Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9982 resultaten - Pagina 5 van 666

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[8] Aan de andere oever van de Nijl zagen wij een complete Egyptische kudde schapen vluchten voor de hen achtervolgende, giftige emigranten en hun herders vluchtten met de kudde. De herders schreeuwden ontzettend, maar ontkwamen toch over een Nijlbrug; maar de kudde leed schade, - want heel wat lammeren werden door de grote beesten ingehaald en opgegeten. Ook waren er aan de andere oever grote aantallen konijnen die dit onverwachte bezoek ook zeer ongelegen kwam, want een aantal jongen werd door de kruipende beesten opgegeten.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Maar de drie laatste maanden van het jaar, voor de regenmaand komt, is het bij ons wel het verschrikkelijkst, want dan komen de vurige onweders. Het wordt ontzettend zwoel. Wolken als reusachtige vlammenzuilen komen van achter de bergen omhoog en bedekken tenslotte de hele lucht en talloze bliksems begeleid door de vreselijkste donderslagen stromen uit het grauwzwarte hemeldek en brengen grote ontsteltenis onder mensen en dieren. Zij richten weliswaar weinig schade aan omdat ze merendeels hoog in de lucht exploderen, maar het is en blijft desondanks geen pretje vaak veertig dagen lang dit gedreun, gebrulgesis en gedonder dag en nacht zonder ophouden aan te moeten horen en daarbij ook nog behoorlijk bang te moeten zijn door de bliksem die vaak te dicht bij de aardbodem komt, deerlijk verbrand te worden, -wat zo nu en dan wel gebeurd is, vooral met die mensen die in die tijd hun lichaam niet heel zorgvuldig met vet insmeren.
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Deze Moren behoren echter allen tot degenen die moeilijk aanvaarden; maar wat zij eenmaal aanvaard hebben is hun bezit, en zij zullen steeds licht blijven geven tot aan hun laatste nakomelingen, zoals de sterren in de Orion en zoals Sirjezc (Sirius) in de grote ruimte.
Hoofdstuk 199: Over langzaam en snel begrip van de waarheidsleer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Wel, zij kwamen op een heel slimme gedachte! Zij nietselden uit steen deels zeer grote en later ook heel kleine doodskisten, waarin hoogstens een, twee tot drie lijken voldoende ruimte hadden. Iedere kist kreeg een naar verhouding groot en zwaar deksel. Als dan in zo 'n kist een of meer lijken werden gelegd, nadat zij eerst met Mum (Muma, ook mumie, betekent aardhars, aardbalsem) goed gebalsemd werden, werd het deksel gloeiend heet gemaakt en de kist werd met het gloeiend hete deksel zogezegd voor eeuwige tijden afgedekt. Daardoor droogden de lijken in de kist helemaal uit, en als het deksel erg groot en heet was, verkoolden zij ook vaak of verbrandden tot as.
Hoofdstuk 203: De zeven reuzen en de sarcofagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Als de zon een totaal duistere klomp zou zijn, wat zij ondanks haar omvang net zo goed zou kunnen zijn als zwart kalksteen, zou zij geen natuurlijk leven op de werelden veroorzaken. Maar haar inwendige, grootse, voor jullie begrippen weliswaar nog onbegrijpelijke organische inrichting is zo gevormd en geaard, dat zich in haar inwendige voortdurend een reusachtige hoeveelheid fijne luchtsoorten moet ontwikkelen. Daardoor wordt het ontzettend grote zonnelichaam in de eerste plaats gedwongen om zijn as te draaien, zodat er een voortdurende wrijving ontstaat tussen de grote zonneatmosfeer en de daarop rustende ether, waardoor in de tweede plaats de activiteit van de in de grote zonneatmosfeer aanwezige, ontelbaar vele natuurgeesten steeds opnieuw wordt opgewekt, welke activiteit zich dan zodanig meedeelt aan de in de ether aanwezige natuurgeesten, dat deze, omdat ze uiterst beweeglijk zijn, ogenblikkelijk over een afstand van meer dan tweehonderd duizend veldwegen gaans *)(*10 veldwegen = I mijl 400.000 : 10 = 40.000 mijlen = snelheid van het licht per sec. )(1 Duitse mijl = 7,5 km.), in een rechte lijn vanaf de zon gerekend, eveneens geactiveerd worden, en in ieder daaropvolgend ogenblik zo 'n zelfde afstand steeds maar verder en verder, tot op een voor jullie onmeetbare afstand van de zon.
