Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6869 resultaten - Pagina 41 van 458

...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...
[21] Ik geloof, dat Ik nu voldoende over de waarde van de werkzaamheid gesproken heb, en Ik ben ervan overtuigd dat jullie deze les allemaal hebben begrepen. Dus, als iemand dat wil en vindt dat zijn lichaam slaap nodig heeft, Iaat die dan een bed opzoeken; wie echter gedurende de nacht met Mij waken wil, die blijve hier!' Daarop zeggen allen: 'Heer, hoe zouden wij nu kunnen slapen, als U waakt?! - Alleen moeder Maria schijnt lichaamsrust nodig te hebben, dus kunt U tegen haar wel zeggen dat ze moet gaan slapen.'
Hoofdstuk 221: De nachtprediking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Zij zijn niet onbekend met de sekte der Essenen, die zeer opmerkelijke kennis bezit over de geheime apothekerskunst, waardoor zij menige kwaal kunnen genezen en ook bepaalde verschijnselen te weeg kunnen brengen die door een leek als duidelijke wonderen aangemerkt moeten worden. Als je dit bedenkt, kan er dan uiteindelijk iets anders uitkomen dan dat deze Bethlehemieten mij zonder twijfel alleen maar aanzien voor een Esseen van de vierde, dus hoogste graad, wiens wetenschap zo groot is dat hij de meest verschillende natuurkrachten beheerst en ze naar willekeur kan besturen?!
Hoofdstuk 223: Een les in het geven van onderricht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Als Ik hen echter zonder meer verteld zou hebben, dat Ik als Zoon van de Allerhoogste de beloofde Messias was, dan zouden deze orthodoxe Joden zich bovenmatig zijn gaan ergeren en zouden Mij voor een magiër gehouden hebben die zich het hoogste aanmatigde en die met de satan een verbond had gesloten, en als zo iemand zouden ze Mij ook belasterd hebben, en de genezing van hun hierheen gebrachte zieken zou voor hun de ergste steen des aanstoots geworden zijn! Maar omdat ze Mij nu voor een pure Esseen houden, gaan ze heel gemoedelijk naar huis en loven en prijzen God die de mens zulke geheime kennis en kracht geeft, dat hij de lijdende mensen de zekerste, hoewel wonderbaarlijkste hulp kan geven!
Hoofdstuk 223: Een les in het geven van onderricht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Nu wordt alles heel rustig, en iedereen doet zijn uiterste best om zich te verdiepen in de zelfbeschouwing, en een uur verloopt zo zonder enige storing.
Hoofdstuk 224: Innerlijke zelfbeschouwing. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Satan Iaat echter niet lang op zich wachten; kort na de slag horen de rustenden, die geestelijk actief waren, een angstaanjagend sissen en fluiten, en het duurt niet lang of aan de oever van de zee verheft zich een buitengewoon monster, De kop lijkt op die van een wolf, maar dan minstens honderdmaal groter, de ver uit de bek stekende tong lijkt op een voortdurend wild kronkelende reuzenslang, de beide oren lijken op die van een reusachtige os, de ogen zien er uit als twee grote schotels met gloeiend erts, de voorpoten lijken op die van een reuzenbeer, de achterpoten op die van een leeuw van reusachtige grootte, het lichaam op dat van een krokodil met de staart van een draak. Zijn gebrul is een dreunende slag en zijn adem een onheilspellend sissen en fluiten. Zo komt het uit de zee.
Hoofdstuk 225: De leviathan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Meteen na Mijn woorden Iaat het ondier enige malen na elkaar Zijn ploffende stem horen, en daarna beweegt het zich weer heel rustig, maar toch tamelijk snel naar ons toe, waarbij het zijn vraatzucht maar al te duidelijk Iaat blijken door het voortdurende kronkelende slaan met Zijn lange staart, die zo sterk is als een boom. Maar de leerlingen zijn nu heel goed in vorm en laten zonder vrees en onversaagd het ondier op zich afkomen.
