Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2924 resultaten - Pagina 41 van 195

...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...
[13] Na deze niet bepaald uitnodigend mooie handeling gingen de scherprechters naar huis, terwijl de lijken ter verdere vernietiging overgeleverd werden aan de vilder en zijn knechten. De wijze van vernietiging was verschillend en is dat nog, als de lijken maar niet begraven worden. Gewoonlijk werden zij verbrand door middel van het vervloekte hout, of gekookt in vervloekt water en daarna als prooi voor de wilde dieren geworpen. De wilde, verscheurende dieren die daarvan vraten stierven meestal. Daarom kookte de vilder dergelijke lijken meestal in het vervloekte water, waarna hij ze dan ter verdelging van wolven, hyena's, beren en vossen in de wijde omtrek heel goed kon verkopen en er veel geld voor kreeg.
Hoofdstuk 132: Het einde van de gekruisigde roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Als echter tienmaal honderdduizend mensen druk bezig zijn om bergen af te graven en grote meren op te vullen, of om zeer brede heerbanen aan te leggen teneinde gemakkelijker oorlogen te kunnen voeren; als mensen hele bergketens dagreizenver afschuinen tot een hoogte van vierhonderd tot vijfhonderd manslengten, of grachten om de bergen graven van tweehonderd tot driehonderd manslengten diep en daardoor de inwendige watersluizen van de aarde openen, zodat de bergen beginnen te verzinken in de leeg geworden grote waterbekkens en het water zo begint te stijgen dat het in Azië bijna boven de hoogste toppen der bergen als een zee begint voort te golven -waarbij nog komt dat bij deze grote verwoesting van de bergen vele honderd duizendmaal honderdduizenden hectaren van de bosrijkste streken mee vernietigd werden, waardoor talloze myriaden aard en natuurgeesten, die voordien de handen vol hadden aan de mooiste en weelderigste vegetatie, nu opeens vrij en werkloos geworden zijn -, vraag jezelf dan maar eens af, hoe de geesten toen in de luchtregionen tekeer zullen zijn gegaan! Wat een stormen en massale wolkbreuken, wat een hagelmassa' s en hoeveel ontelbare bliksems zijn er toen meer dan veertig dagen lang uit de wolken naar de aarde geslingerd en wat een watermassa' s zullen zich toen over bijna geheel Azië verspreid hebben, en dat allemaal door louter natuurlijke oorzaken! Zeg eens, was dat weer Gods toorn en Zijn onverzoenlijke wraak?!
Hoofdstuk 143: De zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Als de mensen zoveel mogelijk volgens de gegeven orde zouden leven, zouden zij dat alles niet hoeven te verwachten. De jaren zouden als parels aan een snoer elkaar opvolgen, het ene net zo gezegend als het andere. Het bewoonbare deel van de aarde zou nooit door te grote koude of te grote hitte geplaagd worden. Maar wanneer de slimme en bijzonder intelligente mensen uit zichzelf allerlei ondernemen wat ver boven hun eigen behoefte uitstijgt, wanneer zij op aarde te grote bouwwerken en te overdreven verbeteringen uitvoeren, hele bergen afgraven om heerwegen aan te leggen, als zij vele honderdduizenden hectaren met de mooiste bossen vernietigen, als zij terwille van goud en zilver te diepe gaten in de bergen slaan, als zij tenslotte zelf onder elkaar in voortdurende twist en onenigheid leven, terwijl zij toch altijd door een groot aantal intelligente natuurgeesten omringd zijn die zowel voor het weer, als de zuiverheid en gezondheid van de lucht, het water en de bodem zorgen, is het dan te verwonderen dat deze aarde steeds meer geteisterd wordt door ontelbare kwalen allerlei aard?!
Hoofdstuk 144: Het ontstaan van rampen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Na deze ceremonie, die bepaald niet hartverheffend was en waarbij iedere vloek het gewaad van de hogepriester op een geweldige scheur te staan kwam, trok weldra iedereen naar de stad terug. Slechts één man, die waarschijnlijk door de welgemeende vervloekingen iets meer dan goed voor hem was van zijn stuk was gebracht, bleef bij een poel staan die niet ver van ons verwijderd was en eigenlijk een oud, nog steeds zeer diep, door de Jordaan veroorzaakt gat was, waarvan sommige dwazen beweerden dat het water van de zondvloed van de gehele aarde door dit gat, dat ongeveer honderd manslengten in omtrek mat, in een jaar en enige dagen verdwenen was. Dat dit gat erg diep is, is waar, -maar bodemloos zal het toch ook wel niet zijn.
