herberg buiten Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Wat betekenen dan vervolgens de wisselaars en hun geldzaken? -Deze duiden in de mens op alles, wat er naar buiten komt uit de al geheel dierlijk geworden eigenliefde van de mens; want het dier houdt alleen van zichzelf en een wolf vreet, als hij honger heeft, zijn soortgenoten op. Deze 'wisselaars' ofwel deze dierlijke eigenliefde moet, zoals beschreven, ook met veel pijnlijk geweld uit de mens verdreven worden, en alles wat deze liefde in leven houdt moet omvergegooid en verstrooid worden!
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Wat is dan de betekenis van de duivenverkopers in het binnenste van de tempel, die ook naar buiten en naar hun oude oorspronkelijke plaatsen terug moeten?
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] En daarom worden de duivenverkopers verwezen naar de plaats waar ze thuishoren, ten teken dat de mensen alle uiterlijke deugden niet tot iets geestelijks moeten verheffen, waardoor de edele mens verlaagd wordt tot een sprekende pop. Parallel daaraan moeten in ruimere zin alle uiterlijkheden, en in engere zin al de voorvechters van deze uiterlijkheden, die hun waren tot innerlijke levensbehoeften trachten te verheffen, door Mij, op een wat vriendelijker manier, uit en naar hun juiste plaats worden gestuurd.
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] 'Bij jullie wel, maar bij Mij niet!', zeg Ik, - 'Mozes schreef voor, dat je je ouders moet liefhebben en eren; jullie zeggen echter en de priesters gelasten zelfs: Wie in plaats daarvan offert in de tempel, is zelfs beter af, want daarmee koopt hij zich vrij van het gebod van Mozes. Maar als er dan iemand naar jullie toekomt en zegt: ' Jullie zijn godloochenaars en ellendige bedriegers, want je heft de wet van Mozes op door een voorschrift van jezelf ter wille van je hebzucht, en daarmee kwel je de arme mensen' -kijk dan heeft die mens volgens jullie een misdaad begaan en dan lever je hem op de deurdrempel uit aan het gerecht. - Zeg eens, heeft deze waardige mens dat wel verdiend, of zijn jullie tegenover Mozes niet veel grotere misdadigers?'
Hoofdstuk 15: De tekenen die doden. Herberg buiten Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Daarom mag de Heer zich nog niet toevertrouwen aan zo'n met geweld gereinigd mens, want Hij alleen weet wat nodig is voor een volledige vernieuwing van de innerlijke mens. Daarom gaat de reiniger weer uit de tempel en komt alleen maar, alsof het toevallig gebeurt, van buiten af naar het innerlijk van de mens. Hij gaat niet in op de eisen van de mens, dat Hij bij en in hem zou moeten blijven en hem zou moeten ondersteunen in de traagheid, integendeel, de mens moet geheel zelfstandig worden en daardoor een volmaakt mens worden, zoals dat in het derde hoofdstuk van het bijbelse evangelie van Johannes wat van meer dichtbij getoond wordt.
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Dan zeg Ik: 'Zeer zeker niet! Want er kwamen, zowel overdag als 's nachts, uit alle lagen van de bevolking massaal mensen uit de stad naar Mij toe. De armen kwamen meestal overdag, de machtigen, voornamen en rijken echter meestal 's nachts, want die wilden aan hun kennissen niet laten merken, dat ze zwak en onzeker waren.
Hoofdstuk 17: De slaapwandelaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Degenen, die 's nachts naar Mij toekwamen, wisten dat wel en verlangden van Mij ook zulke tekenen, maar daarop gaf Ik steeds ten antwoord: 'De dag heeft twaalf uren en de nacht heeft er ook twaalf. De dag is bestemd voor het werk, de nacht voor de rust. Degene, die overdag werkt, stoot zich nergens aan, maar degene, die 's nachts werkt, stoot zich gemakkelijk, want hij ziet niet waar hij zijn voet neerzet'.
Hoofdstuk 17: De slaapwandelaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Daarop zei Ik dan: 'Ik wil niet in een plaats wonen, waar voor de poorten van de opgeblazen bewoners lansknechten op wacht staan, die alleen de prachtig uitgedosten binnenlaten en de armen genadeloos afwijzen, en waar men, als men een vreemd gezicht heeft of niet schitterend genoeg gekleed is, in iedere straat minstens zeven keer aangehouden en gevraagd wordt naar naam, herkomst en reden van aanwezigheid. Daarbij houd Ik alleen maar van wat voor de wereld klein is en door haar veracht wordt, want er staat geschreven: 'Wat voor de wereld groot is, is voor God een gruwel!'
