Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

338 resultaten - Pagina 5 van 23

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23
[11] Ja, als rijk en fysiek kerngezond mens kan men het best volgens Epicurius in deze wereld leven; want het principe 'Men moet ter wille van zichzelf eerlijk en verdraagzaam ten opzichte van iedereen zijn, - maar altijd voor zichzelf het eerlijkst!' klinkt wel goed voor wereldse oren, maar de door Gods adem gewekte ziel van een mens huivert daarvan, omdat zo'n Epicurist toch altijd slechts een uitgeslapen egoïst is en alleen voor eigen welzijn zorgt! Wat kunnen hem alle mensen schelen. Kan hij geen voordeel van hen trekken, dan mogen zij allen door de bliksem gedood worden.
Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (RAPHAËL:) 'Ik zeg je dat er een tijd zal komen, dat mensen op ijzeren wegen zo snel zullen rijden als een afgeschoten pijl door de lucht vliegt; dat mensen zullen spreken met de tong van de bliksem van het ene eind van de wereld naar het andere; dat ze in de lucht zullen rondvliegen als vogels, ver weg over zeeën en landen, -en toch zal niemand hen voor magiërs en nog minder voor goden houden! Wel zullen de priesters, die er altijd zijn, steeds alles in het werk stellen om te verhinderen dat het volk op deze wijze wordt voorgelicht; maar hun moeite zal ook altijd volkomen tevergeefs zijn!
Hoofdstuk 46: Het priesterdom als vijand van het licht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Daarom kan een aarde zoals die van ons, niet zo maar door een almachtig 'Er zij!' met alles erop en eraan geschapen worden, maar pas in de loop van de tijd na lange voorafgaande voorbereidingen, waardoor deze tegenwoordige aarde, zoals zij nu is en bestaat, als een noodzakelijk gevolg moest ontstaan. Om dezelfde reden kan dan ook vrijwel niets plotseling volmaakt en blijvend ontstaan. Alles wat snel ontstaat, vergaat ook weer net zo snel. De bliksem bijvoorbeeld ontstaat snel, maar vergaat ook even snel. Aan de andere kant heeft dat echter tot gevolg dat iets wat eenmaal blijvend bestaat, ook zo goed als nooit meer plotseling kan vergaan, maar alleen in fasen zoals het ontstaan is. Iets wat nog nooit voorzien en voorbereid werd, kan dus nooit ten uitvoer gebracht worden door een machtspreuk, ook al wordt deze ondersteund door de krachtigste wil, en dat geldt zowel ingeval van ontstaan als van opheffen en vergaan. Alles kan dus slechts als een tijdelijk wonder gezien worden en ieder gebeuren is een noodzakelijk gevolg van vele periodieke, tijdelijke ontwikkelingsgangen!
Hoofdstuk 2: Hoe wonderen plaats vinden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (ROCLUS:) 'Wij hebben, met een paar zijsprongetjes, nu twee godsbegrippen, die bij elke mens met een redelijk ontwikkeld verstand alleen maar de lachlust opwekken. Bij de Egyptenaren, Grieken en Romeinen wemelt het van grote, kleine, goede en slechte goden; bij de joden zit er maar één op de troon die zeer ernstig en streng rechtvaardig is, maar daarbij toch goed en zo nu en dan barmhartig. Maar kwaad maken mogen de joden, die hij zijn volk noemt, hem ook niet; want verliest hij eenmaal zijn geduld dan valt met hem niet te schertsen. Hij dompelt dan meteen de hele mensheid gedurende een jaar onder water, en als dan het water - god weet waarheen - wegloopt, zijn er miljoenen genezen en hebben nergens meer weet van! Of hij laat over een zondig volkje meteen een halve maand lang bliksem -, zwavel en pekvuur uit de hemel regenen, en met de zonde is ook het volkje van de aarde verdwenen! Ook met pestilentie en andere kwalen is de enige god van de joden zeer vrijgevig; en als hij eenmaal begint zijn tuchtroede over een volkje te zwaaien, dan is er van een spoedig einde nog lang geen sprake! Bij de joden komt derhalve al het goede en kwade van een en dezelfde god, terwijl bij ons Grieken vele goden het een of het ander regelen. Wie er nu met zijn godendom beter aan toe is, zal hier wel moeilijk te bepalen zijn.
