Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36089 resultaten - Pagina 5 van 2406

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Nadat ze van het terrein zijn afgejaagd, komt Baram vermoeid terug en zegt: 'Heer vergeef het mij! Wat ik nu heb gedaan, deed ik echt niet voor mijn plezier; maar het was geen uithouden meer met deze slechte overspelige soort! Je kunt je de duivel echt niet slechter voorstellen dan deze kerels, die er van overtuigd zijn dat de gehele aarde volkomen hun eigendom is! Normaal wind ik me daarover niet zo op; maar toen die kerels U, o Heer en Meester, letterlijk begonnen aan te vallen, kon ik mijn rechtvaardige toorn niet meer onderdrukken en moest ik wel van mijn huisrechten gebruik maken! Maakt U Zich daar echter maar niet druk over; want als die kerels een klacht indienen, dan zal ik die wel aanvechten en ik zal U wijs en slim weten te verontschuldigen!'
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ahab zegt: 'Vriend, je kunt er in ieder geval vast rekening mee houden; want deze oude booswichten zullen al hun best doen om het hele voorval zo ongunstig en zwart mogelijk aan Jeruzalem door te geven! In de eerste plaats de voor hen zeer ongunstige bezigheden van deze goddelijke Meester, dan de totale afvalligheid van heel Jesaïra van het Jodendom, vervolgens mijn gedrag en ten laatste zullen ze Herodes laten weten, dat hij hier al zijn onderdanen heeft verloren, omdat ze zich het Romeinse burgerrecht gekocht hebben! Dat zal in Jeruzalem in één keer alle slechte geesten wekken, en dat zou hier wel eens verscheidene kwade voorvallen kunnen veroorzaken! Wees er daarom op voorbereid en zorg vooraf voor hulp van de keizer, anders zullen deze slechte geesten je veelleed bezorgen. ,
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Onze kleine bezitting is verloren; de slechte Farizeeën hebben haar in beslag genomen en zij hebben onze woning samen met de tuin vol gewassen aan een vreemde verkocht! Weet Je, ik en Je broers en zusters zijn niet meer zo jong om het zware daglonerswerk te doen; en ook al zouden we dat willen, dan hebben deze slechte tempelheersers onder bedreiging van zware straffen alle Joden toch verboden om ons wat voor werk dan ook te geven, en evenmin een aalmoes! Wat moeten we nu doen, en waar moeten we van leven?!'
Hoofdstuk 190: De leer van het Rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Dan zeggen Baram en Kisjonah tegelijk: 'Hooggeëerde moeder, die God de eindeloze genade heeft waardig bevonden, om door haar de allerhoogste zoon van alle hemelen in deze slechte wereld te laten geboren worden, maakt u zich daar maar geen zorgen over! Kijk, in de eerste plaats zijn wij staatkundig gezien geen Joden meer, maar naar buiten toe zijn wij Grieken, hoewel wij in onze harten echte Mozaïsche Joden zijn! Beiden zijn wij - de Heer zij alle lof - rijk; kom daarom met al uw verwanten bij ons wonen, en u zult niets te kort komen!'
Hoofdstuk 190: De leer van het Rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Vrienden! Jullie voorstel is balsem voor Mijn hart! Mijn zegen en Mijn genade zal eeuwig jullie deel zijn. Maar eerst zal Ik naar huis gaan en zien, met welk recht de slechte booswichten het kleine en met veel moeite verkregen bezit van moeder, Jozefs rechtmatige vrouw, hebben geroofd.
Hoofdstuk 190: De leer van het Rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Dan zal Ik ook met Jaïrus een paar woordjes te spreken hebben; want zijn dochter zal weer ziek worden, en dan komt hij wel. En Ik zal met hem praten. We zullen nu echter, omdat het werkelijk zo ernstig is en het slechte hellebroedselons allerwegen vallen heeft gezet, meteen opbreken en de zee op gaan; die heeft geen val voor ons uitstaan!
Hoofdstuk 190: De leer van het Rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] En Ik zeg: 'Net zo ver en net zo lang als je maar wilt! Want Ik heb nog nooit het eerlijke en echte verlangen van iemand afgewezen of onverhoord gelaten!' Baram regelt derhalve zijn zaken, geeft zijn vrouw en kinderen opdracht over wat zij tijdens zijn afwezigheid moeten doen, en hoe zij tegen slechte vijanden op moeten treden. Vervolgens neemt hij wat goud mee en gaat met ons allen naar buiten aan de zee, en een zeer grote volksmenigte volgt ons op de voet. (Matth. 13:1)
Hoofdstuk 190: De leer van het Rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] En kijk, daar aan de oever staan veel van zulke stenen, die nu ter wille van Mij erg kwaad zijn op de slechte Farizeeën. Ze zien nu echter tijdens Mijn aan hen gerichte woorden, dat zich boven hun hoofden allerlei ellende en vervolging samenpakt. Door te veel ergernis enerzijds en te veel vrees anderzijds doden ze nu Mijn woord in hun hart, want ondanks alle tekens die zij hebben gezien, en ondanks al Mijn uitdrukkelijke verzekeringen geloven zij toch niet dat Ik voldoende machtig ben om ze te beschermen tegen al het kwade. Op deze manier lijken ze op de steen waarop het zaad viel.
