Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1535 resultaten - Pagina 41 van 103

...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...
[23] Hierop stonden wij op van tafel en Ik legde de Romeinen de handen op en zegende en sterkte hen. Daarop werden allen opgewekt en vol goede moed en bedankten Mij nog eens mondeling voor alles wat hun in die paar dagen bij Mij ten deel was gevallen.
Hoofdstuk 157: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[24] Wij gingen nu echter ook verder en bereikten weldra de grote herberg. Toen wij die naderden, ontdekte de buitengewoon vriendelijke waard ons ook al en hij kwam ons met open armen tegemoet. Toen hij ons bereikt had, bedankte hij Mij voor de genade, die zijn huis door Mijn bezoek ten deel was gevallen.
Hoofdstuk 159: Onderweg naar de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Daarom moet ieder vooral streven naar de bezittingen van de geest, die het licht, de waarheid en het leven in de ziel is! Wat het lichaam in de juiste mate nodig heeft, zal op deze aarde iedere trouwe arbeider in Mijn wijngaard zeker als vanzelf ten deel vallen; want Ik weet stellig het best wat de mens ook in lichamelijk opzicht, nodig heeft. - Hebben jullie Mij nu allemaal goed begrepen?'
Hoofdstuk 163: Over de wederkomst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] De bedelaar zei: 'Deze Heer hier, die aan jou echte wijn en goed brood gevraagd heeft! Wees blij, want er is jou een groot heil ten deel gevallen, omdat Hij in jouw huis zijn intrek genomen heeft, en je zou Hem dan ook met het grootste respect moeten behandelen!'
Hoofdstuk 170: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Terwijl iedereen nu hals over kop druk bezig was, kwam de waard weer naar Mij toe, bedankte Mij nogmaals voor het bericht en zei heel vriendelijk: 'Heer en meester, ik ben de tweede blinde, die u nu ook ziende hebt gemaakt; want ik begin nu de grote schatten te zien die boven alles verheven zijn, en goed te begrijpen dat in u mijn huis het grootste heil ten deel is gevallen. Ja, wanneer men deze schatten bekijkt met het hart en het verstand, dan ziet men wel hoe volkomen waardeloos alle aardse schatten zijn, en hoe leeg, hoe weerzinwekkend! Maar wat kan een mens, die reeds in de diepste nacht en in volslagen onwetendheid tegen wil en dank op deze wereld geboren is, eraan doen, dat hij het meest waardeloze als kostbaar beschouwt en zich dag en nacht afmat om grote hopen van dat aardse slijk te verzamelen?
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] De zoon keek een poosje met grote oplettendheid nu eens naar Mij en dan weer naar de bedelaar, die nu weer helemaal ziende was, en zei toen: 'Mijn geliefde vader, ik zal mij zeker niet vergissen, wanneer ik zeg dat dit de man moet zijn, over wie ik reeds in Griekenland, in Klein-Azië en zelfs langs de Aziatische oever van de grote Pontus* (* De Pontus was in de oudheid het n.o.deel van Klein-Azië: langs de Zwarte Zee. In 63 v.Chr. door Pompeius onder Romeins bewind gebracht.) veel buitengewoons gehoord heb. Ter wille van hem heb ik in Athene alles verkocht en trok ik naar Palestina, om mij hier te vestigen, hoofdzakelijk om persoonlijk met die grote wonderman kennis te maken - en kijk nu eens, degene die ik bovenal wilde zoeken, bevindt zich nu reeds vrijwel zeker in ons huis!
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Deze woorden stelden Kado en ook zijn vader weer gerust en de leerlingen maakten daarna ook geen opmerkingen meer in die richting, maar prezen ook de voortreffelijkheid van de andere spijzen, waarvan niet eens een derde deel opgegeten kon worden.
Hoofdstuk 174: De maaltijd bij de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Zo beweerden zij dat men God alleen op bepaalde reine plaatsen moest aanbidden en vereren; wie dat niet deed, liet daarmee zien dat hij geen ware achting en ontzag voor God had. Om zulke plaatsen voor de mensen des te eerbiedwaardiger te maken, verrichtte men daar een soort offerdienst, in het begin weliswaar met werkelijk zuivere en weloverwogen goede bedoelingen, aangezien de mensen daar een deel van de opbrengst van hun arbeid en hun inspanningen voor de door God opgewekte leraren moesten offeren, zodat de leraren die zich met het onderricht bezighielden daarmee in hun levensonderhoud konden voorzien.
