Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16418 resultaten - Pagina 41 van 1095

...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...
[11] Zodra het volk buiten is stappen de oude Farizeeën vol woede in hun harten op Mij af en vragen Mij heel brutaal, wat voor plannen Ik met Ahab heb, of Ik hem ook wil klaarmaken voor de hel?! Als Baram die vraag hoort, ergert hij zich terecht en zegt tegen hen: 'Ik heb ieder jaar mijn belasting tot de laatste cent betaald, en ben daardoor wettelijk bezitter van dit door mij gebouwde huis en daarom duld ik het van niemand, dat iemand die ik in mijn eigen huis als gast eer en verzorg, door vreemden zoals jullie, onaangenaam behandeld wordt! Ik gebied jullie daarom in alle ernst mijn huis ogenblikkelijk te verlaten en je buiten de omheining van mijn bezitting te begeven, omdat ik anders niet wacht om gebruik te maken van mijn duur betaalde rechten als eigenaar!'
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik zeg: 'Wel, Maria is zijn tweede vrouw, hem door de tempel als vrouw gegeven; maar de beide mannen die bij haar zijn, zijn de zonen van Jozefs eerste vrouwen die zetten nu zijn handwerk voort. Maar Ik ben lichamelijk de zoon van Maria en Mijn naam is Jezus!'
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ahab zegt: 'Vriend, je kunt er in ieder geval vast rekening mee houden; want deze oude booswichten zullen al hun best doen om het hele voorval zo ongunstig en zwart mogelijk aan Jeruzalem door te geven! In de eerste plaats de voor hen zeer ongunstige bezigheden van deze goddelijke Meester, dan de totale afvalligheid van heel Jesaïra van het Jodendom, vervolgens mijn gedrag en ten laatste zullen ze Herodes laten weten, dat hij hier al zijn onderdanen heeft verloren, omdat ze zich het Romeinse burgerrecht gekocht hebben! Dat zal in Jeruzalem in één keer alle slechte geesten wekken, en dat zou hier wel eens verscheidene kwade voorvallen kunnen veroorzaken! Wees er daarom op voorbereid en zorg vooraf voor hulp van de keizer, anders zullen deze slechte geesten je veelleed bezorgen. ,
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Maar wat doet dit tempelgebroed, deze echte duivelsknechten?! Zij stuurden een bericht dat ik jammer genoeg ook heb moeten ondertekenen, hoewel Ik tot op heden noch van Jezus, noch van Zijn leer ook maar ooit gehoord, noch van Zijn daden iets gezien had. Volgens dit afschuwelijke bericht zijn nu allerwegen gehuurde spionnen en sluipmoordenaars door de tempel en ook door Herodes en de Romeinse landvoogd aangesteld, om U uit de wereld te helpen!
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Beste, dierbaarste vriend, Meester en Heer! Ik zou U nog veel kunnen vertellen; maar ik zie, dat mijn vertellen van de naakte waarheid U bedroefd heeft gemaakt. Omdat de laster over U te duivels gemeen is, zwijg ik maar over al het andere; het is voldoende dat ik U van het belangrijkste op de hoogte heb gebracht. Het beste aan deze hele zaak is nog, dat de satan dom is en door werkelijk wijzen en slimmen gemakkelijk schaakmat gezet kan worden, wat in Uw geval des te makkelijker zal gaan omdat U buitengewoon wijs bent! Laten we er maar niet meer over praten!
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Bij U vergeleken ben ik weliswaar maar een heel eenvoudig mens; maar deze slechte booswichten wind ik allemaal heel makkelijk om iedere vinger! En ik vind het zeker geen zonde om de satan zo hard als dat maar mogelijk is ergens tegen op te laten lopen. Want dat dwingt hem om zich weer voor een tijdje heel bescheiden van het kwade gevechtsterrein terug te trekken; en zo wint de wijze en slimme mens weer tijd om zijn geest met edeler zaken bezig te houden, in plaats van steeds maar door met de satan ruzie te maken.'
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Dan zeggen Baram en Kisjonah tegelijk: 'Hooggeëerde moeder, die God de eindeloze genade heeft waardig bevonden, om door haar de allerhoogste zoon van alle hemelen in deze slechte wereld te laten geboren worden, maakt u zich daar maar geen zorgen over! Kijk, in de eerste plaats zijn wij staatkundig gezien geen Joden meer, maar naar buiten toe zijn wij Grieken, hoewel wij in onze harten echte Mozaïsche Joden zijn! Beiden zijn wij - de Heer zij alle lof - rijk; kom daarom met al uw verwanten bij ons wonen, en u zult niets te kort komen!'