Hoofdstuk 149: De zelfmoord van de door de tempel vervloekte Esseen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Toen de lelijke eenden op deze wijze verdwenen waren, tilde de aap het geraamte uit het water en zette het, binnen mijn gezichtsveld, op ongeveer vijf passen van de poel op een mooi stukje gras en zei toen: 'Vader, hoort u in uw behoeftige toestand mijn stem, hoort u wat ik zeg?' Toen knikte de dode schedel van het zittende geraamte en gaf daarmee duidelijk te kennen dat het de woorden van de zoon hoorde en zeker ook begreep.
Hoofdstuk 150: De zieletoestand van de twee verongelukten in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Op die wijze vertelde ik mijn vader meteen wat ik zag. Nadat het hooi was opgegeten, verdween de man van het dak; maar al gauw kwam er een ander, die er heel anders uitzag dan de eerste, met twee emmers water, die de beide koeien het zich daarin bevindende water voorhield om het te drinken, en de koeien dronken het tot de laatste druppel op.
Hoofdstuk 157: Ontwikkeling van de zielsvormen van de twee gestorven vrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Maar laten we daar maar aan voorbij gaan, want men kan onder het begrip 'vogel' tenslotte toch wel alles wat de lucht bewoont in meest algemene zin verstaan, en onder het algemene begrip 'vis' alle dieren die in het water leven. Maar of Mozes de begrippen die hij gebruikt ook zo ruim genomen heeft als voor een goed begrip nodig is, zou ik in geen geval willen beweren!
Hoofdstuk 161: Cyrenius bekritiseert Mozes' scheppingsgeschiedenis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Ten eerste: vanuit een zuiver natuurlijk perspectief, dat een noodzakelijk ontstaan laat zien in zekere perioden volgens de eeuwig onveranderlijke orde van God. Dit is een bron van kennis voor alle natuurwetenschappers en daaruit kunnen zij hun conclusies trekken, die onmogelijk anders dan zeer oppervlakkig kunnen zijn; langs deze weg kunnen zij behoorlijk veel ontdekken, maar daarbij toch nooit een vaste en betrouwbare grond onder hun voeten krijgen.
Hoofdstuk 163: De viervoudige betekenis van de mozaïsche scheppingsgeschiedenis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (Mathaël:) "Dat waren de twee getuigenissen die ik heb meegemaakt. Wat er verder met beiden in het rijk der geesten gebeurd is, weet ik echt niet; ook begrijp ik, ondanks Uw eerdere uitleggingen, zeker nog lang niet wat bij de uit de boom gevallen knaap de beide vleermuizen, die later samensmolten tot een apengestalte, te betekenen hebben, en hoe en waarom tenslotte de ziel van de zelfmoordenaar op de oppervlakte van het water voor mij zichtbaar werd als een geraamte van een dode, waar haast geen leven in zat. Waar kwamen die tien zwarte eenden vandaan en waarom vielen zij het geraamte lastig? Hoe kon de ziel van de knaap, die nog steeds de vorm van een aap had, de tien nare vogels de baas worden? Wat is de betekenis van de kleding, waar kwam die vandaan, en welke invloed had die als zodanig op de beide verschillende zielen?
Hoofdstuk 151: Uitleg over de ziel in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[18] Ik spande mij nu meteen in om iets te zien, maar kon aanvankelijk niets ontdekken, dat wil zeggen niets geestelijks en onheilspellends. Maar na ongeveer een uur ontdekte ik een blauwachtige damp die zich boven het bed van de weduwe verspreidde, en vroeg mijn vader of hij daar ook iets van zag. Hij ontkende dat en concludeerde daaruit dat dit al iets buitengewoons was. Ik zette mijn observatie met de grootste opmerkzaamheid voort en ontdekte in deze blauwe nevel weldra een groot aantal ongeveer vingerlange klapper- en ringslangen, die in de blauwe nevel als vissen in het water rondzwommen..Deze beesten kronkelden ontzettend en vormden de ene ring na de andere en blikkerden vreselijk met hun stalen tongen; maar boven de in zekere zin gefixeerde nevelkring bewoog zich geen van de vele beesten. Ik maakte mijn.vader daar meteen op attent en gaf hem als mijn mening te kennen, dat het in leder geval niet erg aan te bevelen was om te dicht bij het bed te komen. Mijn vader deelde meteen mijn mening, maar hij vroeg mij ook of ik niet het een of andere middel te weten kon komen waarmee de weduwe te helpen zou zijn.