Hoofdstuk 225: De leviathan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Petrus vraagt: 'Hoe word je dan wedergeboren? Moeten dan ziel en geest weer in het lichaam van een nieuwe vrouwen daaruit dan weer opnieuw geboren worden? Of hoe moeten we ons dat voorstellen?'
Hoofdstuk 226: De weg tot wedergeboorte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik, de apostelen en Baram en Kisjonah gaan in het uitmuntend gebouwde schip van Baram, dat twee zeilen en aan beide kanten zes sterke riemen had en daardoor zowel door de wind, als met de roeiriemen voortgedreven kon worden. Wij voeren in de richting van Kapérnaum vanaf het plaatsje Kis, zonder echter het plan te hebben om in Kapérnaum te belanden.
Hoofdstuk 227: Een tochtje op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] 'Je zegt het beslist niet aardig, maar wat je zegt is waar. Als ik nu, zonder veel en in zekere zin verderfbrengend opzien te baren, voor mijn hoge functie kon bedanken, dan was ik volledig bereid om dat voor de genezing van mijn geliefde dochter te doen! Maar denk eens aan het verschrikkelijke opzien, dat deze stap zou veroorzaken! Daarom moet ik het voorlopig tot een beter moment verschuiven.'
Hoofdstuk 229: Het verweer van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Borus zegt: 'Ik ben uitgepraat en kan nu weer een betere weg volgen dan die naar u voerde. Want hier is blijkbaar de hel op aarde, en daarin kan geen engel iets goeds doen, laat staan ik als een altijd nog zwak naar lichaam sterfelijk mens!'
Hoofdstuk 229: Het verweer van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[22] Na deze woorden verlaat Borus, zonder dat ze hem tegen kunnen houden, het huis van de overste en snelt opgewonden weg. Dat gebeurde in Kapérnaum op de tweede dag nadat wij op zee de boodschappers ontmoetten.
Hoofdstuk 229: Het verweer van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Maar voor het feit dat ze zonder mijn toestemming door mijn bergen en bossen een weg hebben aangelegd, worden ze door de Romeinse rechter, die hier in mijn huizen zijn kantoor gevestigd heeft, tot duizend pond zilver veroordeeld; twee derde daarvan is voor de keizer en één derde voor mij volgens de plaatselijke wet.'
Hoofdstuk 231: Booswichten in de val. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Meteen bij het binnenkomen vraagt de voornaamste Farizeeër heel boos aan Faustus: 'Wat is dat voor een manier, om ons priesters van God, terwijl we ons zonder meer al tot alles wat verlangd werd bereid hebben verklaard, nu nog als gewone boeven gevangen te houden?! Zo waar wij dienaars van God zijn: -als men ons niet direkt de volle vrijheid geeft, dan zal God dat weten te bestraffen!'
Hoofdstuk 237: Vervolg van de rechtszitting. (20.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] De Farizeeër zegt: 'Het geheel, inclusief de wagens, is nog net zo onbeschadigd en compleet zoals het ontvangen werd. Wat betreft de beroemde grot, weet ik als mede eedgenoot natuurlijk precies wat deze bevat, en zonder een van ons twaalven kan geen mens de toe en ingang vinden.'
Hoofdstuk 238: Het verhaal van de diefstal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Boven deze opening verhief zich nog een steile wand, die zeker zeventig manslengten hoog was, zodat het zonder ladder onmogelijk geweest zou zijn de opening te bereiken, die zeker veel honing en was bevatte en waar we voortdurend een grote massa bijen zagen in en uitvliegen. Gauw werd een ladder en een behoorlijke hoeveelheid stro en allerlei gras bijeengebracht voor het uitroken van de bijen, en de operatie werd, een paar bijensteken niet meegerekend, succesvol uitgevoerd. Wij wonnen daar een paar honderd pond zuivere honing en net zoveel was; want er waren al veel raten van ongeveer duizend cellen aan beide zijden leeg.
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...