Hoofdstuk 190: De leer van het Rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] In deze mededeling wordt U door Jeruzalem op een zodanige wijze als volksbedrieger, verleider en opruier in opspraak gebracht, zoals dat tot op heden, zo ver ik weet, nog met geen mens gebeurd is. De dochter van Jaïrus zou helemaal niet dood-- zijn geweest toen men U riep om haar te genezen of uit de dood op te wekken, maar ze was helemaal gezond geweest en had, om U te beproeven, alleen maar gesimuleerd! Toen U' kwam en 'talitha kumi' tegen haar zei, werd het de overste geheel duidelijk dat U een bedrieger was en geen verstand had van de echte geneeskunde; want als U als een genezer een mens en zijn kwalen had kunnen beoordelen, dan zou U op het eerste gezicht al gezien hebben dat het meisje niet alleen niet dood, maar daarbij ook nog kerngezond was!
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Aan de zee zal Ik eerst het volk nog door middel van beelden veel over het Rijk der hemelen onthullen, opdat niemand zich te eniger tijd verontschuldigen kan door te zeggen: 'Hoe zou ik dat hebben moeten geloven en doen, terwijl ik er nooit iets over hoorde?!' Als de oude booswichten komen, dan moet het volk hen niet tegenhouden opdat ze zich eens nog minder zullen kunnen verontschuldigen.
Hoofdstuk 190: De leer van het Rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zette Mij op het zeer ruime dek van het schip en begon veler!.ei zaken in beeldspraak aan het volk te vertellen; de reden voor Mijn beeldspraak was, dat de domme Farizeeën het dan niet zouden begrijpen. Maar het volk, dat hier wat sneller van begrip was, begreep wel wat Ik hen vertelde.
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Wat deed Ik hier, en wie denken ze dat Ik ben? Zij zijn allemaal blind en doof. Hun evenbeeld heb je gisteren gezien aan de blinde en tevens stomme man die Ik heb genezen. Zoals hij lichamelijk was, zo zijn zij geestelijk, en Ik spreek tegen hen in gelijkenissen opdat de voorspelling van Jesaja door hen vervuld wordt, die zo luidt: 'Met de oren zult u het horen en toch niet begrijpen, en met ziende ogen zult u het zien en daarbij toch niets verstaan! (Matth.13:14)
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Het zaad dat op de rotsgrond viel, betekent het volgende: Een mens hoort het woord en aanvaardt het met veel vreugde. (Matth.13:20) Maar omdat zo iemand net als een steen te weinig levensvocht, waarvoor een moedig hart alleen borg staat, en ook te weinig grond, ofwel vaste wil, in en boven zich heeft en daarom ook net als een steen afhankelijk is van het weer om vochtig of droog te zijn, en dus met het weer meedraait, ergert hij zich erg en wordt kwaad als hij allerlei ellende en vervolging ter wille van Mijn woord moet ondergaan (Matth. 13:21) en lijkt daarom juist op een door de zon verhitte steen, waarop Mijn woord natuurlijk geen wortels kan krijgen en tenslotte helemaal verdorren moet.
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] En kijk, daar aan de oever staan veel van zulke stenen, die nu ter wille van Mij erg kwaad zijn op de slechte Farizeeën. Ze zien nu echter tijdens Mijn aan hen gerichte woorden, dat zich boven hun hoofden allerlei ellende en vervolging samenpakt. Door te veel ergernis enerzijds en te veel vrees anderzijds doden ze nu Mijn woord in hun hart, want ondanks alle tekens die zij hebben gezien, en ondanks al Mijn uitdrukkelijke verzekeringen geloven zij toch niet dat Ik voldoende machtig ben om ze te beschermen tegen al het kwade. Op deze manier lijken ze op de steen waarop het zaad viel.
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[23] Of doen jullie, als Mijn leerlingen, onrecht, als je Mij volgt en tempel en Farizeeën en alle schriftgeleerden verlaat, en daardoor het laatste vonkje vertrouwen dat je in hen had, bij hen wegneemt en het aan Mij geeft, terwijl Ik door Mijn daden en woorden toch al zoveel vertrouwen bezit?! Ik denk, dat het jullie nu wel duidelijk is dat er absoluut geen onrecht gebeurt als, zoals Ik jullie vertelde, eenmaal van degene die niet heeft volgens dat getal dat Ik noemde, ook dat wat hij heeft wordt afgenomen.
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Het hemelrijk is ook als een zuurdeeg dat een vrouw nam en door drie schepels tarwemeel mengde, net zolang tot het hele meel gezuurd was.' (Matth.13:33)
Hoofdstuk 192: Onkruid tussen de tarwe, mosterdzaad en zuurdeeg. Op de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...