Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

319 resultaten - Pagina 5 van 22

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22
[3] Zeg mij, wijze vriend: Van grote hoogte valt een zwaar stuk rots en doodt beneden waar het neerviel toevallig twintig daar aanwezige mensen. Waarom moest dat gebeuren? Wie is schuldig aan dit ongeluk? -Stel nu het denkbeeldige geval dat daar een machtig tovenaar voorbij kwam die uit het rotsblok op de wijze van Deucalion en Pyrrha een mens maakte, begiftigd met alle begrip en verstand. Terwijl die nieuwe mens daar zo gezond en wel staat, komt er een wijze en barmhartige rechter voorbij en zegt tegen deze nieuwe mens: 'Kijk nu toch eens, snoodaard! Dat is jouw boosaardige werk! Waarom viel je als rotsblok zo gewelddadig op deze twintig mensen? Bewijs je onschuld, of je kunt voor deze daad de vreselijkste straf verwachten!' Wat zou de nieuwe mens dan wel tegen de domme rechter zeggen? Niets anders dan: 'Kon ik als zwaar rotsblok dat geen bewustzijn heeft, er iets aan doen dat ik ten eerste ergens op een bepaalde hoogte door een onbekende kracht gescheiden werd van de rest van mijzelf, en ten tweede dat ik zo ontzettend zwaar was, en heb ik ten derde op enigerlei wijze deze verpletterde mensen soms geroepen om hier te wachten tot ik naar beneden zou vallen en hen allen zou doden?!'
Hoofdstuk 70: Zorel rechtvaardigt zijn karakter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[19] Maar ondanks dat alles merk Ik toch, dat er in jou nog veellichamelijke wellust aanwezig is. Ik maak je daar speciaal opmerkzaam op en raad je aan je op dit punt zeer in acht te nemen; want zodra je een wat beter leven zult leiden, zal je vlees, dat nog veel gaten vertoont en nog lang niet van zijn voosheid is genezen, zich beginnen te roeren en dan zal het je veel moeite kunnen kosten om het tot rust te brengen en uiteindelijk de daarin aanwezige oude voosheid volledig te genezen. Hoed je daarom voor alle onmatigheid; want in de on en overmatigheid rust het zaad van de vleselijke wellust! Wees dus in alles matig en laat je nooit, zowel met het eten als met het drinken, tot onmatigheid verleiden, omdat je je vlees anders moeilijk zult kunnen beheersen!
Hoofdstuk 80: De lichamelijke lust. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Ik zeg jullie dit, opdat jullie inzien hoe moeilijk en moeizaam aan de andere zijde de weg is naar de voleinding van het innerlijke leven, en hoe gemakkelijk en vrij dat hier gaat, waar de ziel het stoffelijke lichaam nog om zich heen heeft waarin zij in eerste instantie, hoe en wanneer zij dat maar wil, al haar aanwezige stoffelijkheid kan opslaan. Aan de andere zijde is dat echter niet zo eenvoudig, omdat de ziel dan geen stoffelijk lichaam meer heeft en met haar voeten ook niet meer over een stoffelijke bodem gaat, maar over een geestelijke, die wordt gebouwd uit gedachten en ideeën uit de ziel, en die beslist niet geschikt is om het uit de ziel afgescheiden stoffelijke op te nemen en voor eeuwig in z1ch te begraven.
Hoofdstuk 93: De ontwikkeling van de ziel op aarde en aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Eerst krijg je allerlei gedachten; daaruit ontwikkel je dan ideeën en vormen. Als je eenmaal uit de gedachten en ideeën een bepaalde vorm hebt ontwikkeld, wordt deze door de wil om die te behouden, omhuld. Zodra dat gebeurd is, blijft deze vorm reeds onverwoestbaar geestelijk bestaan en het beeld ervan kun je oproepen, zovaak je dat maar wilt. Hoe langer je echter een op die wijze gevormd idee in jezelf al als een echt voorwerp bekijkt, des te meer voorliefde vat je op voor het gevormde en geestelijk belichaamde idee; er ontwaakt liefde in je voor deze geestelijke vorm. De liefde daarvoor neemt toe, een vuur brandt ervoor in je hart en door de levenswarmte en door het licht van de liefdesvlam wordt het idee, dat nu steeds vastere vormen aanneemt, gedetailleerder, completer, mooier en naarmate het completer wordt begin je er steeds meer nuttige toepassingen voor te zien en je voor te nemen het nu steeds verder ontwikkelde idee uiterlijk vorm te geven en toe te passen.
