Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 5 van 1088

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[15] Daarop ging iedereen weer naar binnen en men nam het morgenmaal vrolijk tot zich. Na de maaltijd kregen de leerlingen veel te doen; want de mensen uit de buurt begonnen hun vragen te stellen over de Essenen, en van het een kwam het ander. Het stellen van de vragen en het uitleggen ervan duurde bijna tot de avond en er werd geen middagmaal genoten, behalve wat brood en wijn. Bij deze gelegenheid gaven enkele leerlingen ook blijk van hun vermogen om wonderen te doen, wat de mensen uit de buurt buitengewoon verbaasde en hen des te serieuzer het plan deed opvatten om nauwgezet volgens de vernomen leer te gaan handelen.
Hoofdstuk 275: Een blik in de sterrenhemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] De Farizeeër ging daarop vlug naar buiten en begon met een paar van de arbeiders te onderhandelen. Maar die schenen hem te kennen en zeiden, dat zij ten eerste geen Joden meer waren, en dat hij als ze het zouden zijn ervan verzekerd kon zijn dat zij geen enkele Farizeeër meer zouden dienen.
Hoofdstuk 25: De reis van de Heer naar Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] (DE WAARD:) 'De tempeldienaren kwamen direct daarheen en deden alle mogelijke moeite de arbeiders van Lazarus aan hun kant te krijgen; maar de arbeiders dreigden de tempeldienaren als zij hen niet met rust lieten. Dat maakte de tempeldienaren achterdochtig en zij beschuldigden Lazarus ervan dat hij zijn arbeiders heimelijk tegen hen had opgestookt, en zij dienden daarover een formele aanklacht in bij de Romeinse landvoogd. Deze riep Lazarus bij zich en vroeg hem naar de ware gang van zaken en ondervroeg daarna ook een voor een alle arbeiders. Het resultaat was dat Lazarus met zijn arbeiders van alle schuld werd vrijgesproken, en aan de tempeldienaren heimelijk te verstaan werd gegeven de bedienden van Lazarus, die nu ereburger van Rome was, met rust te laten, omdat de landvoogd anders genoodzaakt zou zijn Lazarus voor zijn bescherming een flink aantal soldaten ter beschikking te stellen. Dat had resultaat, en Lazarus werd nu al zo'n zes weken lang volledig door de tempeldienaren met rust gelaten. Maar of zij daarom innerlijk erg veel met hem ophebben, betwijfel ik erg, hoewel ze in zijn gezicht erg vriendelijk doen en hem verzekeren dat zij deze zaak alleen maar tegen zijn arbeiders en niet tegen hem voor de landvoogd gebracht hadden, omdat zij zich bedreigd voelden. En zo leeft Lazarus in ieder geval voor de schijn op goede voet met de tempel.'
Hoofdstuk 36: Vertrek uit Kis en aankomst bij de waard van Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Maar IK wist ervan en zei op de tiende dag van Mijn verblijf in Bethanië tegen Lazarus en de leerlingen: 'We gaan hiervandaan weer naar Galilea; want de Farizeeën spannen tegen Mij samen. Ik wil nu echter geen verder opzien baren, om het ook bij jou gedurende de feestdagen rustig te houden. Ik zal daarom nog vandaag hier weggaan.'
