Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1405 resultaten - Pagina 5 van 94

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[12] O vader, kijk, de zon heeft gelijk, als zij ons met haar eerste straal een dergelijke leer geeft! Want als wij tot onszelf inkeren en daar de grote, eindeloze ruimte van onze gedachten beschouwen en de nog grotere van onze gevoelens en dan pas de allergrootste, die van de liefde tot God, die beslist oneindig moet zijn omdat het daardoor voor ons pas mogelijk wordt de oneindige, eeuwige God te bereiken en zodoende lief te hebben, hoe kunnen wij dan het licht van de materie, omdat het zo'n grote plaats inneemt in ons vleselijke oog, bijna aanbidden en het voor heerlijk en groot houden, terwijl de eeuwige, grote, heilige Vader Zich door ons laat beminnen en in de liefde geheel open staat om Zich door ons te laten omarmen?!
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Of denken jullie in de grote bekrompenheid van je denkbeelden, dat indien je iets maakt en een aan beperkingen gebonden werk voortbrengt - zowel in tijd als in ruimte -, ook God, de Oneindige, evenals jullie tot beperkte denkbeelden in staat zou zijn?! O, wat een onhebbelijkheid tegenover de heiligheid van God!
Hoofdstuk 70: Henoch predikt over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Deze broeders en zusters zijn namelijk waardevoller dan een oneindige ruimte vol werel­den en zonnen.
Hoofdstuk 152: Toespraak van het Jezuskind bij de overname van de armen. Cyrenius als voorloper van Paulus. De val van Jeruzalem onder het zwaard van Rome voorspeld - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[4] Gij, mijn almachtige Heer, voor Wiens geringste wenk alle machten van de hele oneindige ruimte beven,
Hoofdstuk 246: Cyrenius vraagt om de zegen van het Kindje en krijgt een goddelijk antwoord. Nobel afscheidsgebed van Cyrenius. Het Kindje zegent hen die afscheid nemen en stelt hen gerust met de woorden: Waar uw hart is, daar is ook uw schat! - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[35] Het eigenlijke ware weerzien komt pas in het rijk Gods, dat is de hemel, die de gehele oneindige ruimte vult en derhalve overal aanwezig is, maar die ieder mens alleen via zijn hart kan bereiken. Maar omdat er tegenwoordig zoveel mensen op aarde zo materieel zijn ingesteld dat zij van de geestelijke toe­dracht van de dingen geen enkel idee hebben, en die hier over 'natuurgeesten' lezen en niet begrijpen wat dat zijn en waar ze uit bestaan, dient hierover nog een korte nadere toelichting te volgen.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[9] Maar ik merk dat er voortdurend aan mijn pontificale toga geplukt wordt. Wat zou dat toch zijn? Is er dan misschien toch een onzichtbare geest in mijn buurt, of doet de een of andere wind dat soms? Het is werkelijk heel eigenaardig in deze oneindige woestijn, want je kunt lopen waar je wilt, je blijft toch eeuwig helemaal alleen. Je kunt roepen, schreeuwen, schelden, opspelen en vloeken -of bidden tot wie je maar wilt, er gebeurt helemaal niets en je blijft voor en na helemaal alleen! Het zal al wel enkele jaren geleden zijn dat ik op aarde gestorven ben, en wel op een heel pijnlijke, uiterst onaange­name manier en nu ben ik even onaangenaam alleen, met niets anders dan die kale woestijn onder mijn voeten! Ruimte heb ik hier wel, dat is weer een waarheid, maar waar ik ben, wat er in de toekomst van mij zal worden -zal ik eeuwig ver­der leven of toch eenmaal volledig vergaan -, dat is een onop­losbaar raadsel.
Hoofdstuk 8: Een paus verlaat deze aarde - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[22] Ach, wat is het toch belachelijk! Nu ben ik gestorven en toch leef ik nog -als een gefopte ezel! Het raarste van de hele zaak is, dat het mij nu voorkomt alsof het volstrekt onmoge­lijk is om ooit te kunnen sterven! Maar waar is de aarde nu toch heen geglipt -en mijn goede vrienden? Ik zie weliswaar niets en hoor ook niets, behalve alleen mijzelf, maar ik ben ondertussen bij het volste bewustzijn, en mijn herinnering is heel helder en reikt tot ver voorbij mijn verblijf in de moe­derschoot. Het is werkelijk eigenaardig! Zou de godheid mij soms willen tonen, dat ze tot meer in staat is dan ik in mijn laatste uren van haar verwacht heb? Of leeft mijn lichaam nog op het allerlaatste moment van zijn vernietiging en lijkt mijn leven nu op het nagloeien van die zonnen, die triljoenen jaren geleden zijn uitgedoofd en alleen nog voortleven in de uitstraling van hun licht door de oneindige ruimte?
