Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

272 resultaten - Pagina 5 van 19

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19
[1] DE FARIZEEËR zei: 'Heer en Meester, daar is niets meer tegen in te brengen; want de waarheid van al het gezegde is maar al te goed zichtbaar! Maar als uit de zielen van de mensen van deze aarde uiteindelijk louter goden ontstaan, waar zullen die dan ruimte hebben om zich in hun goddelijke vrijheid, zelfstandigheid en macht te bewegen en te regeren en te heersen? Want ook een geest heeft een bepaalde ruimte en ook tijd nodig, ook al staat hij door zijn goddelijke eigenschappen boven ruimte en boven alle tijd.'
Hoofdstuk 226: Gods wezen en eeuwige scheppingsvreugde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Deze wezens zijn dan - omdat de goddelijke liefde in hen hen leidt en in stand houdt -zelf ook vol scheppende kracht, reproduceren zichzelf en kunnen zich tot in het oneindige vermeerderen. En ieder wezen dat uit hen ontstaat, lijkt niet alleen op de voortbrenger, zoals kinderen op hun ouders, maar is eveneens toegerust met dezelfde eigenschappen, die ertoe dienen dat verwekker en verwekte de goddelijke liefde in zichzelf vermeerderen, wat gemakkelijk mogelijk is.Daardoor kunnen zij tenslotte uit de materie helemaal in het zuiver geestelijke overgaan en geheel aan God gelijk worden en toch hun individuele zelfstandigheid behouden, en dat voor eeuwig.
Hoofdstuk 226: Gods wezen en eeuwige scheppingsvreugde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar ondanks al die buitengewoon wonderbaarlijke eigenschappen waarmee de mensen op deze aarde zo vaak begiftigd zijn geweest, moesten zij tenslotte toch sterven, en geen sterveling heeft ooit weer iets van hen gezien. En daarom zeggen wij, hoewel wij jullie wonderbaarlijke gave, die vrijwel nog nooit met die kracht voorgekomen is, in zeer hoge mate bewonderen, dat ook jullie allen, net als wij, net zo zullen verdwijnen van deze aarde als al jullie grote voorgangers. Slechts hun verschillende leren en hun daden en werken zijn nog bij hun volgelingen in herinnering gebleven, en dat zal in de loop der tijd ook met jullie het geval zijn, waar jullie natuurlijk niets aan hebben omdat je, als je niet meer bestaat, ook niets meer nodig zult hebben.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Bij ons schepselen komt het er nu alleen maar op aan, met welke van de in ons aanwezige eigenschappen wij ons voornamelijk geïdentificeerd hebben en waarnaar wij handelen; want met diezelfde, gelijke eigenschappen zal God zich ook ten opzichte van ons gedragen. Zijn wij goed, wijs, liefdevol tegenover God en onze naasten, en barmhartig, deemoedig en geduldig, dan zal God ook altijd zo tegenover ons zijn. Hij zal in ons het bewustzijn van het eeuwige leven opwekken, en wij zullen een overvloed aan zegeningen ontvangen. Zijn wij echter het tegendeel, dan zal God tegenover ons ook zo zijn en ons voortdurend tuchtigen, en dat net zo lang tot wij ons volledig volgens Zijn wil verbeterd hebben. En kijk, daaruit bestaat dan ook de hoogste rechtvaardigheid van God, zonder welke eigenschap God onmogelijk een volkomen waarachtige God zou zijn!
Hoofdstuk 110: De uiteenzetting van de schriftgeleerde over het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Wat wij van deze kracht en macht weten, weten wij tot op heden alleen maar uit de mond en uit de vrome fantasie van de mensen, en merendeels van diegenen die door hun bijzondere vaardigheden ook meer met de geheime krachten van de grote natuur vertrouwd waren en deze vaak ook in verbazingwekkende omvang tijdens hun leven aan zich dienstbaar konden maken. Dit soort mensen, dat weliswaar zeldzaam is, die wij in zekere zin halfgoden noemden, gebruikten hun natuurlijke gave dan ook gewoonlijk om de mensen in naam van een ofmeer goden onderricht en wetten te geven; en de lichtgelovige, blinde volkeren geloofden hen dan ook heilig en hielpen de wonderdoeners zelfs bij het maken van ondragelijk harde wetten voor henzelf en hun nakomelingen en sanctioneerden deze met de gruwelijkste straffen hier en aan gene zijde. Wanneer dan andere wijze mensen, die ook met heel veel buitengewone eigenschappen begaafd waren, het beste met de mensen voor hadden en de oude verroeste onzin op wilden ruimen, dan werden zij vaak al gauw beklagenswaardige offers van de oude, gruwelijke wetten. En dat is op deze aarde altijd al zo geweest en zal ook verder wel zo blijven, omdat de natuur en de temperatuur van onze aarde zo is dat op haar bodem het waarachtig goede nooit lang stand houdt, maar het slechte en kwade des te hardnekkiger en onveranderlijker blijft.