Hoofdstuk 41: De spijziging van de vijfduizend (Ev.Joh. 6,1-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Terwijl wij zo langs de oever wandelden, naderden er nog mensen in andere schepen, die pas 's morgens vroeg van Tiberias waren weggevaren. Zij voeren echter eerst nog naar de vorige plek, stapten uit en bezochten de plaats waar zij door Mijn dankzegging het brood gegeten hadden, om zich ervan te overtuigen of Ik soms toch nog daar was. (Joh. 6,23) Omdat zij echter noch Mij noch de leerlingen daar vonden, gingen zij snel terug naar de schepen die op hen wachtten en voeren met gunstige wind naar Kapérnaum; want zij wisten dat de leerlingen naar Kapérnaum gevaren waren. Toen zij tegen de middag in Kapérnaum aankwamen, zochten zij meteen de leerlingen en vooral Mij, om te kijken of Ik daar was. (Joh. 6,24)
Hoofdstuk 43: Het brood des levens (Ev.Joh. 6,22-35) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] 'Nee', zei DE WAARD, 'zo'n vangst op dit tijdstip is ongehoord! O Meester, als U met nog tien keer zoveel leerlingen nog volle tien jaar in mijn huis zou wonen en eten, dan zou ik U daarmee de winst, die U mij vandaag door deze visvangst bezorgd hebt, niet kunnen vergoeden! Zie eens, mijn grote goed gebouwde huis met de vele, doelmatige bedrijfsgebouwen en alles wat daarin is -en ook met alle akkers, weiden, bossen, gemeenteweiden en wijngaarden -, is lang niet zoveel waard als deze haast ontelbaar vele, grote edelvissen, die anders maar zelden 's winters zo hier en daar gevangen worden. Als men er in het gunstigste geval tien vangen kan, is men zonder meer al een rijk man; want vissen van dit soort worden voor honderd zilverstukken per stuk door de Romeinen en Grieken vlot opgekocht, ingezouten en aan de hoven der koningen zeker voor driehonderd zilverstukken verkocht. Als U het goedvindt, o Meester, dan stuur ik mijn knechten er met een paar naar de stad naar de Romeinen en de Grieken, en dan kunt u zich ervan overtuigen met hoeveel geld zij al heel gauw terug zullen komen! ,
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] Je hebt hem toch onthuld dat deze hoge golven alleen maar door Mijn almachtige wil veroorzaakt worden en dat Ik alleen behoef te willen en alle elementen gehoorzamen Mij. Dat is toch echt geen kleinigheid! Maar kijk slechts naar buiten, dan zul je je er meteen zelf van kunnen overtuigen hoe weinig indruk die mededeling op hem gemaakt heeft! Hij is niet eens gaan kijken of de zee nog steeds zo te keer gaat, en of een bepaald deel ervan heel rustig is!
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] We stonden nu snel van onze zitplaatsen op en gingen naar het noodlottige stuk land dat daar ongeveer een half uur vandaan lag. Zo kwamen we weldra bij het onheilspellende gat. Buiten Mij en de waard durfde niemand helemaal tot aan de rand ervan te gaan. De twintig nieuwe leerlingen weken al van ver terug; want het gat was werkelijk heel luguber om te zien. De waard zei, dat hij zelf nog nooit zo dicht bij het gat gekomen was en pas nu de onpeilbare diepte ervan zag.
Hoofdstuk 70: Het verzonken land - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Toen kwamen DE LEERLINGEN echter bij Mij en zeiden: 'Heer, waarheen wilt U nu gaan? Galilea hebben we al van plaats naar plaats en van huis tot huis doorlopen. Alleen Judea, Samaria en Klein-Mesopotamië, evenals Syrië en het gebied in de richting van Damascus zijn door ons nog weinig of helemaal niet betreden. Wat vindt U ervan om daarheen te gaan?'
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] LAZARUS zei: 'Ja, Heer en Meester van eeuwigheid! -Maar de avond begint nu al aardig te vallen. Wat zou U ervan zeggen als wij weer naar binnen gingen?'
