Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

122 resultaten - Pagina 5 van 9

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9
[40] En wat leert nu deze Stem? 'Weest voortaan uiterst barmhartig, dan zult Ge zelf ook grote barmhartigheid ondervinden! En vergeet de armen niet! Zij zijn allen Mijn Broeders! Wat je voor hen doet, dat doet Ge voor Mij, en Ik zal het U honderdvoudig vergelden! Zoek wat groots is: Mijn Rijk, dan zullen U tevens de kleinere waarden van deze wereld toevallen. Zoekt Ge echter de kleine dingen, dan zou het wel eens kunnen zijn, dat Ge de grotere waarden niet waardig geoordeeld wordt.'
Hoofdstuk 15: Gelovig commentaar - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[31] O vaderen, broeders en kinderen, groots weliswaar, ja onverdraaglijk groots zouden deze antwoorden zijn, - maar toch niet onmogelijk om te geven, hoewel onverteerbaar voor ons, wormen in het stof!
Hoofdstuk 25: Satans macht en Gods almacht. Henochs woorden op de sabbat - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[1] En Hored volgde aanvankelijk sprakeloos van vreugde, want deze ontmoeting van de kant van Abedam was voor Hored zo onuitsprekelijk heilig groots, dat hij zijn gevoelens niet tot uitdrukking kon brengen. Hij stierf gewoonweg van geluk; slechts de allergewilligste gehoorzaamheid bracht zijn ledematen tot leven.
Hoofdstuk 39: Het sabbatmaal op de morgenhoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[27] O broeder, zie, nu is echter de dood uit mij geweken. Wat voor groots heb je daardoor voor mij en zeker voor ons allen gedaan, dat je ons de voornaamste bron van onze dood onthuld hebt!
Hoofdstuk 56: Henochs aanwijzing hoe men in zijn eigen hart moet kijken. Het verschil tussen het verstandelijke licht en het licht van het hart. Wereldse liefde en eeuwige liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[12] Maar wanneer ik U 'Vader' noem, o heilige Vader, dan veranderen al die eerdergenoemde verhoudingen; gelukzalige vreugde omstraalt dan mijn hart en mijn geest beeft, ontroerd door een onuitsprekelijk groots vermoeden en in snij blijft dan slechts één machtig gevoel over en dat is de liefde, die enige zuivere in U geheiligde liefde, o Vader, ja, een heilige liefde, omdat zij alleen maar in staat is om enkel U, heilige Vader, te beminnen!
Hoofdstuk 70: Juribaëls woorden over de grootsheid van de mens als kind van God. Het visioen van Juribaël: de talloze, eindeloos groeiende kringen van de ene levenscyclus - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[6] En zie, zo heb Ik Mij in korte tijd een volk opgewekt waarvan tot op dit uur nog afstammelingen bestaan, - waar echter, daarover later! Welnu, toen zij nu zo goed voorbereid waren, liet Ik op de achtergrond een hooglied vol wijsheid en liefde voor hen klinken door middel van Meduhed; het werd daar reeds opgetekend en is nog heden ten dage voorhanden - waar echter, ook daarover later! Het luidde als volgt: Luistert allen, gij late kinderen van Mijn genade, hoe Ik u onthaal, luistert, hoe Ik u allen uitnodig aan Mijn grote gastmaal! Komt allen, die trouw van harte zijt hier in Mijn midden, en doet mede met 't gemeenschappelijk loven van Mijn naam, nog volgens d' oude zede, die Meduhed u zo vroom en trouw wist te leren, daar hij - als eerste - Mij in zijn hart heeft willen begeren! Neemt dus zijn goed en zinnig voorbeeld wel in acht; ziet zijn ogen, mond en oren, en zijn witte baard, zo zacht, als veilige tekenen van zijn vroom en zeer wijs spreken! O, dat toch jullie allen in dit alles hem geleken! Zodat ook gij straks worden kunt Mijn lieve, trouwe kinderen, die dat kwade slangen broed niet meer vermag te hinderen. Ziet, schoon spoelen van haar gruwelen zal Ik spoedig heel deez' aarde, der zondaren streven naar Mijn liefde zal dan blijken zonder waarde! Maar als gij van binnen trouwen vroom van hart zult blijven, zal Ik Mijn watervloeden graag aan u voorbij doen drijven! En als Ik straks Mijn toorn zal ontkluisteren van zijn banden, dan zult gij veilig zijn geborgen: Ik zorg voor hogere landen! Dan zullen op aarde alle geslachten klagen,en de 'groten' zullen geen hoongelach meer