Hoofdstuk 110: De uiteenzetting van de schriftgeleerde over het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Maar DE HOUTVLOTTERS bogen diep voor Mij en zeiden: 'Vriend, we hebben uit datgene wat onze vriend Jored ons gezegd heeft, opgemaakt, dat u buitengewone krachten en eigenschappen bezit! Wie u bent en hoe u aan die wonderbaarlijke eigenschappen gekomen bent, gaat ons, mensen uit Lacotena, niets aan; maar omdat onze beste oppertollenaar Jored zo vriendelijk was ons te vertellen dat wij alles alleen aan u te danken hebben, en dat wij het helemaal aan u moeten overlaten om de schurken passend te berechten en te bestraffen, vragen wij u, als volkomen respectabele burgers uit Lacotena, of u zo vriendelijk zou willen zijn ons te zeggen wat wij u voor uw onschatbare inzet ten gunste van ons schuldig zijn. Tevens vragen wij u de gemene dieven naar uw goeddunken te willen berechten, want dat zal beslist altijd rechtvaardig zijn.'
Hoofdstuk 116: De vloteigenaars en de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Maar IK zei heel rustig tegen hen: ' Als jullie, beste kinderen, nu door jullie mannen weten en geloven dat Ik Die en Die ben, dan is de manier waarop jullie Mij nu tegemoetkomen, helemaal niet in orde. Een te grote en onbegrensde, het menselijk gemoed helemaal van wroeging vervullende eerbied voor een goddelijk wezen is net zo nadelig als een te geringe eerbied; want als jullie iemand met te veel vrees en beven hoogachten, vraag je dan eens in je hart af of je hem nog wel kunt liefhebben! Als je echter helemaal geen achting voor iemand hebt, zul je hem ook niet kunnen liefhebben. Maar als je van iemand goed weet welke vele goede, beste eigenschappen en vaardigheden hij heeft, dan zul je hem in je hart buitengewoon bewonderen en bovenmatig gaan liefhebben; en kijk, dat is dan de ware eerbied, en die ben je net zo verschuldigd aan een goddelijk wezen als aan ieder mens, die je naaste is overal waar je hem tegen komt!
Hoofdstuk 119: De eerbied van de priestervrouwen voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Kijk, Heer, God is naast al Zijn eigenschappen echter ook oneindig en daardoor alomtegenwoordig! Hoe is dat dan bij U mogelijk, terwijl U Zich toch net als wij binnen één nauwkeurig begrensd persoon lichamelijk bij ons bevindt?'
Hoofdstuk 231: De oneindigheid en alomtegenwoordigheid van God in Jezus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Wanneer een bouwmeester een huis bouwt, mag hij toch naast de andere eigenschappen die daarvoor nodig zijn ook het geduld niet vergeten, want als hij dat niet heeft, dan - geloof mij -zal hij zijn huis nooit kunnen voltooien.
Hoofdstuk 18: De zeven oergeesten van God. De verlossing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (Rafaël): 'Zoals de zeven geesten of speciale eigenschappen in God zich op dat punt als het ware in een voortdurende strijd bevinden, zodat de ene ook de andere steeds tot activiteit uitdaagt, zo kun je op min of meer gelijke wijze dezelfde strijd ook heel gemakkelijk in alle schepselen van God waarnemen.
Hoofdstuk 19: De oorlogen van Jehova - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De jodin zei: 'O vriend, zo'n voorspelling klinkt wel heel erg troostrijk, maar al onze profetieën zijn in zulke bewoordingen gesteld, dat zij ten eerste niet door de priesters worden begrepen en ten tweede door ons leken nog veel minder! Bovendien is alles in de voorspellingen van de profeten zo vaag gesteld, dat mensen als wij er niet wijs uit kunnen worden wanneer die Messias zal komen, hoe Hij er zal uitzien, wat voor eigenschappen Hij zal bezitten en waaraan men Hem het snelst en gemakkelijkst zal herkennen.
