Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

7380 resultaten - Pagina 41 van 493

...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...
[5] Ieder dier is beter af dan de mens, de zich verheven wanende heer der schepping! Jullie Romeinen kunnen met jullie scherpe zwaarden wel de woede van de leeuw bestrijden en tijgers, luipaarden en hyena 's moeten vluchten voor het luide gekletter van jullie schilden en lansen maar als jullie ergens door kwade demonen worden overvallen, met wat voor wapens kunnen jullie dan deze onzichtbare vijanden te lijf gaan? Jullie kunnen daar misschien weinig over verhalen, hoewel een Delfische spreuk vaak meer kracht had dan een heelleger! Maar wij kregen te maken met zo'n geheime kracht en macht en konden ons daar niet tegen verdedigen! Wij moesten duivels worden en omdat wij dat niet wilden, ontnamen de slechte demonen ons ons gehele bewustzijn, lieten het lichaam wel voortbestaan als een machine en gebruikten deze machine toen God weet waarvoor! Dat deze beslist niet v.oor iets goeds is gebruikt, zie je wel aan het ellendige uiterlijk van onze huid! Daarom willen we alleen maar dood, maar wel de totale dood! Na het graf geen leven meer in welke vorm dan ook!"
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] MARCUS, die de titel 'goede duivel' toch niet zo erg aanstaat, zegt: "Het is wel waar, dat de Godskinderen op deze wereld vaak veel moeten doorstaan, maar wat staat hen later aan de andere zijde van het graf te wachten? Wat een onvoorstelbare overvloed van steeds groeiende en zich steeds maar vermeerderende zaligheden! Als een Godskind daar goed over nadenkt, kan het zich tijdens dit korte leven best door een kleine vernedering op de proef laten stellen. "
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] De helderheid van de ziel, of de eigenlijke primitieve, intelligente levenskracht, neemt door zwaar lijden en pijn van haar lichaam aanmerkelijk toe. Zij ziet en hoort alles wat voor de ogen en oren van de natuurmensen vaak nog erg ver weg is en je behoeft je er helemaal niet over te verbazen dat ik je daarnet vertelde over meer hemellichamen want mijn ziel heeft ze beter en duidelijker gezien dan jij ooit deze aard~ gezien hebt en ook ooit in dit leven van jou zult zien. Daarom kan ik terecht melding maken van alles wat mijn ziel heeft gezien in de eindeloze ruimte! Maar nu houd ik erover op en zeg jij ons wat we nu moeten doen! Want hier kunnen wij toch onmogelijk blijven!"
Hoofdstuk 25: Mathaël's opvatting over de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Je ziet wel de mooie golving van de zee, maar de.dood brengende monsters onder de lieflijk spelende golfjes zie je niet! Jij ziet overal een verheven leven aan het werk, wij zien niets dan de dood en een onophoudelijke achtervolging van al het goede en betere leven. Jij ziet alleen maar vriendschap en ten opzichte van het geringe aantal vijanden dat je ziet, heb je ook macht genoeg om te denken dat zij voor jou geheel onschadelijk zijn; wij zien daarentegen niets anders dan vrijwel zuivere, voor het grootste deelonoverwinnelijke vijanden!
Hoofdstuk 26: Toespraak over de strijd in de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Ga en verdwijn met zo'n vervloekte wereld en met zo'n vervloekt ellendig bestaan! Dat is zelfs voor de ergste duivels te slecht, Iaat staan voor een naïeve, onschuldige mensenziel! Een God boven alle sterren kan wel lachen, maar de arme, onmachtig geschapen mens moet lijden, huilen vloeken en vertwijfelen! Waar is dan de Heiland die ons dit ellendig.e bewustzijn, vrije mensen te zijn, teruggaf? Heus, hij hoeft daarvoor nooit op onze dank te rekenen, want hij heeft ons daarmee alleen maar aan een nieuwe ellende prijs gegeven! Voor zo'n weldaad zullen wij hem in der eeuwigheid nooit dankbaar zijn, tenminste, als wij dit vervloekte leven eeuwig moeten doormaken! Maar als hij ons met zekerheld de eeuwige, totale dood kan geven, dan zullen wij bij voorbaat zo dankbaar zijn als maar enigszins mogelijk is!