Hoofdstuk 17: De slaapwandelaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Nu was er een mens uit de Farizeeën, zijn naam was Nicodémus, een overste der Joden. Joh. 3:1) In de voorlaatste nacht van Mijn oponthoud in de omgeving van Jeruzalem, kwam een zekere Nicodémus eveneens 's nachts naar Mij toe, omdat ook hij een voornaam iemand uit Jeruzalem was; want ten eerste was hij een Farizeeër, wat in ambt, waardigheid en aanzien ongeveer gelijk staat aan een huidige kardinaal in Rome, en ten tweede was hij als een van de rijkste notabelen van Jeruzalem tevens in deze stad de overste der Joden; hij was de hoogste burgemeester van de stad, en hij was aangesteld door de machthebbers in Rome.
Hoofdstuk 18: Het onbegrip van Nicodemus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] (Deze kwam 's nachts naar Jezus en zei tot Hem: 'Meester, wij weten dat U van God bent gekomen als leraar, want niemand kan de tekenen doen, die U doet, tenzij God met hem is.' Joh. 3:2) Deze man kwam dus als burgerlijk leider van Jeruzalem zelf ook 's nachts naar Mij toe en zei al meteen tegen Mij: 'Meester! Vergeef mij, dat ik zo Iaat in de nacht tot U kom en U stoor in Uw rust; maar omdat ik hoorde dat U deze omgeving al morgenochtend zult verlaten, voelde ik mij verplicht om U mijn verschuldigde eerbied te komen betuigen. Want ziet U, ik en verscheidene van mijn ambtsgenoten weten nu, nadat wij Uw daden geobserveerd hebben, dat U als een hele echte door God gezonden profeet naar ons toe bent gekomen! Want de tekenen, die U doet, kan iemand alleen maar doen als Jehova met hem is! Omdat U dus een kennelijke profeet bent en moet zien hoe slecht het met ons gesteld is, terwijl ons toch door Uw voorgangers het Godsrijk beloofd is, zou ik het erg op prijs stellen als U mij zoudt willen zeggen wanneer dat komen zal, en gesteld dat het komt, hoe men zich dan moet gedragen om daaraan deel te hebben?'
Hoofdstuk 18: Het onbegrip van Nicodemus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] ('En niemand vaart op naar de hemel, dan Hij die uit n de hemel is neergedaald, namelijk de Zoon des mensen, die in de hemel is. En zoals Mozes in de woestijn een slang had verhoogd, zo moet ook de Mensenzoon verhoogd worden, opdat allen, die in Hem geloven, niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben!' Joh. 3:13-15) 'Zie, niemand stijgt naar de hemel dan alleen Degene, Die uit de hemel is afgedaald, namelijk de Zoon des mensen, die altijd in de hemel is. En zoals Mozes in de woestijn een slang verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat allen die in Hem geloven niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben! Zeg eens, kunt u dat begrijpen?'
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Als het ene echter zuiver goddelijk is, dan moet het andere ook goddelijk zijn of ik het nu begrijp of niet! Overdenk ik echter op een wat wereldse manier de stelling: 'Niemand stijgt op naar de hemel, dan alleen Degene, die uit de hemel is neergedaald!' - want dat zou namelijk de Mensenzoon zijn, die voortdurend in de hemel is - dan weet ik het niet meer! Beste Meester, sinds Henoch en Elia heeft stellig geen aards mens het geluk gehad om zichtbaar op te stijgen naar de hemel; wordt U misschien de derde!'? En als U misschien de derde worden zou, had dat dan wel nut voor al die andere mensen die, omdat ze niet uit de hemel afgedaald zijn, ook nooit in de hemel kunnen komen?!
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Beste Meester, voor zo'n Rijk van God op aarde voelen de arme aardwormen, die in ieder opzicht belachelijk genoeg -mensen -heten, niets! Wie weet niet dat het zo is en altijd al zo was? Een of zelfs drie zwaluwen maken nog geen zomer! Wat had Henoch en wat had Elia ervoor gedaan, dat ze van de aarde naar de hemel werden opgenomen? Uit de aard der zaak niets wat ze al niet als deel van hun hemelse persoonlijkheid hadden meegekregen! Daarom was het geen verdienste van hen en zijn ze volgens Uw huidige verklaring alleen maar van de aarde in de hemel opgenomen omdat ze, net als U, eerst uit de hemel naar de aarde zijn afgedaald!
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Daarop antwoordde Ik: 'Mijn vriend, u bent nog niet rijp genoeg dat Ik u het tijdstip, de dag en het uur kan zeggen! Zie, zolang de nieuwe wijn niet behoorlijk is uitgegist, blijft hij troebel en als u hem in een kristallen beker doet en dan de beker tegen het zonlicht houdt, dan zal zelfs dat onovertroffen licht niet door de vertroebeling van de nieuwe wijn heen kunnen dringen, en precies zo gaat het met de mens. Als hij niet behoorlijk uitgegist is en door het gistingsproces al het onreine uit zich verwijderd heeft, kan het hemelse licht zijn wezen niet doordringen. Ik zal u echter toch iets meedelen; als u het begrijpt dan zult u voor u zelf vast kunnen stellen, wanneer het gebeuren zal! Luister dus naar Mij!'
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...