Hoofdstuk 23: De vraag van de Romein naar de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Kijk, de eerste onvolkomenheid die mij erg belangrijk lijkt, en een grote leemte in de wet vormt, merkte ik, als een kind dat vroeg rijp was en tamelijk helder dacht, al meteen in het vierde gebod van Mozes, dat de man Gods wel de kinderen, die vaak nog erg weinig begrip hebben en zwak zijn, liefde, gehoorzaamheid en eerbied voor de ouders inprent, maar de ouders daarentegen ten opzichte van hun kinderen in de wet vrijwel geen verplichting oplegt! En dan ziet zo'n wet er toch wat vreemd uit, vooral daar er in het algemeen toch maar al te vaak ouders zijn, van wie de kinderen vaak al in de wieg verstandiger en beter waren dan hun erg domme ouders met al hun vele slechte eigenschappen.
Hoofdstuk 30: De kritiek van Helias op het vierde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Men moet niet denken dat deze eigenschappen de enig ware God uitmaken, maar je moet het zo zien dat Hij door Zijn hoogste wijsheid en wilskracht de mens als Zijn evenbeeld uit de materie van de aarde door heel veel natuurlijke levensfases tenslotte als mens tevoorschijn laat komen. De aarde bestaat uit eindeloos veel zielen, en de ziel van de mens, als de eigenlijke, ware mens, is net zo'n veelvoudige ziel binnen één vorm en één huid, als haar intelligenties en haar innerlijke en uiterlijke zienswijzen en waarnemingen zijn. Maar dat beseft nu niemand meer en dat kan ook niet, omdat de mens zich door zijn lichamelijke lusten van zichzelf vervreemd heeft. De eigenliefde en de hoererij heeft de mensen in een grote, diepe levensnacht gestort, waar alleen God Zelf hen weer uit kan trekken en -naar hij meende -misschien ook al gauw zal doen. Maar met Rome zou Hij niet beginnen, maar ook niet buiten de grenzen van het grote keizerrijk.'
Hoofdstuk 134: Het verhaal van de hoofdman over de wijze Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Door deze en nog een aantal andere, karakteristieke eigenschappen zijn de ware profeten, die door God opgewekt zijn, heel gemakkelijk van de valse te onderscheiden, en men kan het vooral goed zien aan het feit dat zij als ware profeten altijd vol deemoed en naastenliefde zijn, terwijl de valse profeten in allerlei bijzondere, opvallende kleren rondlopen, zeer hoogmoedig en vreselijk zelfzuchtig zijn, zich alleen op bepaalde, geheiligde plaatsen laten zien, weinig spreken en dan ook nog erg dom en onzinnig, en op bepaalde tijden allerlei schijnwonderen verrichten door middel van strikt geheim gehouden natuurlijke middelen -en wee degene ze hen na zou doen! -, terwijl de ware profeet van zijn echte wonderen geen geheim maakt, maar zelfs de mensen nog aanzet en aanspoort door hen te zegen dat zij ook op dezelfde ware, juiste wijze precies dezelfde wonderen kunnen doen.
Hoofdstuk 150: Echte en valse profeten en openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Moet Ik soms, omdat zowel water als vuur voor een mens dodelijk zijn wanneer hij ofwel in een diep water valt of bij een grote brand door het vuur gegrepen wordt, geen water en geen vuur meer op aarde laten bestaan? O, zeker niet! Een mens heeft daarvoor zijn verstand en kracht en vrije wil. Zowel van water als van vuur kent hij de goede en de kwade eigenschappen. Beide moet hij met verstand gebruiken en dan zullen beide elementen hem van dienst zijn; wanneer hij echter moedwillig of uit grote onvoorzichtigheid in een diep water valt of in een kalkoven springt, draagt hij er duidelijk -vrijwillig of vaker nog onvrijwillig -zelf schuld aan dat hij daarbij zijn aardse leven verliest. Iemand die werkelijk verstandig en voorzichtig en wijs is, zal zo'n ongeluk niet gauw overkomen -en degenen die volgens Mijn leer zullen leven, al helemaal niet!'
Hoofdstuk 155: Ongelukken en ziekten die al of niet door eigen schuld ontstaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19