Hoofdstuk 102: Gedachten en hun verwezenlijking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Uit deze eigenschap ontstaat de liefde, de innerlijke warmte, het streven, de begeerte, de honger en de dorst. Als deze begeerte, die op heerszucht lijkt, zo nu en dan te groot is en teveel aanpakt om in zijn oorspronkelijke ordening onder te brengen, dan wordt het binnengebrachte niet zelden te machtig, tast de eerdere in het wezen reeds aanwezige organische ordening van de ziel aan en trekt deze in de eigen ordening, die goed of beter, maar ook heel gemakkelijk slecht, slechter en uiteindelijk zelfs zeer slecht kan zijn!
Hoofdstuk 133: De vorming van de zielen van de roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Hierbij verlieten echter alle aanwezige hoge geesten samen met de nu vrij geworden ziel onmiddellijk het huis, wat ik meteen aan mijn vader doorgaf, en mijn vader zei tegen de rabbi: 'Wel, nu de ziel van de oude man volledig gescheiden is van zijn lichaam, ga je toch wel naar die mensen die zich bijna blind wenen, om hun te vertellen dat de oude man helemaal dood is?'
Hoofdstuk 135: De rabbi probeert de oude Lazarus weer tot leven te brengen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Het tegengif is dan, als alle zenuwen niet reeds te sterk aangedaan zijn, die bepaalde bouillon; tevens zou men echter die dieren in een groot vat in olijvenolie moeten smoren, en dan zou men naast het drinken van de bouillon, ook het hele lichaam grondig met deze slangenolie moeten inwrijven. Dat zou pas een volledige genezing kunnen bewerkstelligen, omdat het reeds in de zenuwen aanwezige gif zich meteen uit de zenuwen terugtrekt en zich gedeeltelijk via de bouillon in de maag of via de olie, met zijn daarin aanwezige oerelement verbindt en verenigt, en daardoor niet meer op de zenuwen kan inwerken en deze ook niet meer kan schaden.
Hoofdstuk 159: De giftige aard van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] De beide mannenzielen, die vroeger mannen van de weduwe waren, onderkennen dit tekort en brengen dit volgens de goede orde. Zo komt er een nieuw leven in de gestalten van de koeien, alles wordt door elkaar gemengd, daardoor ontstaat een nieuwe organische structuur, en weldra ontstaan daaruit twee volmaakte mensengestalten. Deze worden nu door de aanwezige mannenzielen liefdevol begroet en deze liefde vormt meteen de juiste oerstof voor de overeenkomstige kleding, en zo worden de eerst zo schamele zielen weer voor altijd volledige mensenvormen, begiftigd met de nodige kennis, hetgeen duidelijk te zien is aan het feit, dat zij in westelijke richting vertrekken.
Hoofdstuk 159: De giftige aard van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Wel heeft de vrouwelijke mens ook reeds een natuurlijke stof in zich; zodra de verwekking op de iedereen bekende wijze plaatsvindt, wordt ook een klompje daarvan bevrucht en geactiveerd, maar het wordt nadat het als een druif van een druiventros losgetrokken is; op een daarvoor bestemde plaats gebracht. Daarbij voegt zich dan een reeds rijpe ziel, die gedurende enige tijd deze levensdruif verzorgt tot de daarin aanwezige stof zich zo ver heeft ontwikkeld dat de zich steeds meer samenballende ziel in het nog vloeibare, losse embryo kan binnendringen, waarvoor de ziel ongeveer twee maanden tijd nodig heeft. Heeft zij het embryo in het moederlijf geheel in haar bezit, dan wordt het kind meteen voelbaar levend en groeit vervolgens ook snel tot normale grootte.
Hoofdstuk 120: De verwekking bij het dier en bij de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Na ongeveer twee uur volgens de Romeinse tijd raakte de nevelkolom helemaal vrij van de borstkuil en het onderste deel zag er uit als een gewas met zeer veel wortelvezels. Maar op het ogenblik dat de nevelkolom loskwam van de borstkuil zag ik twee verschijnselen. Het eerste bestond uit het volledig dood gaan van het lichaam, en het andere was dat de gehele, witte, nevelachtige massa in een oogwenk veranderde in de mij maar al te bekende vrouw van de buurman. Meteen omhulde zij zich met een wit, geplooid hemd, groette de rondom aanwezige, vriendelijke geesten, vroeg echter ook meteen duidelijk waar zij nu was en wat er met haar gebeurd was; ook toonde zij zich direkt erg verbaasd over de mooie omgeving waarin zij zich nu bevond.