Hoofdstuk 219: De werking van het zonlicht. Het menselijk oog. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Maar laten we het niet hebben over de verhoudingen die hier aan déze kant heersen, want die zijn de vrucht van de verdorvenheid van de ziel, die we nu grondig kennen, maar laten wij ons eens richten op de meer dan ijzingwekkende gevolgen in het toekomstige, grote hiernamaals! De haren rijzen te berge alleen al bij een serieuze gedachte aan de meer dan afgrijselijk erbarmelijke toestand waarin zo'n verdorven ziel terechtkomt! Welke vloek is kleurrijk genoeg om dat door een menselijke mond te laten beschrijven?! Slechts de grootste kwellingen van het vuur, dat in de ziel zelf woedt, kunnen haar door middel van een onbeschrijfelijk gevoelige les in een wat draaglijker toestand brengen, waarvoor altijd meteen zoiets als een eeuwigheid, in de tijd gezien, nodig is! Hoe ontzettend veel zielen zullen dus vanaf nu, over myriaden jaren pas goed in de diepste en ijzingwekkendste ellende terechtkomen, om het pas weer na nogmaals myriaden aardse jaren maar net een haartje vrijer en zodoende draaglijker te krijgen!
Hoofdstuk 242: Schijnbare onrechtvaardigheden bij het leiden van zielen hier en aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Zo'n Urkaen nog meer een gehele hulsglobe zijn bijgevolg reeds respectabel grote dingen, en zo'n grote menselijke vorm der geschapen werelden is nog onbeschrijfelijk veel groter! Maar wat is hij vergeleken bij de eeuwige, oneindige ruimte? Zoveel als niets! Want alles wat noodzakelijkerwijs begrensd is, ook al is het voor jullie begrippen op zichzelf nog zo eindeloos groot, is in verhouding tot de oneindige ruimte zoveel als niets, omdat het daarmee in totaal geen berekenbare verhouding gebracht kan worden.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Mathaël, jij kent de sterrenbeelden van de oude Egyptenaren goed, en Regulus in de grote Leeuw is je welbekend! Wat zie je er van? Een schemerig puntje, en toch is hij daar waar hij zich in de ruimte bevindt zo'n grote zonnewereld, dat een bliksem die toch in vier ogenblikken een afstand van 400.000 veldwegen * (* I veldweg = ongeveer 1/4 uur en iets meer. 10 veldwegen = I Duitse mijl. 400.000:10--40.000 d.mijl=beweging van het licht per seconde. Noot van Jakob Lorber. (I d.mijl=7 ,5 km, dus 40.000 mijl=300.000 km; zie "Robert Blum", deel 2, hfdst. 299,8; de uitg.) aflegt, volgens de jou, Mathaël, welbekende oude Arabische cijferindelingen meer dan een triljoen aardse jaren nodig zou hebben om de afstand van zijn noord tot aan zijn zuidpool af te leggen! Zijn eigenlijke naam is Urka of liever Ouriza (de eerste, of het begin van de schepping van aeonenmaal aeonen zonnen en een bijna eindeloos grote, omhulsde scheppingsglobe); zij is de ziel of het centrale zwaartepunt van een hulsglobe, die echter op zichzelf slechts één zenuw vormt van de grote menselijke vorm der geschapen werelden, waarvan deze denkbeeldige, grote mens er zoveel heeft als het zand en het gras van de gehele aarde, -maar toch vormt deze grote menselijke vorm eigenlijk alleen maar één scheppingsperiode van het begin tot aan de geestelijke voltooiing.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Het verschil tussen de uitstralende levenssfeer van een ziel als zodanig, ook al is deze nog zo volmaakt, en de uitstralende levensether van de geest is dus zoals heel gemakkelijk te begrijpen is, eindeloos en onuitsprekelijk groot, en jullie zullen nu wel enigszins beginnen te vermoeden hoe het een geest dan zo ongeveer mogelijk is, zich met zijn gevoel, zijn denken, zijn wil en zijn uitwerking over een onbeperkt grote afstand te verplaatsen, ja de gehele oneindigheid als zodanig te doordringen, omdat hij in de gehele, eeuwige oneindigheid volkomen ononderbroken op alle punten van de gehele, eeuwige ruimte onverminderd een en dezelfde is.