Hoofdstuk 154: De weduwe en haar giftige sfeer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Daarvoor zijn echter geen speciale schoolgebouwen nodig, maar een echte hemelsbode gaat van gemeente tot gemeente en zegt: 'Vrede zij met u; het rijk van God is nu dicht bij u gekomen! ' Als de bode geaccepteerd wordt, moet hij blijven en prediken; wordt hij echter niet geaccepteerd door een gemeente die te werelds en duivels is, dan moet hij verder gaan en zelfs eerst het stof van zijn voeten schudden! Want zo'n gemeente is zelfs niet waard dat een echte hemelsbode het stof hiervan aan zijn voeten meedraagt.
Hoofdstuk 165: De echte leraren van het evangelie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Een ander, die niet zo goed ter been is, zal zijn begeleiders in de trant van een geneesheer uitleggen, dat het schadelijk is om snel te lopen. Weer een ander, die geen speciale vriend is van grote warmte, zal voornamelijk uit eigenbelang het nut van de schaduw benadrukken. De wijndrinker zal bij zijn vrienden het water beslist niet speciaal aanprijzen. Als een man, of hij nu jong of oud is, een oogje heeft laten vallen op het een of andere meisje, zal hij haar steeds wijzen op het gevaar van de omgang met andere mannen, en andere mannen zal hij met mooie woorden en op moralistische wijze terdege waarschuwen om niet onbezonnen met het vrouwelijke geslacht om te gaan. In zo'n waarschuwing zit toch duidelijk behoorlijk wat eigenliefde?!
Hoofdstuk 168: Simon over het moraliseren uit eigenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] GABI zegt: "God, Heer en Meester van eeuwigheid, als ik ooit gelegenheid gehad zou hebben ook maar het honderdste deel te horen van datgene wat ik hier in deze zeer merkwaardige drie dagen gehoord heb, dan zou ik beslist niet zulke miserabele aspiraties gehad hebben; maar - exempla trahunt *(* voorbeeld doet volgen) , -, zoals de Romeinen ook zeggen -ik had immers voorbeelden en toonbeelden die slechter dan slecht waren! En die slechte voorbeelden en toonbeelden voeren daar heel wel bij, en hoe meer zij de kunst verstonden het volk zo veel mogelijk af te zetten en te bedriegen des te beter ging het met hen.
Hoofdstuk 173: Gabi's beginselen als Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar omdat ik je lichaam in een oogwenk kan oplossen, wil dat dan zeggen dat het niet uit vlees en bloed bestaat? ! Of bestaat de aarde daarom ook niet uit allerlei vaste materie en uit water, lucht en een talloze hoeveelheid oerstoffen, wanneer ik haar met toestemming van de Heer, in een voor jou onvoorstelbaar kort ogenblik eveneens zou kunnen oplossen in de oergeestelijke, specifieke deeltjes, die, als zij ook materieel zouden zijn, zo klein zouden zijn dat je er niets van zou zien?!
Hoofdstuk 178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Hij geloofde aan een soort verre, almachtige god, van wie oorspronkelijk alle dingen afkomstig zijn. Maar deze god had ontelbare machtige dienaren en knechten, zichtbare en onzichtbare. Sommigen moesten er heersen over zon, maan en alle sterren, een deel over de aardbodem, een deel over het water, een deel over het vuur en zo verder, een deel over het gras, over bomen en struiken, een deel over de wateren boven en onder de aarde, een deel over de metalen een deel over de vogels in de lucht, een deel over alle dieren in het water en een deel over alle dieren die op de aarde lopen en kruipen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...