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Wie zijn jullie, mooi uitgedoste Romeinen, eigenlijk? Het gaat jullie op deze wereld zeker beter dan.ons! Jullie zien er goed uit! Ja, ja, wie de satan in luister en alle mogelijke pronk goed weet te dienen, die gaat het goed op de wereld! Wie niet door. duivels gekweld wil worden, die moet zelf een duivel worden, dan heeft hij geen last van de duivels! Dienaren van God zijn, is wel het meest absurde van alles wat belachelijk is! Gods hulp moet men wensen en God uit al zijn kracht liefhebben! 0, mooie woorden en toch geen vonkje waarheid daarin! Wij waren toch dienaren Gods met lichaam en ziel en riepen net als de vogels van kindsbeen af: 'Heer God Zebaoth, help ons en alle mensen die van goede wil zijn!' En zie ons aan, hoe de lieve Heer God Zebaoth ons heeft geholpen! Ook jullie hebben macht in handen, namelijk die van de duivel en je kunt nu met ons doen wat je wilt; maar dit ene smeken wij jullie, ga toch een beetje menselijker met ons om dan de vorige duivels, die ons aan één stuk door hebben gekweld! Als ook jullie weer duivels van ons willen maken, maak dan meteen maar liever hele dan halve duivels van ons! Wij zullen dan zien of wij als hele duivels beter kunnen leven dan als gedwongen halve!"
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Kijk, alle macht komt tot op heden van de duivel der duivels en zijn huis is vergoten mensenbloed, vermengd met het bloed van arme en goede duivels, zoals jij er één bent, -en noemt men dat hier de heerschappij van God?! Jawel, ook een heerschappij van God, maar niet van zijn liefde, maar van zijn toorn! Waarom een God echter vertoornd is, weet geen schepsel! Veel dieren behoren tot de enige gelukkige schepsels van deze aarde, maar de in wezen zeldzame mens is het lastdier van alle kwaad op deze miserabele wereld! Hij kan niet hard genoeg lopen om als een gazelle voor al het kwade op de vlucht te gaan! Zijn handen zijn breekbaar als was, hij is naakt en heeft van nature nog niet eens zoveel wapens als een bij of een mier om zich tegen een vijand te weer te stellen. Als je een groep tijgers ziet, dan zijn het allemaal tijgers en zie je een groep leeuwen, dan zijn dat allemaal leeuwen, dus met dezelfde aard en deze roofdieren leven heel goed met elkaar; maar als je een groep mensen ziet, dan zijn die menselijk uitziende wezens niet allemaal mensen, maar voor het grootste deel duivels! En daarom is er steeds ruzie, onvrede en oorlog onder hen! Al het slechte zit in de duivels en in de mensen alleen de aanleg voor het goede, die erg bedorven kan worden temidden van zoveel duivels en de mens wordt dan minstens een halve duivel óf hij moet verdragen wat wij hebben verdragen! Maar er zijn verschillende duivels onder de duivels van deze schandelijke wereld, grote en kleine; maar zij zijn allemaal goed te herkennen aan het feit dat zij allemaal zonder arbeid en krachtsinspanning zo goed en gemakkelijk mogelijk willen leven. Zij willen ook overal de eersten zijn en veel respekt en aanzien genieten; zij weten zich overal aardse goederen te vergaren, kleden zich voortreffelijk en degene, die hen niet altijd heel nederig groet, achtervolgen zij tot de dood!
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] 'Gij zult niet doden!' moet God tegen Mozes hebben gezegd, maar aan David gaf diezelfde God opdracht om tegen de Filistijnen en Ammonieten op te trekken en ze met hun hele hebben en houden, vrouwen en kinderen, te vernietigen! Een mooi leven is dat en een logica zonder weerga! Had een almachtige God dan geen middelen genoeg om de volkeren die hij haat, van de aardbodem te verdelgen? Waarom moest dan tegen het aan Mozes voor alle mensen gegeven gebod in, een mens met vele duizenden krijgsknechten opgeroepen worden er op uit te trekken en niet slechts één, maar vele honderdduizenden alleen maar dáárom te doden, omdat zij volgens het woord van een ziener, aanstoot gaven tegenover God. Wat de bedoeling is van zulke zieners en van zulke koningen, die God aanstelde om hele volkeren gewoonweg van de aarde te verdelgen, zal hij wel het beste weten en dat zullen waarschijnlijk de zieners en de koningen heimelijk óók wel!
