Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1915 resultaten - Pagina 5 van 128

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] Terwijl Ik dat tegen de leerlingen zeg, komt Judas ook binnen en zegt: 'Broeders, van nu af aan blijf ik bij jullie! Mijn zaken zijn gedaan; want terwille van jullie heb ik ze al vandaag in plaats van morgen afgewikkeld. - Maar nu nog heel kort over iets anders: Het volk, dat met een paar duizend man hier om het huis is verzameld, wil niets meer en niets minder dan de goede Meester Jezus tot koning uitroepen! En het lijkt me toe dat dit, bij de aanwezigheid van zo veel Romeinse soldaten, wel heel sterk is af te raden! Want bij zo'n gelegenheid kun je nooit weten wat de overigens zeer menselijke Romeinen zullen doen - en dat geldt in gelijke mate voor de hogepriesters, Farizeeën en schriftgeleerden van ons volk!'
Hoofdstuk 115: Nazareth. Het volk wil Jezus als koning. (21.11.1851) Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De nog jonge man had dan ook in. weinig woorden de volle waarheid op een ietwat overdreven grappige manier Uit de doeken gedaan en daarom kreeg hij zoveel bijval. Want men bracht bij grote feesten een massa rundvee, ezels en schapen in de tempel, alleen maar omdat deze dieren het hardste kunnen blèren en blaten, en men gaf ze dan eerst ook nog een paar dagen lang geen voer, opdat ze dan tijdens het offeren in de tempel zo'n ontzettend lawaai zouden maken, dat de mensen daardoor zouden sidderen en beven.
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] De leerlingen van Johannes antwoorden: 'Nou, dat is toch geen vraag! Wie anders dan God alleen had dat gekund?!' - Ik zeg: 'Nu goed, vertel dan eens, of jullie van God een schriftelijk bewijs gekregen hebben, waarin staat dat alleen jullie het recht hebben die goede en dure vis uit de zee te vangen, voor veel geld te verkopen, dan de hele winst in je zakken te steken en nauwelijks een duizendste deel aan je ijverige knechten te geven, die toch vaak met gevaar voor eigen leven alleen het zware werk hebben gedaan!'
Hoofdstuk 124: Gelijkenis van de nieuwe kleren en de nieuwe wijn. (3.12.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ik zeg: ' Ja, ja, zo is het inderdaad op aarde, maar dat heeft God niet ingesteld, maar de zelf en heerszuchtige mensen hebben dat gedaan! " Die hebben zulke wetten en zo'n regeling getroffen. Maar bij het begin der wereld was het niet zo, toen was heel lang de hele aarde het bezit van iedereen!
Hoofdstuk 124: Gelijkenis van de nieuwe kleren en de nieuwe wijn. (3.12.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] De enige mogelijkheid is nog, dat een onbekende goede vriend dit voor mij gedaan zou hebben, maar anders is en blijft het een absoluut wonder! Waar en wie deze vriend dan zou zijn, weet ik natuurlijk net zo min als jullie. Ik zal echter nu al mijn mensen binnenroepen en ze in jullie bijzijn vragen, of ze soms iemand van de dragers herkenden!'
Hoofdstuk 126: Gods onveranderlijkheid en Zijn zegen. (4.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Judas zegt: 'Wat moet je toch van mij? Ik heb je toch geen kwaad gedaan! Mag ik dan nooit eens wat zeggen?'
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De leerlingen zeiden: 'Heer, als U ons bekwaam genoeg vindt, zouden wij dan niet allemaal afzonderlijk op weg kunnen gaan en ieder een stad of een markt kunnen bezoeken?' Daarop zeg Ik: 'Wij zijn nu op weg naar één van de armste dorpjes. Zodra wij het dorp bereikt hebben, zal Ik de vaardigsten en de krachtigsten van jullie uitzenden naar de vele buurtschappen en plaatsjes, en jullie zullen dan al datgene doen, wat Ik doe en voor jullie gedaan heb. Maar nu gaan we vlug naar het dorpje!'
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] 'In tegendeel', zei een schriftgeleerde, een goede bekende van Jozef, Jozef heeft mij meer dan eens zijn nood geklaagd over zijn zoon Jezus, en daarbij gezegd: 'Ik weet niet wat ik met deze jongen aan moet! Zijn geboorte moet zeer uitzonderlijk geweest zijn. Uit de verschijnselen, die daarmee schijnbaar zeer nauw verband hielden, had men kunnen opmaken dat het goddelijke wezen Zelf Zich door dit kind op aarde moest manifesteren. Ook verscheidene, beslist buitengewone verschijnselen alsmede zijn vaak heel wijze gezegdes uit zijn vroegste kindsheid spraken daar maar al te duidelijk voor. Dit alles heeft mij met de grootste verwachtingen vervuld en dat des te meer, omdat ik in rechte lijn van David afstam. Maar juist nu het tijd wordt dat de jongen wat moet gaan leren, is er met hem niets te beginnen. Als ik hem naar een onderwijzer laat gaan, dan kan deze niets van hem gedaan krijgen; de jongen weet en begrijpt alles beter, en als de onderwijzer hem streng wil aanpakken, dan is het helemaal uit!