Hoofdstuk 175: Doel en betekenis van de ceremoniën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Als je nu naar al die stomme krachten en machten kijkt, dan zul je als product van hun ruwe werkzaamheid nooit iets ontdekken, waarin je op zichzelf ook maar het kleinste vonkje van een of andere intelligentie en inzicht zou kunnen zien! Ja, een wijze onderzoeker zal zelfs in de ruwste werkzaamheid van die blinde en stomme krachten en machten een bepaalde ordening en een wijs plan ontdekken; maar die zijn niet het eigendom van die blinde en stomme krachten en machten, maar het eigendom van God, die vanuit Zijn hoogsteigen en eindeloos wijze macht van Zijn wil dergelijke krachten voortbrengt, om voor het een of andere deel van de aarde een goed doel te bereiken.
Hoofdstuk 176: Het wezen van de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Kado zei: 'Omdat U, o Heer en Meester, het wilt, zij het zo in Uw naam! Om deze kwestie voor alle aanwezigen aanschouwelijker en duidelijker weer te geven, zal het nodig zijn om ook iets meer te vertellen over het gebied, waar dat wonderbaarlijke mij overkomen is, aangezien sommigen van de aanwezigen zich waarschijnlijk geen voorstelling kunnen maken van dit eiland, dat voor het grootste deel nog ons bezit is. En nu dus ter zake!
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Toen Ik uitgesproken was, kwam er vanuit de keuken bericht dat het gastmaal klaar was en ook opgediend kon worden. De waard gaf het teken om de spijzen op te dienen. En er werd een grote hoeveelheid zeer goed toebereide spijzen op tafel gezet, deels op Griekse wijze en deels op joodse wijze klaargemaakt, in zilveren schalen, en op Mijn tafel in gouden schalen. De waard en de zoon en zijn vrouwen kinderen, evenals zijn moeder en thuiswonende jongere zusters vroegen Mij nadrukkelijk om aan het avondmaal, dat een waar feestmaal zou zijn deel te nemen, omdat Ik, toen de spijzen opgediend werden, aanstalten maakte om Mij samen met Mijn leerlingen van tafel te verwijderen. Omdat zovelen het vroegen bleef Ik toen samen met de leerlingen aan tafel, en iedereen in het hele huis werd daar buitengewoon blij en opgewekt van. Wij aten en dronken wel ongeveer een uur lang.
Hoofdstuk 174: De maaltijd bij de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Op deze hoogte bevindt zich een oude en nog buitengewoon stevig gebouwde toren, die ook ons eigendom is; die hebben wij voor een deel veranderd in een heel aangename woning, en de onderaardse, zeer ruime kelders ervan tot een wijnkelder verbouwd.
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Twee jaar geleden, zo ongeveer in dit jaargetijde, bevond ik mij met mijn gezin en enkele dienaren op de beschreven plaats en had juist het grootste en beste deel van de goede oogst onder dak gebracht. En aangezien het na gedane arbeid goed rusten is, rustten wij dan ook op een mooie avond op het ruime bordes van ons torenhuis en keken vandaar naar de zee met haar golvenspel, de vissersboten die op de zee ronddobberden, waarvan er ook enkele met hun vangst stevig naar de oever roeiden, en zo was er bij de ondergaande zon nog veel bijzonders te bekijken, wat onze zee steeds in rijke mate oplevert.
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ook deze dag hadden wij onze zaken en werkzaamheden beëindigd en ons nog iets eerder naar ons torenhuis op de berg begeven om uit te rusten en ons te versterken, net zoals wij gisteren hadden gedaan, en maakten het ons op ons balkon breeduit gemakkelijk, terwijl wij verlangend afwachtten of ons ook deze avond een of ander geheimzinnig verschijnsel ten deel zou vallen.
Hoofdstuk 180: Het lichtwolkje verschijnt voor de derde keer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Want een deel van de mensen begint alle middelen aan te wenden om zelf een leven te kunnen leiden op Epicurus manier; een ander en nog groter deel moet daarbij echter ontegenzeglijk in de grootste lichamelijke en nog grotere geestelijke nood ten onder gaan, en dan is op de aarde de ellende en de nood onder de mensen compleet.
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...