Hoofdstuk 3: Een geleerde neemt afscheid van deze wereld - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[2] Een broeder van Garbiël liep achter hem en zei heel zacht tegen Garbiël: 'Luister broeder! Wanneer ik nu deze niet ontelbare sterren bezaaide hemel zie en wij weten nu reeds allen van Seth en Enos en ook heel duidelijk van Henoch dat deze sterren louter onbegrijpelijk grote, lichtende hemellichamen zijn, - broeder, en wanneer deze verhelderende gedachte mij zegt: 'Besediël, kijk, daar vooraan loopt de Schepper van al deze talloze en mateloos grote wonderen, de almachtige, meer dan heilige Schepper! Eén heilige gedachte van Hem en de eindeloze ruimte zal onmiddellijk leeg zijn, begraven in zijn eigen eeuwige, oneindige nacht; en wederom een heilige gedachte van Hem, die daar vooraan loopt, en nieuwe heerlijke scheppingen lullen schitterend stralen door de grote ooreindigheid!', - o broeder, wat voor een onuitsprekelijk gevoel overweldigt dan mijn hart!
Hoofdstuk 53: Op weg naar de hoogte. Besediëls stille bespiegelingen van de natuur en zijn uitlatingen over het wezenlijke menszijn van de Heer. Garbiëls goede beantwoording - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[29] En toen je dat tegen Mij zei, herinner je je nu weer, hoe er ook uit jouw ogen een traan viel en Ik die traan zegende en zei: `Lieve broeder van Mijn eeuwige, oneindige liefde, zie, door deze traan van jou zal deze zon, deze eerste en grootste, bevrucht zijn, opdat eens vanuit haar de gehele eindeloze ruimte gevuld zal worden met aan haar gelijke kinderen zelfs tot daar waar het eeuwige vuur van Mijn Godheid een eeuwige aanvang neemt'?!
Hoofdstuk 61: De misstap van Sehei. Abedams grote getuigenis over Sehel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[7] Zie, dat is de eeuwig stralende ring in je hart, dat je nu leeft vanuit Mijn liefde in je! Want Mijn liefde in het hart van Mijn kinderen is een kring, die zich steeds verveelvoudigt en tot in het eindeloze vergroot; en die kringen die ontstaan zijn door deze eeuwige verveelvoudiging van die ene kring, hangen aan elkaar als de schakels van een ketting of als de windingen van een slakkenhuis, waar iedere winding groter wordt en ruimer en vrijer en niet iedere winding dichter en dichter, en steeds dichter de grote uitmonding in de eeuwige, oneindige ruimte nadert; dat is in de geest de allerhoogste volmaakte genieting van Mijn eeuwige, oneindige vaderliefde en alle genade en wijsheid vanuit die liefde.
Hoofdstuk 71: De verklaring van het door Juribaël geschouwde door Abedam de hoge. Het levensgeheim van de deemoed en de liefde tot God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[17] Want al gauw na de heilige opdracht, dat wij in ons innerlijk moesten schouwen, verdween de aarde en de gehele zichtbare hemel en ik zweefde alleen in het midden van een oneindige, eeuwige ruimte. Lang tuurden mijn ogen in de oneindige diepten der eeuwigheden; maar deze inspanning was tevergeefs, want zelfs ieder stofdeeltje was in de een of andere afgrond van de oneindigheid weggezonken.
Hoofdstuk 78: Het visioen van de reus Rudomin. De grootsheid van de mens als kind van God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[18] Alleen ikzelf zweefde hier in de heilige duisternis van de oneindige, eeuwige ruimte zonder ondersteuning van het een of andere hemellichaam!
Hoofdstuk 78: Het visioen van de reus Rudomin. De grootsheid van de mens als kind van God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[25] En ik werd opgeheven. Al die dingen zweefden als glinsterend zand voor mijn ogen; er kwam uit mij een machtig licht tevoorschijn en de oneindige ruimte werd daarmee gevuld.
Hoofdstuk 78: Het visioen van de reus Rudomin. De grootsheid van de mens als kind van God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[20] Laat Mij Me daarom verblijden aan je hart; want nu ben Ik niet meer alleen in de wijde oneindigheid! Ik heb omwille van een broeder niet voor niets de oneindige ruimte gevuld met talloze wezens van allerlei soort, Ik heb niet voor niets talloze geestenscharen uit Mij in het leven geroepen!
Hoofdstuk 93: Seths zorg voor de spijziging van alle aanwezigen. Abedams woorden over de daadwerkelijke naastenliefde. De belofte van de menswording van de Heer in de stam van Seth - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[20] Want Mijn gedachten vullen steeds de oneindige ruimte, die eeuwig is vanuit Mij; maar zij komen pas tevoorschijn waar en wanneer Ik hen met Mijn wil omvat en ze dan vasthoud.
Hoofdstuk 94: Seths deemoedige dank. Seth als `broeder' van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...