Hoofdstuk 23: Roclus' mening over goden en priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Toen ik door Perzië reisde, was ik getuige van een zeer merkwaardig natuurverschijnsel. Het was een gloeiend hete dag, zodat wij met onze karavaan onder grote, schaduwrijke bomen bescherming moesten zoeken tegen de gloeiende zonnestralen. Ongeveer een paar uur voor zonsondergang bemerkten wij een dicht, pikzwart wolkendek, dat vanuit het oosten opsteeg en in onze richting dreef Onze leiders voorspelden een geweldige storm en raadden ons aan het bos niet eerder te verlaten dan dat de storm voorbijgeraasd zou zijn. Dat deden wij en binnen een half uur was de storm met bliksem en donder boven ons. Het kraakte en woedde ontzettend in de bomen en menige sterke tak is toen bezweken en het arme loof van de bomen heeft geweldig geleden. Het begon te regenen, maar niet erg hard, toch werd het donkerder en donkerder. Toen de regen echter een tijdje aanhield, begonnen er tussen de steeds rijkelijker vallende regendruppels uit de wolken ook complete padden bij miljoenen met de regen op de aarde te vallen. Die in het water vielen zwommen vrolijk rond, terwijl er van de padden die op de harde grond terecht kwamen slechts enkele enige ogenblikken in leven bleven. Merkwaardig was het, dat niet lang na deze vreemde storm die ruim een kwartier duurde, toen de bijna ondergaande zon haar hete stralen weer op de aardbodem liet vallen, ook onze padden verdwenen en er niets dan een slijmerige schimmel van hen overbleef en dat ook alleen maar zo hier en daar.
Hoofdstuk 32: De natuurfilosofie van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Wat gebeurt er dan met een mens, die het huis van een ander in brand steekt en daardoor niet alleen diens huis, maar ook alles wat zich daarin bevind, vernietigt en dus van een welvarend burger een bedelaar maakt? Volgens de wet hoort, naar mijn weten, de brandstichter aan het kruis. Als de heer god Zeus echter de vernietigende bliksem in iemands huis slingert en daardoor alles door het vuur laat verwoesten, dan is dat ontegenzeggelijk zeer goed en uitermate wijs! Wee degene die dat niet zo zou opvatten en daar niet muurvast in zou geloven; die zou de PONTIFEX MAXIMUS dan wel de toom van god Zeus op een dergelijke manier laten voelen, dat het afbranden van een huis daarbij vergeleken een enorme weldaad zou zijn! Ik ben echter zo vrij hier te vragen: Als de plaatsvervangers van god de daad van het huizen afbranden die van Zeus uitgaat, als wijs en zeer goed en rechtvaardig beoordelen, waarom vinden zij dan eenzelfde daad door een mens gepleegd zó verdorven slecht, dat zij het nodig oordelen hem daarvoor met de pijnlijkste dood te bestraffen?
Hoofdstuk 34: Roclus vergelijkt menselijke met goddelijke daden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Op de Sinaï heeftjehova ons onder bliksem en donder door Mozes en Aäron wetten gegeven; Hij heeft deze gesanctioneerd en zogezegd een eeuwig verbond met ons gesloten en ons ten strengste verplicht, trouw te blijven aan dit verbond. Hij, de Almachtige, beloofde ons de grootste voordelen voor het leven indien wij aan het verbond en de wet trouw zouden blijven, maar ook de grootste nadelen, als wij het verbond lichtzinnig zouden verbreken. Hij gaf ons echter ook het recht, onze tegenstanders te vuur en te zwaard te vervolgen, zoals ook Josua dat bij Jericho deed en later de grote koning David met de Filistijnen, waar zelfs op bevel van Jehova de kinderen in het moederlichaam niet gespaard mochten worden.
Hoofdstuk 148: De Farizeeën bekennen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] EPIPHANES zei: 'Goede meester, deze verklaring van u is voor mij als een bliksem in de nacht! Een ogenblik is de weg en de omgeving wel verlicht, maar als men verder wil gaan, ziet men echt helemaal niets meer. Maar het begint wel een beetje te dagen en ik maak uit uw woorden op, dat u een zeer bekwaam natuurkundige en een groot antropoloog* (* onderlegd in de menskunde) bent.
Hoofdstuk 212: Twijfel en vragen van Epiphanes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] DE WAARD zegt: 'Ja, mijn Heer en mijn God in Uzelf, nu begint het enigszins helder te worden! De oude volkeren, zoals bijvoorbeeld de Egyptenaren, moeten zeer goed thuis geweest zijn in de leer der analogieën, want hun werken geven nu nog blijk van een structuur waarvan zich nu in onze tijd bijna geen mens meer een voorstelling kan maken"
Hoofdstuk 267: De overeenkomsten of analogieën tussen materie en geest - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] Daarop ging iedereen weer naar binnen en men nam het morgenmaal vrolijk tot zich. Na de maaltijd kregen de leerlingen veel te doen; want de mensen uit de buurt begonnen hun vragen te stellen over de Essenen, en van het een kwam het ander. Het stellen van de vragen en het uitleggen ervan duurde bijna tot de avond en er werd geen middagmaal genoten, behalve wat brood en wijn. Bij deze gelegenheid gaven enkele leerlingen ook blijk van hun vermogen om wonderen te doen, wat de mensen uit de buurt buitengewoon verbaasde en hen des te serieuzer het plan deed opvatten om nauwgezet volgens de vernomen leer te gaan handelen.