Hoofdstuk 256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] En daarom heeft deze scheppingsperiode, ten opzichte van alle andere, het door jullie nog lang niet duidelijk genoeg besefte voorrecht, dat zij in de gehele eeuwigheid en oneindigheid de enige is waarin Ik Zelf de menselijke, vleselijke natuur helemaal heb aangenomen en Mij binnen de gehele, grote scheppingsmens, binnen deze hulsglobe, in dit gebied waar Sirius de centrale zon is, uit de tweehonderd miljoen hem omcirkelende zonnen nu juist deze, en van de vele aardbollen, die haar omcirkelen nu juist deze, waarop wij ons nu bevinden, heb uitgekozen, om daarop Zelf mens te worden en jullie mensen uit te verkiezen als Mijn ware kinderen voor de gehele oneindigheid en eeuwigheid, zowel voor als achterwaarts. En als jij, Mathaël, als een van de bekwaamste rekenaars, dat goed in het oog houdt, zal de eeuwigheid en de oneindigheid van de ruimte je niet meer zo erg drukken.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Stel je eens alle enorme bewegingssnelheden van de hemellichamen voor, zoals Ik die jullie al bij een eerdere gelegenheid voldoende heb uitgelegd, dan zullen jullie al gauw ontdekken dat de aan jullie verkondigde uiterst grote bewegingssnelheid van de centrale zonnen, ook al wordt deze aeonenmaal vergroot of tot de aeoonste macht verheven, een ware slakkengang is vergeleken bij de snelheid van de geest, omdat zij voor het afleggen van een zeer grote afstand in de ruimte toch altijd, afhankelijk van de afstand, een bepaalde tijd nodig hebben, terwijl voor de geest iedere nog zo onmetelijke afstand gelijk is; want voor de geest is 'hier' en het nog zo onmetelijk ver daarvandaan gelegen 'daar' één, terwijl voor iedere andere beweging het verschil in afstand in de ruimte wezenlijk veel uitmaakt.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Maar zo is het niet met de uitstralende levenssfeer van de geest. Die is als de ether die de gehele, eindeloze ruimte in gelijke mate vervult. Zodra de geest dus eenmaal als hij vrij in de ziel doorbreekt en in beweging komt, wordt ook zijn uitstralende levenssfeer op datzelfde ogenblik eindeloos ver geactiveerd, en zijn zien, voelen en werking reikt dan zonder de minste beperking net zo eindeloos ver naar buiten als de ether, die tussen en in de scheppingen de ruimte volledig vult; want deze ether is -onder ons gezegd -eigenlijk geheel identiek met de eeuwige levensgeest in de ziel, welke slechts een verdicht brandpunt is van de algemene levensether die de gehele oneindigheid vervult. En wanneer de levensgeest, uitstralend uit de ziel, met de vrije ether van de ruimte in kontakt komt, verenigt zich zijn voelen, denken en zien ogenblikkelijk met de oneindige, vrije levensether en gaat zonder af te zwakken tot in de eindeloze verten, en wat de grote levensether in de eindeloze ruimte, terwijl het alles omstroomt en doordringt, overal voelt, ziet, denkt, wil en bewerkstelligt, dat voelt, ziet, denkt wil en veroorzaakt dan ook op hetzelfde ogenblik de afzonderlijke geest in de ziel; en dat ziet, voelt, denkt, wil en veroorzaakt dan ook de ziel zolang zij door haar geest doordrongen wordt en de geest in verbinding staat met de hem zeer nauw verwante, oneindige en algemene, vrije levensether in de ruimte.
Hoofdstuk 256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Marcus keek rond en werd helemaal verlegen bij het zien van alles wat daar in een oogwenk ontstaan was. Rechts van het oude huis in noordoostelijke richting stond een kant en klaar uit bakstenen opgetrokken fraai huis, dat zich met de zuidoostelijke voorkant bijna tot aan de zee uitstrekte. Het had een verdieping met een comfortabele omloop rondom het hele huis en op de begane grond bestond het uit een ruime keuken, een grote voorraadkamer en verder uit achttien vertrekken, waarvan vijf woonkamers en daarachter dertien grote vertrekken voor allerlei agrarische doeleinden, zoals bergruimten voor allerhande graan, vlees, voor vruchtengroenten, voor peulvruchten en wortelgewassen. In een grote ruimte bevond zich een met wit marmer bekleed waterbekken, dat ruim twintig kwadraatklafters* (* 1 klafter = 1.90 meter (oude Duitse maat)mat en over het geheel gemiddeld zes voet water kon bevatten; het water stond nu echter maar vier en een halve voet hoog, wat voor het bewaren van edelvissen diep genoeg was.
Hoofdstuk 4: Het nieuwe huis van Marcus, een wonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Als iemand na ruim een uur trappenlopen door onderaardse gangen eenmaal boven op de berg is aangeland, dan kan zijn oog niet genoeg krijgen van de grote natuurpracht die hij daar ontwaart. De ruimte daar boven is meerdere honderden morgens groot en men ziet er zeer weelderig aangelegde tuinen. In het midden van de hoogvlakte bevindt zich ook een meer, dat ongeveer twee morgens groot is en dat weliswaar niet erg diep is, maar zeer zuiver, aangenaam smakend water bevat en alle inwoners van de grote, heilige bergstad ruimschoots voorziet van hun onmisbare element.
Hoofdstuk 29: Roclus vertelt over de residentie van de opperpriester van - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Als men zich als ervaren denker daartegen verzet, heet het: Een god moet er zijn, 't geeft niet wat voor gezicht hij heeft; een goddelijk waardig of ontzettend grotesk dom, dat is over het algemeen hetzelfde voor de totaal blinde mens! Maar is dat ook voor een ontwikkeld zuiver verstand hetzelfde? Ik geloof het niet, want een zuiver verstand baseert zich op een mathematisch juiste, logische orde en kan zich ondanks alle dwang nooit voorstellen, dat een meester wiens bijzonder kunstige, ordelijke werken getuigen van grote kennis en gedegen ervaring die hij moet hebben bezeten om zulke schitterende en buitengewoon ordelijke, vernuftige werken tot stand te brengen, nog veel dommer en stompzinniger geweest zou zijn dan de allerdomste vis in het water!
Hoofdstuk 30: Roclus bekritiseert de Indische en joodse religie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...