wagen. En als dan d'hoge watervloeden ruisend stromen over de bergen, zullen ze slechts weinig kinderen sparen: dat zijn Mijn liefdedwergen. Ja, zeer klein werden ze en heel veel minder waard; hun groot gebrek aan liefde heeft hen zeer ontaard! Ziet op dus naar Mijn licht-doorstroomde hemelzalen, Ziet Mijn sterren stralend van Mijn genâ verhalen. Ziet hoe de vlakten der aarde worden verlicht door de zon. Ziet hoe de maan haar begeleidt, welwillend van toen ze begon. Ziet alle werelden gehoorzamen aan Mijn wil. Doet gij ook zo dus al uw werken steeds heel stil. Ge wilt het wezen van de sterren geheel doorleven? Hoor! Ik zeg: de liefde zal het juiste antwoord geven! Als het hart volkomen zuiver op de liefde zal zijn gericht, zal Ik de fakkel van Mijn genade geven als een licht; daar leest een ieder dan gemak'lijk in fel en vlammend schrift, Gods naam in grote letters heel duidelijk gegrift. O gij, klein hart, in nauwe borstkas ingesloten, kendet gij de bron, waaruit zo groots ge zijt ontsproten..., dan zouden er geen vragen over de dode materie in u rijzen; ge liet ze, onbekommerd, dan graag zweven op hun eigen wijzen, wetend dat de Schepper Zelf van al deez' nietig kleine dingen..., onbeduidend vergeleken met een hart, dit steeds met liefde wil omringen. Dàt, wat voor zwakke mensenkinderen zo vaak als groot opdoemt, wordt door Mijn liefde daarentegen slechts zo klein genoemd! Want die dingen in de ruimten, ze zijn als niets zo klein... gelijkend mensenharten, die nog niet ontkiemd in liefde zijn! Houdt daarom niets voor groot dan slechts Mijn liefde trouw en, wat direct daarna komt: des zondaars waar berouw. Ik alleen ben groot, daar Mijn liefde en machtig besturen, en een vrije geest, die in de orde is gegrondvest, zal voortduren. Wat betekenen Mijn zonnen in hun onbekende banen?! Slechts dat ze u als al het andere, steeds uw zwakte manen! Wat zijn zij meer... in het licht van Mijn volmaakte Godheid...dan 't afgevallen hulsje van een zojuist ontpopte mijt? Stel dat g' eens tot in het centrum al dezer werelden in mocht keren... om daar dan het geruis te horen van hun snelle vluchten door de sferen... Om daar ook de sterkte te meten van aller zonnen felste licht... en d'almacht te verstaan, waarmee Ik al dat groots verricht... Zoudt ge ook dan nog nader tot Mijn grote liefde kunnen komen? Neen zeg Ik; aan vertwijfeling zoudt ge niet kunnen ontkomen! Zoudt gij ook kunnen besturen daar de grote hemelwagen? En hem - net als grote geesten - snel naar de sterren jagen? Kondt g'uit uw mond ook lichtende zonnen baren, zonder weeën? En hen onderdompelen - zoals Ik de Mijnen - in de golven van de zeeën? Dan nog zou al uw kracht, naast de Mijne, een vergelijk behoeven: ze is als zand en stof in oude leem - en steengroeven! Kijk op naar 's hemels blauwe randen, kijk over golven naar der zeeën verre stranden, maar geloof gerust, omdat Ik 't u zeg: grenzen zijn daar niet, waar men overdag zeeën van licht van de zon en 's nachts de sterren ziet! En heel de inhoud van uw grote zee is zelfs niet te vergelijken met slechts een druppel der daargindse 'kleinste' sterrenrijken. Richt daarom uw oog op Mij, de Grote, gij kleine mensenrij, en beperk uw weetgierigheid maar tot Mij. Heinde en ver, ja overal moet ge Mijn liefde zoeken! Laat uw blikken alom dwalen tot in de vreemdste hoeken! De tekenen van Mijn naam zult g' overal kunnen vinden; maar laat u dan ook door niets anders dan door Mijn liefde binden! Ja, zelfs het gras zal u over Mij verblijdend informeren, mits g'u maar onophoudelijk van Hanochs zonden afblijft keren! En als g' elkaar, als broeders nu, steeds trouw wilt blijven minnen, en in bedwang houdt voor elkaar uw ongeregeld' aardse zinnen, dan zal grote genade tot u komen van boven... en u zal getoond worden hoe men de Vader moet loven. Zo kniel dan neder op deez' aard', de moeder van uw zonden, schudt af het stof der slang, 't maakt dodelijke wonden! Dank Mij, jullie Redder, vol nieuwe vreugde in het hart en laat aan Mij gewijde tijd je nooit brengen tot enige smart! Laat de macht van Mijn liefde jullie diep in de harten raken, dan zal het licht van Mijn genade je tot nieuwe mensen maken!