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] leder leven is steeds een strijd met de dood, net zoals iedere beweging een voortdurende strijd is met de rust die steeds probeert te storen. De rust zelf echter strijdt steeds met de beweging omdat in haar de doorlopende drang naar beweging steeds strijdvaardig klaar staat.
Hoofdstuk 26: Toespraak over de strijd in de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Sinds jouw oereerste levenskiem heb je tot nu toe steeds maar gestreden en verder zul je eeuwig steeds opnieuw weer strijden; en zolang je zult strijden, zul je ook een leven hebben, maar geen ander dan alleen maar één dat voortdurend strijdt, dat slechts zeer spaarzame momenten van zaligheid zal kenen! Maar wanneer zal uit deze eeuwige strijd eindelijk de volle overwinning te voorschijn komen in de vorm van een echte zaligheid, waarin geen strijd meer wordt gevoerd?
Hoofdstuk 26: Toespraak over de strijd in de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] MATHAËL zegt: "Zwakke, aardse zuigeling, ik heb medelijden met je! Je hebt, zoals ik nu in mijn ziel zie, toch al zóveel wijze woorden vol kracht, vol leven en vol waarheid gehoord en je hebt met je ogen gezien waartoe Gods woord in staat is en kunt in je hart nog steeds de diepten van veel gedachten niet peilen!
Hoofdstuk 27: Mathaël over het innerlijke leven van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Ja, ja, vriend, kijk, je houdt nog teveel van je leven en bevindt je er midden in. Maar vanuit dat standpunt is het leven juist het slechtst te herkennen.
Hoofdstuk 27: Mathaël over het innerlijke leven van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Vriend, men moet het leven, d.w.z dit aardse leven, volslagen verloren hebben, dan weet men pas wat het leven is!
Hoofdstuk 27: Mathaël over het innerlijke leven van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Vind je dit geen treffend beeld? Jouw leven is nu ook nog weliswaar rein, maar overigens heel rustig, koud water in de pot van je lichaam. Jouw pot kan wel behoorlijk naar alle kanten heen .en weer worden bewogen, maar daaruit zul je toch je levenskracht met leren kennen. Integendeel, hoe meer het water in zijn koude rusttoestand. wordt bewogen, zoals dat bij alle belangrijke wereldse mensen het geval is, des te minder herkent het levenswater in de sterk bewogen mensenpot zichzelf en zijn omgeving, want een bewogen spiegelend watervlak laat geen zuiver beeld meer zien, maar een erg vertekend.
Hoofdstuk 27: Mathaël over het innerlijke leven van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Hoe veelsoortiger de dingen op een zich allengs steeds meer ontwikkelend hemellichaam werden, des te uiteenlopender, hoewel kleiner, moesten de daarop volgende dingen zijn. Tenslotte veroorzaakten de zeer grote aantallen dingen op de werelden en de ontzettende uitbreiding van de werelden zelf, wetten en activiteiten, waaruit de eerste sporen van een bewust leven begonnen te ontstaan. Toen er echter eenmaal één levensvonk was ontstaan volgens de hiervoor beschreven, onvermijdelijke loop der dingen, moest daar een tweede op volgen en op den duur miljarden, die met elkaar opnieuw nieuwe wetten deden ontstaan die de aanleiding werden voor de ontwikkeling van een meer volkomen leven. En zo zal het leven zich door de in zichzelf gevonden levenswetten tot een zeer hoge levens potentie hebben ontwikkeld, zodat nu pas de meest intelligente levenskracht die zichzelf en haar hele omgeving goed kent, met terugwerkende kracht' de voorafgegane stomme natuur gaat ordenen en aan zichzelf gaat onderwerpen!
Hoofdstuk 25: Mathaël's opvatting over de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54  ...