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] In Kapérnaum leefden twee bedelaars, die vanaf hun geboorte stekeblind waren en zodoende nog nooit het daglicht en het nachtelijke sterrenlicht gezien hadden. Ook deze beiden hoorden over Mij en wat Ik gedaan had. Toen Ik van Kapérnaum terug naar Nazareth ging, en de overste met zijn vrouwen al zijn kinderen en veel van Zijn vrienden Mij begeleidden, kwamen wij heel rustig wandelend langs een plaats. waar een aantal wegen elkaar kruisten. Op deze plaats zaten de beide blinden gewoonlijk te bedelen. Toen die twee van de voorbijgangers hoorden, dat er een grote groep mensen aankwam en dat daar zelfs de hoogste machthebbers van Galiléa bij waren, en dat temidden van die machthebbers zich de heiland Jezus uit Nazareth bevond, van wie net als van zijn vader gezegd werd dat hij in rechte lijn afstamde van David, gingen ze vlug staan en volgden Mij daarna zo goed hun dat mogelijk was, waarbij ze hard riepen: ' Jezus, ach, zoon van David, ontferm U over ons! (Matth. 9:27) Die titel gaven ze me maar, omdat ze dachten dat Ik daar wat om gaf, en daardoor gevleid, eerder iets voor hen zou doen. .
Hoofdstuk 130: Nazareth. De twee blinde bedelaars. (11.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Nu ga Ik naar de oude man en zeg: 'Vriend! Dit heb je niet te wijten aan jullie zonden, die zijn voor God de geringste van geheel Israël, maar dit heeft de liefde van God voor jullie gedaan!
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Toen zei de ondervraagde man met tranen in zijn stem: 'O beste en goede mensen! Dat heeft de grenzeloze hardheid en hebzucht van de pachtkoning Herodes gedaan! Zijn vader was de linker en hij is de rechterarm van satan. Wij konden de verlangde belasting niet betalen die hij tien dagen geleden van ons eiste; zijn gerechtsdienaars gaven ons zes dagen uitstel. Wat zijn echter zes dagen? In die tijd aten de gerechtsdienaars bijna geheel het beste deel van onze voorraad op en op de zevende dag namen ze, omdat we de verlangde onbetaalbare belasting onmogelijk betalen en vereffenen konden, alles wat we hadden, en het scheelde maar weinig of ze hadden dit naakte ellendige leven ook nog van ons afgenomen! O vrienden, het is hard, onvoorstelbaar hard! Als God ons niet helpt, dan verhongeren wij vandaag nog tesamen met onze kinderen! Help ons toch zoveel als in jullie vermogen ligt! Als die slechte knechten van Herodes ons nu maar niet tot op ons naakte lichaam uitgekleed hadden, dan konden we tenminste nog gaan bedelen; maar waar kunnen we in déze toestand nu heen gaan? Voor onze kinderen is het in alle richtingen te ver om te gaan; en wij zijn, zoals jullie zien, poedelnaakt! O God, o God, waarom moesten nu juist wij zo ontzettend in de ellende gestort worden? Aan welke van al onze zonden hebben wij deze straf te wijten, o Jehova?'
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Maar als ze ook hun voorraadkamers goed gevuld vinden, zeggen de vrouwen en kinderen tegen de mannen: 'Dat heeft God gedaan! Hij; die in de woestijn veertig jaren lang manna liet regenen en op deze wijze Zijn kinderen goed te eten gaf temidden van stenen en zand waarop geen , gras groeide, die zou ons toch zeker niet hebben laten verhongeren terwijl wij altijd tot Hem gebeden hebben!? O, dat is zeker: God verlaat degenen, die tot hem bidden, nooit!
Hoofdstuk 133: Een voedsel en kledingwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Dan zegt de oude man, die ook tot deze familie behoorde en bij wie altijd het hele dorp zich verzamelde om naar zijn wijze woorden te luisteren, want hij kende de Schrift zeer goed: 'Mijn kinderen, vrienden en broeders! Er staat toch in de Schrift: 'Uit de mond van kinderen en onmondigen verzamel Ik Mijn lofuitingen!' En zie, dat gebeurt hier in ons bijzijn! Onze lieve Vader heeft in Zijn grote barmhartigheid aan ons gedacht en heeft dit voor ons gedaan! Hem zij daarom al onze liefde en alle lof uit de monden van onze zuigelingen! Want de lof uit ónze monden is niet zuiver genoeg om welgevallig te zijn aan de Allerheiligste; daarom heeft Hij Zelf al de mond van onze zuigelingen geheiligd. Maar nu gaan we naar buiten naar de jonge man, die zei dat we naar binnen moesten gaan, en beslist wel wist, wat God voor ons heeft gedaan! Hij moet een groot profeet zijn, -misschien zelfs Elia, die nog eenmaal vóór de verwachte en al sinds lang beloofde Messias zal komen!'
Hoofdstuk 133: Een voedsel en kledingwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Heb Ik in Sichar niet hetzelfde gedaan en heb Ik een paar dagen geleden Mijn huis net als het huis van Mijn leerling Matthéus niet ook zo verzorgd? Dat wilden jullie ook allemaal opschrijven en dat liet Ik niet doen, omdat Ik daar een heel grondige reden voor heb. Waarom moet dan deze identieke daad opeens wel opgeschreven worden? Praat er maar niet meer over! Ik alleen weet het best wat nodig is voor de wereld en daarom zal Ik je wel zeggen, wat en wanneer jullie over een nieuwe gebeurtenis moeten schrijven! En broeder Johannes, jij bent nog lang niet aan de beurt.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Als Ik op menselijke manier spreken wil, dan zeg Ik je dat dat alles en nog veel meer al met de mensheid gedaan is, en zeg nu zelf eens, waar zijn volgens jou de gouden vruchten daarvan!
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...