Hoofdstuk 32: Het hooglied van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Zij luidden als volgt: 'God, Vader, eeuwige, allerzuiverste liefde, die heilig, heilig, heilig zijt! Wie kan U waardig en passend liefhebben, loven en prijzen?! Want alles wat U, o heilige Vader, ons geeft is te wonderbaarlijk groots en heilig!
Hoofdstuk 78: Het visioen van de reus Rudomin. De grootsheid van de mens als kind van God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[19] 'Lieve vaderen, broeders en kinderen, ik ga jullie nu vertellen hoe eindeloos groots het is, een kind van de grote, almachtige, eeuwige God te zijn, en wel vanuit het visioen van Rudomin en dat v in mijzelf en daarnaast dienen wij ook duidelijk de eigen uit onszelf voortkomende nietigheid te zien; dat is in het kort het op te lossen vraagstuk.
Hoofdstuk 82: De waardigheid en grootsheid, een kind van God te zijn - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[2] Nadat hij de Heer voor zoveel genade, liefde en erbarming gedankt had vroeg hij eveneens aan de Gever van alle goede gaven of hij voor het volk ook een lichtbaar teken moest oprichten ter herinnering aan deze zo grote dag van genade en erbarming, opdat het zich bij de aanblik daarvan altijd dankbaar zou herinneren wat voor groots Hij aan hem en het onder zijn leiding staande volk aan heerlijks en vaderlijks gedaan had.
Hoofdstuk 110: Het afscheid van Horadal en de zijnen. De afscheidswoorden van de Heer en Zijn aansporing tot liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[29] Als er iemand mocht vragen: `Hoeveel zandkorreltjes groot is de aarde en hoeveel dauwdruppeltjes bevat de hele, eindeloos grote zee en tenslotte, hoeveel sterren zijn er in de hele verre oneindigheid?', - zie, deze vragen, hoe eindeloos groots ze ook schijnen te klinken, zouden misschien al door een slechts enigermate diepzinnige cherubijn voldoende beantwoord kunnen worden! Ja, hij zou ons hoogstwaarschijnlijk het zand van de aarde op zo'n manier voorrekenen, dat horen en zien ons daarbij verging en zou ons de dauwdruppeltjes van de zee op zo'n manier tonen, dat wij al heel gauw allen uit zouden willen roepen: `Verschoon ons van je grootse antwoord; want wij hebben aan een druppeltje al meer dan genoeg!'
Hoofdstuk 25: Satans macht en Gods almacht. Henochs woorden op de sabbat - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[24] Dit meisje heeft in de laagte meer geleden, dan ooit een mens geleden heeft; maar eens zal zij een vergelding krijgen die zo groots is, dat de gehele oneindigheid daar met de grootste eerbied voor zal terugdeinzen!
Hoofdstuk 114: Adams visioen: de vrouw op de zon vertrapt de kop van de slang - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[5] Laat mij het nu uitschreeuwen dat alle wereldpolen mijn stem kunnen horen: - laat mij verkondigen als alle donderslagen van de wereld - laat mij zo luid verkondigen aan alle schepselen, alle werelden en alle hemelen, wat voor oneindig groots de Heer, de eindeloos heilige God, voor ons, de eindeloos diep gevallen zondaren tegenover Hem, heeft gedaan!
Hoofdstuk 115: Adams luide lofprijzing over Gods erbarming en Zijn menswording in Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[6] Maar hier hebt U zo'n indrukwekkend gedenkteken neergezet, dat de zon, maan en alle sterren van de hemel daar vol eerbied op neer zullen zien, en de kinderen van de hoogte zullen met grote naijver op de nu zo groots gezegende laagte neerzien.
Hoofdstuk 240: Het altaar met de twee cherubijnen en de wolkenzuil. Henochs verwondering over de majestueuze altaarschikking in de laagte en de verklaring van de Heer. De Heer wordt weer onzichtbaar - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[10] Waarlijk, groots en heerlijk was ik geplaatst! Wat ik maar wilde, was er ook meteen, en de Heer hinderde mij niet in mijn willen en scheppen.
Hoofdstuk 17: Satan bekent zijn leugens en het kwaad van zijn stijfhoofdigheid. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[6] En Lamech antwoordde Henoch: 'Geliefde broeder, je woorden klinken weliswaar enigszins raadselachtig en laten mij in hun diepste grond iets groots vermoeden; maar desondanks blijf ik bij mijn principe, dat de waarheid steeds onveranderd de waarheid blijft, ongeacht uit welke mond ze komt!
Hoofdstuk 51: Henochs gesprek met koning Lamech over de waarheid. Over gehoorzaamheid en de orde van het hart. Het volk gaat naar de tempel op de berg. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9