Hoofdstuk 275: Een blik in de sterrenhemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (RAPHAËL:) 'Overigens wordt een volk dat een grote fantasie bezit ook daarom al nooit te hoog wetenschappelijk ontwikkeld, omdat de te machtige verbeeldingskracht en de daaruit voortkomende fantasie dat altijd zou belemmeren en tegengaan. Het behaagt deze mensen meer om allerlei onnozele beelden in hun fantasie te zien, dan om logisch juist over het een of andere verschijnsel na te denken; overigens komen de strenge boetedoeningen die je gezien hebt niet zo vaak voor als jij denkt en men je verteld heeft. Want een rijke koopt zich ook vrij, en de arme wordt er alleen toe verplicht wanneer hij zich werkelijk aan een belangrijk vergrijp tegen de bestaande wetten heeft schuldig gemaakt. Er bestaat dus in Indië tot nog toe een dergelijke patriarchale orde, dat men daartegen nog niet meteen met bliksem en vuur uit de hemelen kan optreden. Wel bestaat er een ongehoord grote dosis aan dwaas bijgeloof, dat binnen de perken gehouden moet worden; maar omdat een dergelijk bijgeloof bij al die volkeren die een levendige fantasie hebben altijd rijkelijk voorhanden is, kan men daartegen ook niet meteen met alle geweld optreden.
Hoofdstuk 39: De gevaren van hoge wetenschappelijke ontwikkeling - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Daarginds aan de tafel bij de Heer zitten Zijn voornaamste leerlingen. Wie zijn dat dan? Ik ken ze allemaal! Het zijn vissers, nauwelijks een paar van hen kunnen lezen en schrijven, -verder eerlijke en ijverige mensen! Van hen had er zeker geen, zoals wij beiden, hogere en diepere levenswaarheid gezocht, -en zie, zij hebben een licht gekregen eerder dan wij die ons hele leven lang hebben gezocht! Geloof me, onze namen zullen ondergaan als het licht van een vallende ster en als dat van een bliksem; maar hun licht en hun namen zullen schitteren tot aan het eind aller tijden en gedurende de eeuwigheid! -Wie is er nu beter aan toe, iemand die verder als een heel eerlijk mens op aarde heeft geleefd en gehandeld, of iemand die zijn hele leven heeft gewijd aan onderzoek naar de innerlijke, diepe levenswaarheden?
Hoofdstuk 105: De onbegrijpelijke wegen van de Voorzienigheid. Waarom Stahar ten aanzien van de heer twijfelde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Dat was voor jou een ware bliksem en donderslag. De vrouw werd nu naar voren geleid en op een rustbed geplaatst. De magiër legde haar zijn handen op, waarop ze insliep. Spoedig daarna raakte de maagd in een soort extase en begon met de magiër te praten, waarop deze zei: 'Wie nu iets wil vragen, kan komen, maar altijd hoogstens drie mensen, en onder de voorwaarde dat wanneer zij mensen aanwijst die zich moeten verwijderen, deze hier dan ook zonder meer gehoor aan geven, omdat hun anders iets onaangenaams zou kunnen overkomen! En iemand met een geweten dat niet helemaal zuiver is, moet vooral niet in de buurt van deze vrouw komen, maar via een bemiddelaar de vraag slechts aan mij stellen, dan zal haar door mij heel heimelijk het antwoord ingegeven worden! Deze toestand van de vrouw zal anderhalf uur duren!
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Na geruime tijd vol verbazing gekeken te hebben, opent hij pas weer zijn mond en zegt (EPIPHANES): 'Ja, om zoiets in één moment te kunnen bewerkstelligen moet men bijna wel meer zijn dan een god! Want een god, zoals ik die van de verschillende godsdiensten van de Egyptenaren, Grieken, Romeinen, joden en zelfs Perzen en Indiërs ken, neemt de tijd en doet zijn wonderen op zijn gemak en schijnt zich daarvoor van een aantal grootse middelen en apparaten te bedienen. Er moet een zon zijn, een maan, meerdere planeten en talloze andere sterren. Deze helpen hem onder bepaalde omstandigheden, standen en constellaties de wonderen op deze aarde te verrichten, - waarbij dan, behalve bij een bliksem uit de wolken, alles heel kalmpjes aan gebeurt
Hoofdstuk 217: De wonderbaarlijke verandering van het gebied. Wilsvrijheid opgaan in Gods wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Want Hij, Die eens op de Sinaï tijdens bliksem en donder aan Mozes de wetten gaf, en Wiens geest vóór Adams tijd over de wateren zweefde, staat in deze eenvoudige persoon voor jullie. Of je het nu gelooft of niet, wat hierna komt zal het duidelijk maken! Laten we nu naar huis gaan, en jullie twintig, die nog niet gegeten hebben, gaan eerst een versterkend maal gebruiken!'
Hoofdstuk 6: De bekentenis van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23