Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8736 resultaten - Pagina 5 van 583

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[4] (Onze vaderen hebben op deze berg God aanbeden; en u zegt dat in Jeruzalem de plaats is waar men God moet aanbidden.' Joh. 4:20) Ik weet wel dat in dit geval God alleen maar helpen kan; maar hoe en waar moet men Hem dan daarvoor aanbidden? Onze vaders zeggen dat men op de berg Garizim, waar de eerste aartsvaders God al aanbeden hebben, God moet aanbidden. De Joden zeggen echter dat Jeruzalem de juiste plaats is om God te aanbidden. Omdat u echter duidelijk een profeet van God bent, zeg me dan eens, waar men eigenlijk God moet aanbidden om verhoord te worden. Want zoals u ziet ben ik nog jong en de mensen zeggen dat ik een heel mooie vrouw ben; het zou toch iets verschrikkelijks zijn als ik tijdens mijn leven al door de wormen opgevreten zou worden! O, ik arme slechte vrouw!'
Hoofdstuk 27: Het echte aanbidden van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Daarop zeg Ik: 'Hoor Mij goed aan en begrijp wat Ik je zeg! - Waarom twijfel je en beef je? Denk je dat God ook zo ontrouw aan Zijn beloftes is als de mensen onderling zijn?!'
Hoofdstuk 27: Het echte aanbidden van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] ('Maar de tijd komt, en is er nu al, waarin de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid; want de Vader wil Zelf dat de mensen Hem zo zullen aanbidden.' Joh. 4:23) Ik zeg: 'Je hebt Mij nog steeds niet begrepen. Kijk, God de eeuwige Vader is noch een berg, noch een tempel, noch de ark en hoort net zo min thuis op de berg, in de tempel of in de ark! Daarom zeg Ik je: De tijd komt en is nu al zichtbaar, waarin de echte aanbidders God de Vader in geest en waarheid aanbidden zullen; want de Vader wil Zelf van nu af aan, dat de mensen Hem zo zullen aanbidden!'
Hoofdstuk 27: Het echte aanbidden van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Waarop Ik hem antwoord: 'Maak je daarover maar niet druk! Want geloof Me, datzelfde zal ons lichamelijk en vooral geestelijk nog heel vaak overkomen, als wij door de dorst van onze liefde gedreven aan de deuren van de mensen zullen kloppen om een kruik te zoeken voor het scheppen van het levende water; maar wij zullen de harten afgesloten en leeg vinden! Begrijp je deze beeldspraak?'
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] De mannen voelen de ernst van de situatie en zeggen: 'Ja als dat zo is, dan is deze tijd werkelijk zeer ernstig en zeer belangrijk! Dan moeten we echter wel met meer mensen gaan en er moeten er ook een paar bij zijn, die de Schrift goed kennen; het is wel jammer dat al onze rabbijnen zich op de berg ophouden! Maar misschien kunnen we Hem overhalen een paar dagen in ons midden te blijven en dan kunnen zij Hem ook toetsen!'
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] (Toen gingen zij de stad uit en kwamen naar Hem toe, Joh, 4:30) Daarop nodigen ze nog meer mensen uit om met hen naar buiten te gaan naar de Jacobsbron, en zo gaat er een optocht van bijna honderd mensen, zowel mannen als vrouwen naar buiten om de Messias te zien.
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Intussen vermaanden de leerlingen Hem en zeiden: 'Meester eet nu toch!' Joh.4:31) Terwijl de grote schare uit de stad zich in de richting van de bron bewoog, vermaanden Mijn leerlingen Mij om nu eerst eens te eten! Want ze hadden gemerkt dat Ik niets at zodra ergens mensen tot Mij kwamen. Zij hadden Mij echter lief en waren bang dat Ik zwak en ziek zou kunnen worden. Want, hoewel ze wel wisten dat Ik de Christus ben, hielden ze Mijn lichaam toch voor zwak en gebrekkig en vermaanden Mij daarom dat Ik eten moest!
Hoofdstuk 30: De heiliging van de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] (Toen liet de vrouw de kruik staan en liep snel naar de stad en zegt tegen de mensen: ' Joh, 4:28)] Met vreugdetranen in de ogen laat de vrouw de kruik achter en gaat van de bron snel naar de stad, ze kijkt onder het gaan nog vele malen groetend naar, Mij om, want ze heeft Mij zeer lief. De vrouw komt bijna bulten adem in de stad en ontmoet daar een groep mannen, die, zoals op de sabbat gebruikelijk, in een schaduwrijke straat voor hun genoegen heen en weer wandelen. De mannen, die de vrouw wel kenden, vroegen haar schertsend: 'Nou nou, waarom zo'n haast? Waar is de brand?' De vrouw kijkt hen welwillend ernstig aan en zegt: 'U moet niet schertsen, beste heren, want onze tijd is ernstiger dan u kunt vermoeden!'