Hoofdstuk 128: Het door de dood scheiden van ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] IK zeg: "Wel, de reden is zo duidelijk, dat je er haast over zou struikelen! Als je twee stukken hout stevig tegen elkaar wrijft, worden zij warm, heet, en gaan tenslotte zelfs ontbranden en beginnen fel te branden. Waarom gebeurt dat? Omdat de in het hout en in de cellen en organen hiervan aanwezige, natuurgeesten met te veel geweld gewekt worden uit hun zwijgende en doffe rust, al gauw ieder voor zich in een sterk vibrerende beweging raken, en dan als licht en vuur zichtbaar worden. Daardoor activeren zij ook de wat tragere, aangrenzende geesten en tenslotte raken zo alle natuurgeesten in een zeer heftige beweging, of liever, in brand. Als deze beweging of het branden ten einde is, koelen weldra al deze natuurgeesten snel af; hoe heftiger een activering plaats vindt, des te sneller treedt daarna vermoeidheid bij de natuurgeesten op, daarmee de rust en daarmee de koude.
Hoofdstuk 147: De oorzaak van warmte en koude. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Ouran, dit zijn nu alle regels waaraan de ware leraren zich moeten houden; slechts één ding voeg Ik daar nog aan toe namelijk: Iedere echte hemelsbode zal van Mij de gave ontvangen om elke zieke door het opleggen van Zijn handen te genezen. En de echte boden moeten in een gemeente ook eerst de eventueel daar aanwezige zieken genezen; dat zal in de gemeenten een goede gezindheid te weeg brengen, waardoor zij dan eerder voor de nieuwe leer uit de hemelen ontvankelijk zullen worden dan door een nog zo goede toespraak.
Hoofdstuk 165: De echte leraren van het evangelie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Onze pikzwarte huid is in veel opzichten wel een heel zware last voor ons, want in de eerste plaats trekt deze, zoals wij veelvuldig ervaren hebben, de hitte veel meer aan dan een wat lichtere kleur, en in de tweede plaats zijn wij altijd afschrikwekkend lelijk vergeleken bij uw witte gestalte. Hoe mooi is bijvoorbeeld de hemelse gedaante van het hier aanwezige meisje, en hoe lelijk daarentegen die van een meisje bij ons! Wij zien en voelen dat, en toch kunnen wij ons geen andere kleur geven! Wat heeft u een prachtig haar, en wat een lelijk, verward, zwart, kort, wollig haar hebben wij om ons hoofd te sieren! Maar wij morren niet en zijn tevreden met alles wat U, o Heer en Meester, voor ons bestemd heeft!
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] De AANVOERDER zegt: "Behalve de Ich nei maon ('gif heeft hij niet') zouden wij niets weten! Tenzij de hele heuvel een hele tijd oververhit zou worden. Daardoor zou langs natuurlijke weg ook een vernietiging van de nesten en eieren mogelijk zijn. Maar de beste manier zou natuurlijk Uw wil of ook wel die van Uw dienaar zijn! Voorshands bezitten wij echter geen ander middel; want hier blijven om zo door onze blijvend aanwezige, persoonlijke uitstraling de beesten te verstikken, kunnen wij niet."
Hoofdstuk 212: De macht van de Moren over de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[21] Meteen vormden alle aanwezige Moren een halve kring om een groot struikgewas, dat echter sinds lang helemaal verdord was, en zij strekten hun handen en vingers straalvormig naar het dorre struikgewas uit. Binnen enkele ogenblikken begon het struikgewas te roken; de rook werd sterker en sterker en opeens sloegen er knetterend laaiende vlammen uit. Toen echter uit het hele struikgewas de vlammen behoorlijk hoog oplaaiden, gingen alle Moren in een gesloten kring met hun gezichten naar de grond om het vuur liggen en binnen een ogenblik doofde het vuur dermate, dat men van het struikgewas dat voor de helft was afgebrand, nog geen glimmend vonkje meer kon ontdekken.
Hoofdstuk 213: De macht van de Moren over planten en elementen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22