Hoofdstuk 165: Invloeden van geesten en de vrije wil van de mens van de zielen van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] LAZARUS zei: 'Dat is prachtig, want de helft van de Olijfberg en de herberg zijn immers ook mijn eigendom! O, daar zullen we het goed naar onze zin hebben! De herberg werd driejaar geleden nog erg druk bezocht, maar sinds mijn strubbelingen met de tempel is het bezoek sterk teruggelopen omdat de Farizeeën verklaarden dat het een zonde is voor iedere jood als hij mijn herberg op de Olijfberg bezoekt. De oorzaak schijnt simpelweg alleen daarin te liggen, dat ik ook deze bezitting van mij onder de Romeinse jurisdictie gesteld heb toen de tempeldienaren er alle moeite voor deden mij met hun praatjes mijn bezit afhandig te maken. Ik heb daardoor hun plannen gedwarsboomd, wat hen natuurlijk vreselijk ergerde. Maar omdat deze bezitting nu ook onder Romeins opperbestuur staat, verklaren de tempeldienaren haar voor absoluut onrein, en iedere Jood die de herberg bezoekt, is voor een vol jaar verontreinigd. Kijk, dat is de eigenlijke reden waarom mijn herberg op de Olijfberg nu veel minder bezocht wordt dan vroeger; alleen Romeinen en Grieken komen daar vaak. Maar desalniettemin is de herberg toch met van alles goed voorzien, en wij zullen daar niets te kort komen. juist vanuit de herberg heeft men een prachtig uitzicht over vrijwel heel Jeruzalem en de wijde omtrek, en ik ben ervan overtuigd dat het U boven heel goed zal bevallen.'
Hoofdstuk 172: De Heer en de Zijnen in de herberg van Lazarus op de Olijfberg (Ev.Joh. 8,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Dat onze mooie gids echter een heel eerlijk en rechtschapen persoon is, daar hebben we ons al een paar maal van kunnen overtuigen; daarom zullen wij ons heimelijk tot haar wenden, en dan zal zij wel zo vriendelijk zijn ons goed in te lichten, zodat wij te weten komen of wij onze reis hierheen al dan niet voor niets gemaakt hebben. Want als er enige waarheid in schuilt, blijven wij net zolang hier tot wij precies weten wat ervan waar is; maar stelt het niets voor, dan gaan wij binnen een paar dagen al weer naar huis.
Hoofdstuk 181: De aankomst van de Romeinse vreemdelingen in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Kijk, vanuit Judea heeft zich zelfs tot Rome de mare verspreid dat ergens in de joodse landen een buitengewoon man, een soort profeet, is opgestaan, die toekomstige zaken voorspelt, en aan wiens wil alle natuurkrachten volkomen moeten gehoorzamen! Lang wilden wij dat niet geloven, maar er kwamen pas kort geleden van zeer betrouwbare zijde opnieuw berichten naar Rome en dus ook bij mij -omdat ik een van de voornaamste patriciërs van Rome ben -, en ik en al deze vrienden van mij, die ook tot de aanzienlijksten van Rome horen, dachten: Iets ervan moet toch waar zijn, -maar wat? Schepen hebben we genoeg en zeelieden bij honderden, laten we een reis naar Azië maken en wel naar Judea! Daar zullen we het gemakkelijkst ervaren wat er van waar is!
Hoofdstuk 183: De Romein vraagt de waard en Lazarus naar de wonderman Jezus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] DE FARIZEEËR zei nu tegen de zijnen: 'Wat moeten we doen? Die man spreekt geweldig, en zeer velen geloven in hem. We kunnen niet zeggen: 'Hij is het!', -maar ook niet: 'Hij is het niet!' Naar mijn mening kunnen we eerst beter eens goed de Schrift nalezen. Als alles met hem overeenstemt, dan kunnen we niet anders dan volledig in hem geloven; stemt echter niet alles met hem overeen, dan blijven we wat we zijn! Wat denken jullie ervan?'
Hoofdstuk 221: De goddelijke leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Pas als het hart eenmaal verlicht is en in de ware liefde ontvlamt, wordt het helemaal licht en levend in de mens. Dan gaat ook jouw liefde spreken en zul je zeggen: 'Het licht in mij is mijn lieve zoon, in wie ik een welbehagen heb, naar hem -dat wil zeggen, naar al mijn wensen, begeerten en hartstochten -moet je luisteren!' - Nu Mijn leerling, wat vind je ervan? Is het zo of niet?'
Hoofdstuk 231: De oneindigheid en alomtegenwoordigheid van God in Jezus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...