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] (Zeggen jullie zelf niet: 'Nog vier maanden, dan komt de oogst?' Zie Ik zeg jullie: 'Slaat de ogen op en aanschouwt het veld; het is nu reeds wit om te oogsten!' Joh. 4:35) 'Velen van jullie hebben akkers thuis, en zelf zeg je: 'Nog vier maanden en de oogsttijd begint en wij zullen naar huis moeten gaan en oogsten!. Ik zeg je echter: Doe je ogen beter open! Nu al zijn alle velden wit om te oogsten. Maar Ik bedoel niet deze natuurlijke velden, maar het grote veld, dat bestaat uit de gehele wereld, waarop de mensen als gerijpte tarwe staan, dat voor de schuren van God geoogst moet worden!.
Hoofdstuk 30: De heiliging van de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Mijn woord van het Rijk van God is de geestelijke sikkel. Dit woord komt eerst in jullie eigen harten en van daaruit over je tong naar de oren en in de harten van je medemensen en broeders. Deze sikkel geef Ik jullie om de mensen, je broeders, te oogsten voor het Rijk van God, het Rijk van de ware kennis van God en het eeuwige leven in God.
Hoofdstuk 30: De heiliging van de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De vrouw antwoordt: 'Ik heb in al die tijd heus niet zoveel gezondigd, als jullie tot mijn spijt nog steeds veronderstelt. Voordat ik met een man trouwde, heeft er nog nooit een man mijn lichaam aangeraakt; en nadat Ik getrouwd was, leefde ik geheel zoals dat voor een gehuwde vrouw behoort. Dat ik geen kinderen kreeg en dat ieder van mijn rechtmatige mannen, na gemeenschap met mij, weldra moest sterven, daar kon ik werkelijk niets aan doen. Daarvoor kan men niet mij, maar hoogstens degenen, die mij besmet hebben, aansprakelijk stellen. Nadat mijn vijfde man gestorven was en ik mijn hartzeer nauwelijks verdragen kon, heb ik besloten om nooit meer een man te trouwen. Maar na een jaar kwam, zoals jullie wel weten, een dokter naar Sichar met kruiden, oliƫn en zalven en genas veel mensen; ik ging ook naar hem toe, gedreven door mijn zeer voelbare nood, in de hoop dat hij mij kon helpen.
Hoofdstuk 31: Het echte ereteken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zei echter: 'ook al slapen de mensen, dan waakt toch de Heer, en de Heer zorgt voor alles, en degenen, die bij Hem zijn, behoeven er alleen maar voor te zorgen dat ze bij Hem blijven. Maakt u daarom gereed, zodat we deze Samaritaanse stad in kunnen gaan! Daar zullen we allemaal goed onderdak vinden. Deze vrouw hier, die Mij vanmiddag geen water wilde geven, heeft een ruim huis en zij zal ons, naar Ik meen, twee dagen onderdak niet weigeren.'
Hoofdstuk 32: De Heer ziet het hart aan. In Sichar en omgeving. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik antwoord: 'Je nam Mij in je hart op en dat hart is veel heerlijker dan je huis, dus zal je Mij ook wel in je huis op willen nemen, dat, net als deze bron, door Jacob voor zijn zoon Jozef gebouwd is. Maar we zijn met veel mensen. Je zult daarom voor twee dagen veel te doen en te zorgen krijgen; maar je zult er veel voordeel aan hebben!'
Hoofdstuk 32: De Heer ziet het hart aan. In Sichar en omgeving. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De vrouw zegt: 'Heer ook al waren jullie met tienmaal zoveel mensen, dan zouden toch, zover mijn middelen dat toestaan, allen bij mij zeer goed onder dak zijn! Want mijn huis is hier en daar wel zeer bouwvallig, maar het heeft veel schone vertrekken en is zo veel mogelijk ook aardig ingericht en wordt slechts door mij, mijn dokter en enige hulpen bewoond. Ik zeg U, o Heer, het huis is het Uwe, U alleen bent er de rechtmatige bezitter van, want U heeft het oudste recht daarop. Kom daarom, o Heer, en trek in Uw huis! Want van nu af aan is het geheel het Uwe en het zal van U ook steeds blijven met alles wat er in is!'
Hoofdstuk 32: De Heer ziet het hart aan. In Sichar en omgeving. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Maar haar dokter, die gelijk met haar ook uit de stad was gekomen, liep ons snel vooruit om met zijn dienaren voor Mij een goed onderkomen en een zo rijk mogelijk avondmaal in gereedheid te brengen. Toen hij echter het huis binnenkwam, kon hij zijn ogen haast niet geloven, want hij zag dat zijn mensen al bijna klaar waren met alles wat hij wilde laten doen. Hij vroeg hen heel verheugd, wie dan wel daarvoor opdracht had gegeven. Zij zeiden: 'Een goddelijk uitziende jongeman kwam en zei met zeer zachte stem: 'Doe dat, want de Heer, die weldra in dit huis zal komen, heeft dat allemaal nodig!' Toen we dat op die wonderbaarlijke manier hoorden zeggen, lieten we alles liggen en staan, en deden en doen nu nog wat deze buitengewone jongeman gebood. ,
Hoofdstuk 33: De dokter en de Samaritaanse wetgeleerden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...