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Het hemelrijk is ook als een mens die goed zaad op zijn akker zaaide. (Matth.13:24) Maar toen zijn knechten sliepen, kwam de vijand van de landman en zaaide slecht onkruid tussen de tarwe, dat daarna gelijk met de tarwe opkwam. (Matth.13:25) Waar nu de tarwe met de vrucht, die zij geeft, opgroeide, daar stond ook het slechte onkruid. (Matth. 13:26)
Hoofdstuk 192: Onkruid tussen de tarwe, mosterdzaad en zuurdeeg. Op de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar zo zal het ook aan het einde der wereld gaan: de engelen zullen er op uit trekken en de slechten scheiden van de rechtvaardigen (Matth.13:49) en zij zullen hen in de vuuroven van hun eigen boze hart werpen, en daar zal een groot gehuil en geklapper met de tanden zijn (Matth.13:50), hetgeen de echte duisternis is voor de slechte ziel, die daarna met haar verbrande wereldse verstand zoeken zal naar dingen om haar slechte liefde te bevredigen, maar nooit iets vinden zal!' - En Ik vroeg de over dit beeld wat piekerende leerlingen na een poosje: 'Hebben jullie dit beeld ook helemaal begrepen?'
Hoofdstuk 199: De gelijkenis van de grote parel en het net. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Zeer voldaan over Mijn antwoord zeggen de beiden Mij dank en geven Mij eer, en Jonaël zegt in een diep bewogen gemoedstoestand: 'O aarde! Verouderde akker van onkruid, dorens en distels! Donker levensgraf, oude moeder van zonde en dood! Ben je wel waard dat de Heer, je God en Schepper, je met Zijn heilige voeten betreedt, je verpeste lucht inademt en je slechte vruchten eet?!
Hoofdstuk 203: Lofrede van Jonaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Toen zij in de kamer kwamen waar de moeder ziek lag, zei de slechte zoon: 'Ik wist wel, dat u niet zo vlug dood gaat!' -En hij begon haar toen ervan te overtuigen dat ze niet bang moest zijn voor de dood!
Hoofdstuk 204: Gelijkenis van de moeder met haar twee zonen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Terwijl Petrus een poosje naar deze taferelen kijkt, zegt hij tegen Mij: 'Heer, vergeef het mij; maar U weet dat ik nog steeds een zondig mens ben en U daarom met een echte oerdomme vraag lastig heb gevallen; maar nu is mij alles duidelijk! De slechte Farizeeën uit Jesaïra hebben in Jeruzalem hulp gehaald; tien schepen met Romeinse soldaten werden uitgerust om ons hier gevangen te nemen. Zij moesten over het water hierheen komen, omdat ze moeilijk over land hier naar Kis (dit is de naam van de plaats, die geheel aan Kisjonah toebehoorde) konden komen, en nu hebben ze voor hun moeite het welverdiende loon gekregen! Zij zullen ons wel niets meer doen, en zoals ik aan de richting van de golven zie, zullen de schepen die schipbreuk hebben geleden, met de wrakken naar Sibarah drijven waar veel rotsen zijn, waar het bij deze nooit gehoorde en nooit geziene woedende storm voor iemand heel moeilijk zal zijn het er levend af te brengen! Oh, dat is buitengewoon goed dat deze slechte overspelige soort eens in zo'n oordeel terechtgekomen is! Dit voorval zou er wel eens veel toe kunnen bijdragen de Farizeeën alle verdere moed te ontnemen om tegen U op te staan!'
Hoofdstuk 209: Het doel van de storm. (18.6.1852) In Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Als hij zichtbaar zou zijn, dan zouden sommige moedigen de strijd met hem aangaan, -maar dan zouden er nog meer het onderspit delven dan nu hij onzichtbaar is; want hij kan zijn gestalte transformeren van de schoonheid van een lichtende engel tot de gruwelijkste vorm van een vuurspuwende draak. Wie zou het wagen hem in die vorm te bestrijden?! Want hij zou door zijn schoonheid of door zijn alles verstarrende afschuwelijkheid overwinnaar over duizendmaal duizenden worden; maar omdat hij zich aan niemand kan en mag vertonen, en ieder mens zijn slechte influisteringen makkelijk herkent, omdat deze de ziel hardvochtig, onkuis, overspelig, zelfzuchtig, heersgierig, meinedig, gierig, onbarmhartig, onverschillig voor al het echte en goddelijke, gevoelloos tegenover armen en lijdenden en begerig naar het genot van de wereld maken, kan hij deze slechte pogingen van de satan altijd met open vizier bestrijden, omdat de satan alleen het denken van de ziel. maar nooit de wil van de ziel kan beïnvloeden.
Hoofdstuk 217: Gedachte en wil. In Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De forse begeleiders plaatsen de twaalf gebonden Farizeeën voor de tolboom en zeggen tegen Kisjonah: 'Heer, hier zijn dan de hoofdverdachten, vijf uit Kapérnaum, drie uit Nazareth en vier uit Chorazin! Heel slechte kerels, die hun geld waard zijn! Hierachter komt nog van alles, een massa ossen, koeien, kalveren, geiten, schapen, ongeveer vierhonderd met graan beladen ezels met hun veulens, net zoveel muildieren beladen met wijnzakken en nog een keer ongeveer vijfhonderd ezels en lastpaarden met vastgebonden knappe meisjes en knapen, tussen de twaalf en achttien jaar oud, die allen voor de grote markt in Sidon bestemd waren. Tevens natuurlijk veel dienaren van deze twaalf hoofdverdachten! Het komt hier allemaal zo binnen; maak daarom plaats, zodat we alles zoals het behoort onder kunnen brengen!'
Hoofdstuk 231: Booswichten in de val. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...